• No results found

Geconcentreerde verstedelijking Verhouding werkgelegenheid – beroepsbevolking

In document Monitor Nationale Omgevingsvisie 2020 (pagina 69-75)

Digitale economie

Prioriteit 3 – Sterke en gezonde steden en

3.1 Geconcentreerde verstedelijking Verhouding werkgelegenheid – beroepsbevolking

De NOVI stelt dat wonen en werken geconcentreerd en zoveel mogelijk in elkaars nabijheid moeten worden ontwikkeld. Figuur 3.1 geeft het aantal arbeidsplaatsen weer en de verhou- ding tussen arbeidsplaatsen en de potentiële beroepsbevolking. De paarse gebieden in de fi- guur hebben een relatieve concentratie aan werken, de groene een relatieve concentratie aan wonen. De regio’s Amsterdam en Utrecht hebben naar verhouding veel arbeidsplaatsen. Dat geldt ook voor de Veluwe, Noord-Overijssel en de Noordoostpolder, Zuidoost-Noord-Bra- bant, Stadsgewest ’s-Hertogenbosch en Delft en Westland. De regio Rijnmond kent naar ver- houding minder arbeidsplaatsen, maar in absolute zin is dat aantal groot. In Almere, Edam- Volendam, Zaanstreek, Agglomeratie Haarlem, IJmond, Overig Groot-Rijnmond, Delfzijl, Oost-Groningen en Zuidoost-Drenthe wordt relatief veel gewoond.

De regio’s Amsterdam en Utrecht hebben naar verhouding veel arbeidsplaatsen.

Wonen en werken in en buiten bestaand bebouwd gebied

De NOVI geeft aan dat de behoefte aan ruimte voor wonen, werken en voorzieningen bij voorkeur wordt geaccommodeerd binnen bestaand stedelijk gebied.

Wonen

In 2018 vond bijna 60 procent van de uitbreiding van de woningvoorraad en ongeveer een kwart van de toename van het aantal inwoners plaats binnen het bestaand bebouwd gebied van 2000 (figuur 3.2). Sinds de periode 2012-2015 vindt rond de 60 procent van de woning- bouw plaats binnen bestaand bebouwd gebied. In Groningen, Friesland, Drenthe en Limburg neemt dit aandeel woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied sinds die tijd af, in Overijs- sel neemt het toe, en in de andere provincies is het min of meer stabiel (figuur 3.3). Het aantal inwoners in bestaand bebouwd gebied neemt vanaf 2008 toe in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, in Noord-Brabant vanaf de periode 2012-2015, en in Gelderland vanaf 2018. In de overige provincies neemt het aantal inwoners binnen be- staand bebouwd gebied nog steeds af. Buiten bestaand bebouwd gebied is het aantal inwo- ners sinds 2000 in alle provincies toegenomen. Noord-Holland is de enige provincie waar het

aantal inwoners binnen bestaand bebouwd gebied duidelijk meer toenam dan daarbuiten (fi- guur 3.4).

Werken

Bijna 80 procent van de uitbreiding van bedrijfsvestigingen in de periode 2016-2017 lag bin- nen bebouwd gebied (figuur 3.2). In de provincie Drenthe is het aantal bedrijfsvestigingen tussen 2012 en 2016 afgenomen. Deze afname vond plaats binnen het bebouwd gebied, ter- wijl tegelijkertijd daarbuiten het aantal vestigingen toenam. Sinds de periode 2012-2015 ligt bijna 80 procent van het aantal bedrijfsvestigingen binnen bestaand bebouwd gebied (figuur 3.3).

Van 2008 tot en met 2015 nam, met uitzondering van Noord-Holland, binnen alle provincies het aantal arbeidsplaatsen binnen bebouwd gebied af. Buiten bebouwd gebied nam het aan- tal arbeidsplaatsen in dezelfde periode toe. Vanaf 2016 is het aantal arbeidsplaatsen weer sterk toegenomen, waarvan het grootste gedeelte (65 procent) binnen bebouwd gebied. Ter informatie: de ontwikkeling van de bevolkingsomvang en de huishoudens is te vinden op www.clo.nl/nl0001. De bevolkingsgroei en -dichtheid per gemeente zijn in kaart gebracht in www.clo.nl/nl2102.

In 2018 vond bijna 60 procent van de uitbreiding van de woningvoorraad en ongeveer een kwart van de toename van het aantal inwoners plaats binnen het bestaand bebouwd gebied van 2000. Bijna 80 procent van de uitbreiding van bedrijfsvestigingen in de periode 2016- 2017 lag binnen bebouwd gebied (data 2018 nog niet beschikbaar).

Sinds de periode 2012-2015 vindt rond de 60 procent van de woningbouw plaats binnen be- staand bebouwd gebied. In Groningen, Friesland, Drenthe en Limburg neemt dit aandeel wo- ningbouw binnen bestaand bebouwd gebied sinds die tijd af, in Overijssel neemt het toe, en in de andere provincies is het min of meer stabiel. Sinds de periode 2012-2015 ligt bijna 80 procent van het aantal bedrijfsvestigingen binnen bestaand bebouwd gebied.

Het aantal inwoners in bestaand bebouwd gebied neemt vanaf 2008 toe in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, in Noord-Brabant vanaf de periode 2012-2015, en in Gelderland vanaf 2018. In de overige provincies neemt het aantal inwoners binnen be- staand bebouwd gebied nog steeds af. Buiten bestaand bebouwd gebied is het aantal inwo- ners sinds 2000 in alle provincies toegenomen. Noord-Holland is de enige provincie waar het aantal inwoners binnen bestaand bebouwd gebied duidelijk meer toenam dan daarbuiten.

Verstening

Volgens de NOVI moet verstedelijking geconcentreerd plaatsvinden uit een oogpunt van ruimtegebruik. In 2015 was 493.000 hectare (15 procent) van het Nederlandse grondgebied bestemd voor wonen, werken en infrastructuur. In 1996 was dat nog 433.000 hectare (13 procent). Het areaal woongebied nam in deze periode met 10 procent toe (figuur 3.5). Het areaal werkgebied steeg met 44 procent veel meer. Het aantal banen (van meer dan 12 uur per week) steeg tussen 1996 en 2015 met 1,36 miljoen, een toename van 24 procent. De werkgelegenheid in Nederland werd dus veel ruimte-intensiever.

Het areaal werkgebied nam van 1996-2015 met 44 procent veel sterker toe dan het areaal- woongebied (10 procent).

In vergelijking met andere Europese landen nam de verstening (wonen, werken, infrastruc- tuur) in de periode 2000-2018 in Nederland met 1,7 procent het sterkst toe, gemeten als het aandeel in het totale landoppervlak. Dat is een toename van ongeveer 8,5 hectare per dag. Ook wanneer de verstening wordt uitgedrukt als aandeel in het versteend oppervlak in 2000, is deze in Nederland relatief groot ten opzichte van de meeste andere EU-landen (figuur 3.6).

Nederland heeft van alle EU-landen het hoogste aandeel versteend landoppervlak. Ook de toename sinds 2000 is relatief hoog geweest.

Ontsluiting per openbaar vervoer en auto en multimodale ontsluiting

In document Monitor Nationale Omgevingsvisie 2020 (pagina 69-75)