• No results found

Abiotische doelstellingen

In document 1.2. Doel van het project (pagina 115-118)

5. GEBIEDSVISIE VOOR HET PROJECTGEBIED (FIGUUR 28-29)

5.2 D OELSTELLINGEN VANUIT NATUURBEHOUD

5.2.6 Abiotische doelstellingen

5.2.6.1 Hydrologische doelstellingen

Een natuurlijke waterhuishouding is van essentieel belang voor het herstel en de instandhouding van de (freatische) flora in het projectgebied (en langs de kustduinen in het algemeen). Wegens de vaak geringe dikte van de biologisch actieve laag (met name in jonge vochtige pannen) werkt een vrij geringe grondwaterstandsdaling reeds sterk nivellerend op de flora. Ook geomorfologisch werkt een grondwaterstandsdaling of verandering van het fluctuatietraject nefast: de ligging van de grondwatertafel bepaalt namelijk de diepte van uitstuiven van pannen. Indien deze (geomorfologische) dynamiek van verstuiving wegvalt, zal ook het voortbestaan van duinfreatofyten (o.m.

Dwergbloem, Strandduizendguldenkruid, Sierlijke vetmuur, …), evenals vochtafhankelijke fauna (Rugstreeppad) bedreigd worden.

Verdroging vormt echter in het projectgebied een belangrijk nefast verschijnsel. Voor het herstel van vochtige en natte duinmilieus is de aanwezigheid van een hydrologisch (vrijwel) intact systeem noodzakelijk. Stabilisatie en herstel van de grondwaterstromingen is daarom van essentieel belang voor het toekomstig herstelbe-heer van grondwaterafhankelijke vegetaties in de duinen en ook in het projectgebied.

Door de waterwinningsmaatschappij IWVA wordt het gebied Doornpanne echter nog steeds gebruikt als waterwinningsgebied. Om tegemoet te komen aan de natuurwaarden (en de bestemming als natuurgebied en –reservaat) van het gebied, werd een beheersplan opgesteld (IWVA 1994). Hierin werd rekening gehouden met de natuureducatieve en ecologische aspecten van het gebied. Daartoe werd de Doornpanne voor de recreant vrij toegankelijk gesteld op de wandelpaden. Tevens werd een begrazingsexperiment met Shetlandpony's gestart, dit met het oog op de ontwikkeling van een gevarieerd landschap van struwelen, bos, ruigte en open graslandvegetaties. Verder werden een aantal bos- en Duindoornbestanden gekapt en werd een bezoekerscentrum opgericht. In het kader van dit beheersplan werden plannen voor een alternatieve grondwaterwinning uitgewerkt, met name oppervlakteinfiltratie. De effecten van deze geplande grondwaterwinning, waarbij een deel van de waterwinningonttrekking uit de freatische laag zal worden afgebouwd, dienen nog geëvalueerd te worden.

Vanuit de sector natuurbehoud werden een aantal standpunten ingenomen inzake de drinkwaterwinning in de duinen. Deze werden o.m. vertaald in de Ecosysteemvisie voor de Vlaamse Kust (Provoost et al. 1996a, 1996b en in vroegere rapporten (voornamelijk beheersplannen van duingebieden) (o.m. Kuijken et al. 1993, 1994, Hoys et al. 1996a,b) en symposia (Kustwerkgroep 1996). Vanuit natuurbehoudsstandpunt en de negatieve effecten op termijn, wordt aangedrongen op een graduele, verdere afbouw van de natuurlijke grondwaterwinning in het deelgebied Doornpanne.

Het beleid van de Nederlandse drinkwatermaatschappijen (met name de "Provinciale Waterleidingsmaatschappij Noord-Holland (PWN)) gold als uitgangspunt voor de in het rapport van Kuijken et al. (1993a) verdedigde visie op het samengaan van waterwinning en natuurbehoud. Het door PWN in hun 5000 ha grote Noord-Hollandse duinen gevoerde beleid is gebaseerd op volgende drie beginselen:

- evenwaardigheid van functies tot op het directieniveau

- geen nieuwe oppervlakteinfiltratie en afbouw van de winning van authentiek grondwater

- zeer strikte ecologische randvoorwaarden voor de overblijvende infiltratie- en winningsgebieden

Dit referentiebeeld impliceert dus de evenwaardigheid van de drinkwatervoorzieningsfunctie en de natuurbehoudsfunctie op alle beleidsbepalende en –uitvoerende niveaus.

Afgezien van de tussen Nederland en Vlaanderen onderling toch wel sterk verschillende bedrijfscultuur, zijn er ook inherente verschillen tussen de Belgische en Nederlandse duingebieden. De -naar Nederlandse normen- uiterst beperkte oppervlakte en sterke versnippering van onze duingebieden, de voor waterwinning minder gunstige geologische gesteldheid (smallere duingordels, relatief dunne watervoerende laag) maken het bereiken van "Nederlandse oplossingen" in de duinen niet vanzelfsprekend. Het Nederlandse duingebied leent zich daardoor tot grotere winningscapaciteiten (Kuijken et al. 1994).

