• No results found

Ontsnipperingsmaatregelen: verwijdering van wegen en infrastructuur ten behoeve van

In document 1.2. Doel van het project (pagina 131-134)

6. BEHEERSVOORSTELLEN IN HET PROJECTGEBIED

6.2 B EHEERS - EN INRICHTINGSMAATREGELEN IN HET PROJECTGEBIED - KORTE TOT MIDDELLANGE

6.2.1 Inleiding

6.2.2.5 Ontsnipperingsmaatregelen: verwijdering van wegen en infrastructuur ten behoeve van

Om het herstel van het duinmassief toe te laten, zal een gedeeltelijke of volledige opheffing van sommige verharde of halfverharde wegen en puinresten van aangelegde wegen noodzakelijk zijn. Het betreft wegen of weggedeelten die enerzijds van marginale verkeerstechnische betekenis zijn, maar anderzijds door opheffing een verkeersveiliger situatie teweegbrengen. Zowel in het noordelijk als het zuidelijk duingebied (ten opzichte van de Koninklijke Baan) kan op die manier een verdere degradatie van het duin voorkomen worden. Het reduceren van een aantal paden laat ook toe om een meer aaneengesloten landschap te creëren en te herstellen.

De verwijdering van de kunststof duinfixerende schermen in het deelgebied Hoge Blekker kadert eveneens in het landschappelijk en ecologisch herstel van stuivend open duin.

Qua verharde wegen betreft het de verwijdering of aanpassing van (figuur 33):

deel Panoramalaan-Hoge Blekkerlaan (Hoge Blekker)

Het Vlaams natuurreservaat rond de Hoge Blekker wordt doorsneden door de Hoge Blekkerlaan en de Panoramalaan. De te ontharden weggedeelten van beide wegen

hebben een geringe en gemakkelijk vervangbare ontsluitende functie voor de aanwezige woningen in het gebied. Daarom wordt voorgesteld om de weggedeelten (over een lengte van ca. 310 m) uit te breken om de geïsoleerde duinpercelen resp. ten westen en ten noorden van de Hoge Blekkerlaan en de Panoramalaan met het Hoge Blekkergebied te verbinden.

Gezien in het Hoge Blekkergebied spontane verstuiving wordt nagestreefd, zullen in het gebied geen halfverharde paden t.b.v. de recreatie worden aangelegd. De opgebroken weggedeelten zullen in deze optiek dan ook niet voorzien worden van een verharding. Wandelaars kunnen dit pad wel nog verder blijven gebruiken.

De parking aan de Hoge Blekkerlaan kan worden behouden en ingericht als toegang gemotoriseerd verkeer gebruikt als sluipweg tussen de Koninklijke Baan en de Leopold II laan. Doordat langs deze weg het Witte Burg wandelpad loopt, levert dit een gevaarlijke (verkeers)situatie op voor de wandelaars en fietsers. Bovendien werkt de weg sterk versnipperend in dit reeds sterk door bebouwing en wegen versnipperde deelgebied.

Daarom wordt voorgesteld om het centrale deel van de Egelantierlaan, tussen de twee huizen, niet meer te laten fungeren als weg voor gemotoriseerd verkeer. Hiertoe dienen twee baanvakken van asfalt opgebroken te worden over een afstand van ca. 220 m, en vervangen te worden door een landschappelijk inpasbare verharding (bijvoorbeeld kleischelpen), zodat de verbinding behouden kan blijven als wandel- en fietspad. Kleischelpen bestaan grotendeels uit kleispecie vermengd met schelpen. Het is een materiaal dat voor een geringe fixatie van het zand zorgt, maar tevens landschappelijk inpasbaar is door zijn kleur die deze van het duinzand benaderd.

