• No results found

Dit kon ik niet ontkennen en gaf dus verder mijn vermoeden geen lucht. Ons gesprek liep langzamerhand over alledaagse onderwerpen, doch toen wij de hoek der straat

omkwamen, zweeg mijn gezel meteen en haalde zijn zakdoek voor den dag. Juist

kwam er een vreemdeling in een werkmansgewaad voorbij. Hij groette ons zeer

beleefd.

‘Dit is zeker de nieuwe timmerman?’ zei ik.

‘Waarschijnlijk,’ hernam Henri.

‘Hij schijnt een zeer knap man te zijn, tenminste zijn voorkomen is zeer goed.’

Deze aanmerking maakte ik zonder enig bepaald doel, doch Henri vatte haar anders

op.

‘Wel,’ was zijn antwoord, ‘ik zie niet veel bijzonders in hem.’

Dit bevreemdde mij, want de man zag er werkelijk knap uit.

‘Wil jij geen sigaar aansteken?’ Ik nam er een, begon te roken en zo raakte ons

gesprek over de knappe timmerman uit.

Een sigaar of pijp heeft wel soms een aardig effect, vooral als men u die aanbiedt

met een soort van nadruk. Hebt gij bijvoorbeeld een praatzieke vriend bij u, die, zoals

het ongeluk van zulke mensen dikwijls is, telkenmale een onderwerp aanroert dat

gij liefst onaangeroerd zag, dan kunt gij niets beters doen dan hem een pijp of sigaar

aanbieden. Draag er echter zorg voor dat gij hem wat klamme tabak, of een sigaar

die lek is geeft. Offreert gij hem wijn of enige andere drank, dan wordt zijn tong nog

eens zo los. Maar zie nu de voordelen van een lekke sigaar of natte tabak. Uw

praatzieke vriend heeft wel de helft van zijn tijd nodig om zijn offer brandend te

houden, en daarbij komt nog dat gij tijd hebt om in al die korte pauzen u te verzinnen

o

en een ander onderwerp ter sprake te brengen. Ik zeg niet dat dit het doel van Henri

was met mij een sigaar te presenteren, maar zeker was het gevolg daarvan dat wij

verder dat onderwerp met rust lieten.

Zou ik mij vergissen, zei ik tot mijzelf, toen ik een paar dagen later onder het roken

van een pijpje op mijn stoep

o

over het een en ander zat te denken. Henri is geheel

veranderd. Zijn spraakzaamheid is hij kwijt, de reis is uit en zijn bezoeken bij mij

zijn heel onverwachts zeldzamer geworden. En toch, ik ben het van hem gewoon dat

hij mij altijd over zulke zaken raadpleegt. Ik begrijp er niets van...

Het begon donker te worden, zodat ik niets meer duidelijk onderscheiden kon. Ik

wilde juist naar binnen gaan, toen Vuilbaard, die naast mij lag, zich oprichtte en zijn

staart waaide. Ik verstond hem dadelijk. Er was een bekende in aantocht. Spoedig

hoorde ik dan ook stemmen, die echter, hoe nader zij kwamen, zachter werden en

eindelijk geheel zwegen.

Een heer en dame kwamen voorbij. Vuilbaard huppelde erheen en maakte zoveel

gebaren dat ik mij overtuigd hield dat het niemand anders dan Henri was. Er ging

een licht voor mij op in de zaak, en toen ik het gedrag van mijn jonge vriend nog

eens overdacht en erbij in aanmerking nam wat ik toen zag, twijfelde ik geen ogenblik

langer. De langzame gang, te ferm voor een bejaard paar, was die van een paar

verliefden. Het gedrag van Vuilbaard verzekerde mij, dat het een goede kennis van

mij was. Dit alles tezamen genomen gaf mij zekerheid dat mijn vermoeden gegrond

was. Het zou, ware Henri mij vreemd, wel wat impertinent zijn geweest om zo over

andermans zaken te speculeren. Dat gevoel ik nu. De vriendschap en belangstelling

die ik voor hem had en in hem stelde, mogen mij wel rechtvaardigen.

‘Is jij gisteravond thuis geweest?’ was Henri's veelbetekenende vraag de volgende

morgen, toen hij mij heel vroeg een bezoek bracht.

‘Ja, waarom?’ zei ik heel onnozel, hem echter een weinig schalks aanziende.

‘Neen, ik vraag maar,’ was zijn antwoord, dat er echter niet zo heel koel uit kwam

als hij wellicht vermoedde, en zeker niet als hij het wenste.

‘Was jij thuis?’ hernam ik, heel laconiek.

‘Neen, ja... hm...! waarom?’ en hij keek niet weinig onrustig.

‘O, ik vraag maar.’

Alweer zag ik de diplomaat met een droog glimlachje aan. Hij zweeg, probeerde

over iets anders te spreken en zweeg weer. ‘Is jij al bij de nieuwe timmerman

geweest?’ vroeg hij eindelijk.

‘Ja, gisteren heb ik de familie een bezoek gebracht, doch hij was uit. Zij zullen

mij vanmiddag een bezoek brengen. Kom je dan ook?’

‘Zo?’ riep Henri heel verbaasd uit, zonder op mijn vraag acht te slaan.

‘Wel, zal je komen?’

‘Waarheen?’

‘Maar, wat scheelt eraan, mijn vriend?’ zei ik, terwijl ik hem zeer vriendelijk

aanzag.

‘Ja, ik zal komen, mits je mij één ding belooft.’

‘Wat is dat?’

‘Jij moet op mijn gedrag geen acht geven en zwijgen van hetgeen jij vermoedt.’

‘Goed, dat beloof ik. En dan heb ik toch recht geraden! Wel beste jongen, ik zal

u nu maar rondweg zeggen dat je mij tevergeefs langer wilt bedotten. Ik weet nu

alles, maar wees gerust, uw geheim is bij mij veilig.’

Henri zag mij half blozend aan met ware dankbaarheid op zijn gelaat. Het ijs was

gebroken en zijn tong werd los. Hij vertelde mij toen de hele geschiedenis van hem

en Julie - want zo heette de mooie dochter van de timmerman-, die ik met de grootste

belangstelling aanhoorde. Ik was om zijnentwille verblijd, doch spoedig ontdekte ik

tot mijn spijt dat ik mijzelf een ondraagbare last op de hals had gehaald, en ik moest

de onbezonnenheid beklagen waarmee ik mijn geduld aan een te zware proef had

blootgesteld. Van alle vervelende vrienden toch is er

geen zo vervelend als een verliefde vriend, wiens geheim men weet. Jongens, wat

moest ik een lang Hooglied op Julie aanhoren! En dan die menigte van vragen, die

hijzelf weer beantwoordde! Het was genoeg om mij een eeuwige haat tegen de liefde

aan te jagen.

Verliefde mensen moesten toch bedenken dat hun liefdesgeschiedenissen zelfs