Concreet voor de Westkust en de gehele Vlaamse kust dient er een beleidskader geschapen te worden, waarin volgende punten aan bod dienen te komen (de opmaak van een "Ecosysteemvisie Kust" (met aanduiding van gebieden waar waterwinning eventueel wel kan) is reeds gerealiseerd) (Kuijken et al. 1994):

- een integraal drinkwaterbeleidsplan voor de regio waarin de ecologische draagkracht van de duinecosystemen t.o.v. diverse vormen van drinkwatervoorziening als uitgangspunt wordt genomen. Dit plan dient het ambtsgebied van de verschillende maatschappijen te overstijgen.

- een aanpassing van de beleids- en uitvoerende structuren van de waterleidingsbedrijven aan een evenwaardigheid van de functies natuurbehoud en watervoorziening.

Op het vlak van drinkwaterwinning uit de duinen dient gestreefd te worden naar een geleidelijke afbouw van de drinkwaterwinning op natuurlijke manier uit de freatische laag op lange termijn (ca. 10-20 jaar). Dit houdt in dat geen nieuwe gebieden voor grondwaterwinning mogen toegewezen worden, evenals de geleidelijke afbouw van de bestaande drinkwaterwinningen op natuurlijke manier in de duinen. Andere vormen van drinkwaterwinning moeten aan zeer strikte technische eisen voldoen op het vlak van ecologisch verantwoorde inpassing van de infrastructuur, maximaal intact laten van de geomorfologie, hydrologie, flora en fauna van het duingebied.

Tevens moet de exploitant van de waterwinning in de duingebieden met een gecombineerde gewestplanbestemming waterwinningsgebied/natuur-of reservaatgebied

voor de planning en uitvoer van een gepast natuurtechnisch beheer instaan. De opmaak van een beheersplan voor de Doornpanne werd in dit kader reeds uitgevoerd (IWVA 1994).

5.2.6.2 Geomorfologische doelstellingen

Bij brede duingebieden, zoals in het projectgebied het geval is, is het herstel van de natuurlijke dynamiek onder de vorm van verstuivingen mogelijk. Deze verstuivingsprocessen kunnen echter alleen onder de voorwaarde dat door de verstuivingen geen grote hoeveelheden zand uit het duinmassief verdwijnen (wat in brede duingebieden, zoals in het projectgebied, ook niet te verwachten is). Vooral in het meest naar de zee gelegen deel van de Schipgatduinen, de zuidelijke delen van de Doornpanne, Witte Burg en Hoge Blekker bestaan nog mogelijkheden voor spontane geomorfologische processen zoals verstuivingen. Lokaal zijn in het projectgebied in de duinen reeds stuifkuilen aanwezig, al wordt het natuurlijk verstuivingsproces bemoeilijkt door de aanwezige kunstmatige vastleggingen d.m.v. exotenopslag (en aanplant van uitheemse boomsoorten) en/of aanplant van Helm. Door de versnippering van het hele gebied is de continuïteit van de dynamische processen bovendien in de toekomst niet meer verzekerd, m.a.w. het dynamisch systeem wordt in de toekomst bedreigd door o.m. de versnippering vanwege constructies (bebouwing en weginfrastructuur). Vanuit geomorfologisch standpunt dienen deze verstuivingsprocessen gehandhaafd te blijven (geopatrimonium) (Provoost et al.

1996b). Daarnaast zijn ook een aantal zeldzame insecten (zandloopkevers en graafwespen) en vegetatietypes (Helmduinen, Kruipwilgstruwelen) rechtstreeks afhankelijk van verstuivingsprocessen. Het beheer zal er dus op moeten gericht zijn zowel de meer grootschalige verstuivingen in de zeereepduinen, als de kleinere verstuivingen in het meer gefixeerd duingebied te stimuleren.

De geomorfologische entiteit strand biedt in het studiegebied uitzonderlijke potenties voor broedende steltlopers (zoals Strandplevier) en Dwergstern (nog tot recent voorkomende broedvogels), en voor de ontwikkeling van uiterst waardevolle embryonale duintjes en vloedmerkvegetaties. Aangezien de zeereep in het projectgebied niet van het strand gescheiden is door een harde infrastructuur, kunnen geomorfologische processen hier min of meer hun vrije gang gaan. Het behoud van deze natuurlijke overgang strand-duin dient vanuit de geomorfologische waarden behouden te blijven.

Door overrecreatie en niet-selectieve strandreiniging kunnen de vloedmerkvegetaties en embryonale duinen zich echter slechts in beperkte mate ontwikkelen. Om beide een kans te geven zal op en ter hoogte van het strand een selectieve strandreiniging dienen uitgevoerd te worden. Wat de recreatie betreft kan een optimalisatie van het milieu enkel bereikt worden door het niet toelaten van "harde" recreatievormen op het strand gedurende het ganse jaar. Ruiters zouden wel in beperkte mate toegelaten worden.

In document 1.2. Doel van het project (pagina 115-118)