Om te verhinderen dat gemotoriseerd verkeer toch nog gebruik maakt van de weg, dienen aan het begin en einde van de wandel- en fietsweg houten (door de politie- of andere hulpdiensten verwijderbare) paaltjes geplaatst te worden.

deel Guldenzandstraat (Doornpanne)

Er wordt een ontharding voorzien van de Guldenzandstraat over een afstand van ca.

480 m, waarbij de weg zijn functie kan behouden als toeristische verbinding (zonder functie voor doorgaand, gemotoriseerd verkeer). De ontharding van de weg beoogt een herstel van het contact tussen de verschillende duingebieden en zal als neveneffect tevens in het stoppen of verminderen van sluikstorten resulteren, alsook in een verbeterde,veiliger situatie voor fietsers en voetgangers. Uit een enquete die in de zomer van 2000 in de Doornpanne werd gevoerd door de WVT, bleek immers dat heel wat respondanten ontevreden waren over de drukke verkeerssituatie in de Guldenzandstraat. Ook tellingen ter plaatse bevestigen dit: uit de telling op 12 augustus 2000 bleek dat er in beide richtingen 471 auto's en 29 brom- en motorfietsers passeerden langs de Guldenzandstraat. Dit is een situatie die de veiligheid van de hoge aantallen fietsers en wandelaars (ca. 600) niet in de hand werkt, te meer daar de snelheid van het gemotoriseerd verkeer hoog ligt en er geen apart fiets- of wandelpad is (H. Cnockaert, WVT, voorlopige versie 20/12/2000).

De breedte van het nieuw aan te leggen wandel- en fietspad zou 3 m bedragen. Deze breedte is noodzakelijk voor het kruisen van de recreanten in beide richtingen en om een uitloopeffect te vermijden. Na verwijdering van de bestaande verharding, wordt een verharding in kleischelpen voorzien. De aanleg van deze lokale verharding is wenselijk, gezien de hoge gebruiksfrequentie door wandelaars en fietsers.

De weg kan als dienstweg door de IWVA en Afdeling Natuur verder gebruikt worden.

oostelijk deel Witte Burg (Witte Burg)

Het deel van de Witte Burg (straat), gelegen ten westen van de parking Witte Burg en ten oosten van het (stuif)duin, is verkeerstechnisch van geen belang. Bovendien overstuift dit deel regelmatig, zodat een opheffing van dit deel van de weg (ca. 130 m) gewenst is.

Er wordt geopteerd voor een ontharding van de westelijke helft van de rotonde, zodat doorgang van gemotoriseerd en ander plaatselijk verkeer nog mogelijk is in zuidelijke richting (Witte Burg) en vice versa (van de Witte Burg naar de Leopold II laan).

westelijk deel Witte Burg (Witte Burg)

Momenteel loopt een verharde weg (Witte Burg) tussen de Doornpanne en de Witte Burg. Deze weg wordt niet alleen door de bewoners van de Witte Burg gebruikt, maar fungeert tevens als sluipweg voor gemotoriseerd verkeer. Dit levert een gevaarlijke verkeerssituatie op naar wandelaars, fietsers en ruiters, die veelvuldig van de weg gebruikmaken. De weg maakt immers deel uit van het Doornpannewandelpad en ruiters maken veel gebruik van de weg, om vanuit de Doornpanne door te steken naar de Witte Burg. Deze smalle verbinding staat op het gewestplan ingekleurd als natuurgebied en werd voorgesteld als EG-Habitatrichlijngebied (in een groter geheel).

Uitgaande van voorgaande factoren, wordt geopteerd voor een aanpassing van dit weggedeelte voor gemotoriseerd verkeer. Het plaatsen van paaltjes om een wegversmalling te bekomen volstaat hiervoor.

deel Bettystraat (Schipgatduinen)

Het deel van de Bettystraat tussen de Koninklijke Baan en de Rolandstraat heeft verkeerstechnisch weinig betekenis. Enkel het eerste deel van de weg wordt gebruikt voor gemotoriseerd verkeer naar het geïsoleerd gelegen huis in de Schipgatduinen.

