• No results found

Ontsluiting per openbaar vervoer en auto en multimodale ontsluiting Wonen

In document Monitor Nationale Omgevingsvisie 2020 (pagina 75-78)

De NOVI staat een samenhangende verstedelijking voor, waarbij een goede multimodale ontsluiting van locaties voor wonen en werken van groot belang is. Het totale aantal inwo- ners in Nederland is tussen 1996 en 2018 gestegen met 11 procent. Het aantal inwoners nam in deze periode met 26 procent het meest toe op autosnelweglocaties. Op multimodaal ontsloten locaties was de toename 18 procent, terwijl het aantal inwoners op openbaarver- voerlocaties met 10 procent toenam en op minder goed ontsloten locaties met 1 procent (fi- guur 3.7). Toch is in 2018 het grootste deel van de inwoners in Nederland nog altijd op overige locaties te vinden en op multimodale en openbaarvervoerlocaties, en het minst op locaties die alleen per auto goed zijn te bereiken.

Het grootste deel van de toename bij autolocaties komt voort uit de bouw van nieuwe wonin- gen bij bestaande op- en afritten, terwijl de groei bij multimodale locaties en openbaarver- voerlocaties mede samenhangt met de opening van nieuwe stations. In de Randstad wonen relatief veel mensen op multimodale locaties. In Groningen, Overijssel, Gelderland, Flevoland en Noord-Holland wonen relatief veel inwoners op openbaarvervoerlocaties. In Noord-Bra- bant wonen relatief veel mensen op autolocaties.

Tabel 3.1 Absolute verandering ontsluiting inwoners in miljoenen, naar type locatie

1996 2018 Ontwikkeling 1996-2018 Multimodaal 3,94 4,66 18 procent OV 4,21 4,65 10 procent Auto 1,84 2,31 26 procent Overig 5,50 5,56 1 procent Totaal 15,49 17,8 11 procent Bron: PBL

Het aantal inwoners is het meest toegenomen op autosnelweglocaties en multimodaal ontslo- ten locaties. De toename op autosnelweglocaties komt vooral voor rekening van Zuid-Holland en Noord-Brabant. Het aantal inwoners op multimodale locaties nam vooral toe in Noord-Hol- land, Utrecht en Gelderland. In Noord-Holland nam het aantal inwoners op stationslocaties het meest toe.

Werken

Het aandeel arbeidsplaatsen dat goed of afdoende is ontsloten per openbaar vervoer is tus- sen 1996 en 2018 ongeveer gelijk gebleven. Er werden wel nieuwe stations nabij werkgele- genheid geopend, maar rond bestaande stations daalde de werkgelegenheid net zoveel. Het aantal arbeidsplaatsen in de directe omgeving van een op- of afrit van een autosnelweg steeg juist. Dit kwam door een combinatie van de opening van nieuwe op- en afritten en de sterke groei van de werkgelegenheid op autolocaties, vooral in de stadsranden en op bedrij- venterreinen.

Het totale aantal arbeidsplaatsen in Nederland nam tussen 1996 en 2018 toe met 33 pro- cent. Dit gebeurde vooral op autosnelweglocaties en in iets mindere mate op multimodaal ontsloten locaties. Op openbaarvervoerlocaties en minder goed ontsloten locaties was de toename veel geringer (tabel 3.2 en figuur 3.8). In 2018 is nog steeds het grootste deel van de arbeidsplaatsen in Nederland op overige locaties (34 procent) en autolocaties (30 pro- cent) te vinden, en een kleiner aandeel van 20 procent op multimodale locaties en 16 pro- cent op openbaarvervoerlocaties (zie tabel 3.3 in tekstkader 3.1 voor de definitie van deze typen locaties).

Tabel 3.2 Absolute verandering ontsluiting arbeidsplaatsen in miljoenen, naar type locatie 1996 2018 Ontwikkeling 1996-2018 Multimodaal 1,03 1,42 38 procent OV 0,93 1,17 25 procent Auto 1,41 2,18 54 procent Overig 2,01 2,42 21 procent Totaal 5,38 7,18 33 procent Bron: PBL

Vooral in stedelijke regio’s werken mensen op locaties die goed tot afdoende multimodaal zijn ontsloten. Door de aanleg van nieuwe autosnelwegen is het aantal arbeidsplaatsen op locaties die goed tot afdoende per auto (of multimodaal) zijn ontsloten duidelijk toegenomen, vooral in Oost-Brabant, Twente en Limburg, onder andere door de openstelling van de A50 en de A73. Figuur 3.8 toont de toename per provincie voor de verschillende soorten locaties. Bij de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen valt vooral de grote toename in Noord- Holland (Amsterdam) op. Deze kwam voor het grootste deel tot stand op goed tot afdoende multimodaal ontsloten locaties. De ontwikkeling in Zuid-Holland bleef daar bij achter. Hier nam het aantal arbeidsplaatsen ook meer toe op autolocaties dan op multimodaal ontsloten locaties. Het aantal arbeidsplaatsen is ook sterk toegenomen in Noord-Brabant en Gelder- land. Dit zijn vooral locaties die goed tot afdoende per auto zijn ontsloten.

Het aantal arbeidsplaatsen is vooral gestegen op autosnelweglocaties en in iets mindere mate op multimodale locaties. De toename op autosnelweglocaties vond vooral plaats in Noord-Brabant en Gelderland; die op multimodale locaties in Noord- en Zuid-Holland.

3.1 Definities

Multimodaal ontsloten locaties zijn zowel per openbaar vervoer als per auto goed of afdoende ontslo- ten. Openbaarvervoerlocaties zijn goed of afdoende ontsloten met het openbaar vervoer, maar min- der goed per auto. Autosnelweglocaties zijn goed of afdoende ontsloten per auto, maar minder goed met openbaar vervoer. De definitie verschilt voor inwoners en arbeidsplaatsen. Mensen zijn namelijk bereid om een langere afstand te accepteren tussen hun woning en het openbaar vervoer dan tussen hun werk en het openbaar vervoer. Tabel 3.3 geeft aan welke ontsluitingscriteria zijn gehanteerd voor de verschillende locatietypen; zie voor een definitie van ‘goed’ en ‘nog afdoende’ ontsloten

www.clo.nl/nl2139 en www.clo.nl/nl2147).

Tabel 3.3 Definitie locatietypen naar ontsluitingskwaliteit

Wonen Werken

Multimodale locaties Binnen 2.000 meter op-/afrit van een autosnelweg én binnen 1.000 meter me- tro/sneltram

en/of 2.000 meter station en/of 3.000 meter intercity- knooppunt

Binnen 2.000 meter op-/afrit én binnen 500 meter me- tro/sneltram

en/of 1.000 meter station en/of 1.500 meter intercity- knooppunt

Openbaarvervoerlocaties Binnen 1.000 meter me- tro/sneltram

en/of 2.000 meter station en/of 3.000 meter intercity- knooppunt

Binnen 500 meter metro/snel- tram

en/of 1.000 meter station en/of 1.500 meter intercity- knooppunt, maar buiten 2.000 meter van een afrit

Autosnelweglocaties Binnen 2.000 meter op-/afrit, maar buiten 1.000 meter me- tro/sneltram

en/of 2.000 meter station en/of 3.000 meter intercity- knooppunt

Binnen 2.000 meter op-/afrit, maar buiten 500 meter me- tro/sneltram

en/of 1.000 meter station en/of 1.500 meter intercity- knooppunt

Bron: PBL

In document Monitor Nationale Omgevingsvisie 2020 (pagina 75-78)