Sporadisch wordt de weg die verder loopt richting strand door gemotoriseerd verkeer gebruikt.

Gezien het sterk versnipperend effect van deze weg, wordt geopteerd voor een volledige ontharding van de weg over de bedoelde lengte (ca. 200 m), t.t.z. het gedeelte van de Bettystraat tussen de splitsing van de weg naar het huis in de Schipgatduinen en de Rolandstraat. Hiertoe dienen de resten van asfalt, kasseien en boordstenen verwijderd te worden. Om te voorkomen dat gemotoriseerd verkeer (auto's, terreinwagens,…) toch nog de doorgang zouden gebruiken, wordt voorgesteld om een houten (niet-verwijderbaar) paaltje te zetten aan begin en eind van de (opgebroken) weg.

deel weg verkaveling loopduinrelict (Witte Burg)

Vóór de goedkeuring van de Duinendecreten, die het loopduinrelict van bebouwing vrijwaarden, werd een verharde weg aangelegd in het gebied van het loopduinrelict.

Het betreft een weg in T-vorm, waarvan de oostelijke helft naar een (recent gebouwd) huis loopt. Aangezien de westelijke vertakking niet door (gemotoriseerd) verkeer gebruikt wordt en nutteloos is, en gezien de bescherming door de Duinendecreten geen bebouwing meer mogelijk, is afbraak van deze wegverharding (ca. 30 m) wenselijk.

Het voorstel van de ontharding van de Guldenzandstraat en de Egelantierlaan stoot op verzet van de gemeente Koksijde. Zowel Afdeling Natuur als de Provincie West-Vlaanderen staan positief en achten het wenselijk deze straten te ontharden en niet toegankelijk te stellen voor gemotoriseerd verkeer.

De restanten van wegverhardingen in de Doornpanne dienen, zoals gesteld in het beheersplan (IWVA 1994) verwijderd te worden. Aangezien een aantal dienstwegen behouden dienen te blijven ten behoeve van gemotoriseerd verkeer en de toegankelijkheid tot de infiltratiekanalen (zuidelijk deel Doornpanne), zal hier de

wegverharding niet verwijderd worden. Het centrale en meest westelijk deel van het Doornpannewandelpad kan hierbij behouden blijven, evenals de centrale noord-zuid as doorheen het gebied. Een gedetailleerde bespreking van de padeninfrastructuur en -inrichting wordt gegeven in deel 6.2.3.1.3.

De andere wegverhardingen en restanten van puin dienen verwijderd te worden. Uit een enquete van de WVT in de Doornpanne (zomer 2000) bleek trouwens dat slechts 40% van de wandelaars de paden gemakkelijk begaanbaar vonden. Ze ijverden ervoor dat de paden met puin en betonresten zouden verwijderd worden, en dat die paden die momenteel als Doornpannewandelpad gebruikt worden beter begaanbaar zouden zijn.

Ook in de Schipgatduinen dienen puinresten van (verharde) wegen opgeruimd te worden. Het betreft puinresten (breuksteen en asfalt) van de weg (ca. 450 m lang), vertrekkende in noordelijke richting vanaf de Schipgatduinen.

Voor de locatie van deze inrichtingsmaatregelen verwijzen we naar figuur 33.

Het is vooral van belang dat bij de uitvoering van de werkzaamheden geen schade wordt toegebracht aan (kwetsbare) vegetaties. Het verdient de voorkeur dat zoveel mogelijk puin wordt afgevoerd via nog bestaande of later op te breken verharde wegen. Ook andere beheersingrepen (kapbeheer, plaatsen afrastering) dienen daarom te gebeuren vóór de verwijdering van de verharding of puin van wegen.

Voor meer details omtrent de recreatieve herinrichting van het padennet verwijzen we naar 6.3.3.1 (Herstructurering van het recreatieve padennet).

In document 1.2. Doel van het project (pagina 131-134)