• No results found

ONDERWIJS AAN HET WERK 2018 53De Lerarenagenda 2013-2020 (2013)Minister Bussemaker in kabinet-Rutte

Nederland: balanceren tussen kwantiteit en kwaliteit

ONDERWIJS AAN HET WERK 2018 53De Lerarenagenda 2013-2020 (2013)Minister Bussemaker in kabinet-Rutte

Thema’s Maatregelen

Hogere kennis- en geschiktheidseisen aankomende

studenten lerarenopleidingen Instroomeisen in tweedegraadslerarenopleidingen Selectie op geschiktheid voor het beroep

Meer routes naar leraarschap Hogescholen en universiteiten gaan door met

verbetering van kwaliteit lerarenopleidingen Kwaliteitsverbetering lerarenopleidingen Ruimte voor opleidingen met ambitie In kaart brengen relaties scholen - lerarenopleidingen

Verbetering kwaliteit van lerarenopleiders Via aantrekkelijke en flexibele leerroutes meer

doelgroepen voor de lerarenopleidingen Meer leraren in tekortvakken opleiden door aantrekkelijke en flexibele leerroutes voor zij- instromers

Aantrekkelijker maken van de pabo voor mannen Meer vwo’ers aantrekken voor de pabo’s en tweedegraadslerarenopleidingen

Meer masteropgeleide leraren voor de klas Startende leraar ontwikkelt zich na de opleiding tot

een volledig bekwame leraar Inwerk- en begeleidingsprogramma voor alle leraren Experimenteren met junior leraar

Goede begeleiding als onderdeel professioneel statuut

Leraren, schoolleiders en schoolbesturen maken

van scholen lerende organisaties Voortzetting ontwikkeling naar gedegen personeelsbeleid Carrièreperspectief in een aantrekkelijke leeromgeving

Meer professionele ruimte, minder regeldruk Leraren en bedrijfsleven leren van elkaar Intensivering samenwerking scholen- lerarenopleidingen

Alle leraren bekwaam en bevoegd Onderwijsgevenden werken continu aan hun professionele ontwikkeling

Validering kwaliteit nascholingsaanbod Leraren maken in het register zichtbaar dat ze bevoegd en blijvend bekwaam zijn

Elke onderwijsgevende is bevoegd

Een sterke beroepsorganisatie Ontwikkeling naar een volwaardige beroepsgroep Verbetering imago van de leraar

54

ONDERWIJS AAN HET WERK - 2018

De thema’s in de nota’s zijn een weerspiegeling van de gepercipieerde problemen en vraagstukken rondom het leraarschap in de opeenvolgende pe- rioden. Wat opvalt is dat sommige thema’s steeds terugkeren. Daarvan bespreken wij er drie: het lerarentekort, de kwaliteit van de lerarenopleiding en de kwaliteitsregistratie van leraren. Daarnaast zijn er thema’s die in de loop van de tijd verdwij- nen en nieuwe thema’s die opkomen.

Het onderwerp ‘(professioneel) personeelsbeleid’ door de werkgevers in het onderwijsveld was met name in de jaren negentig een prominent thema. Het omvormen van de traditionele scholen, waar de leraar als professional de baas in eigen klas was, naar moderne arbeidsorganisaties met noviteiten als functioneringsgesprekken of professionele ontwikkeling, nam met Vitaal Leraarschap (1993) een aanvang. Hoewel deze onderwerpen ook nu nog steeds aanwezig zijn in de Lerarenagenda

2013-2020, is hier zonder meer veel vooruitgang

geboekt.1 Ook de ontwikkeling van een beroeps- profiel en vastlegging van startbekwaamheids- eisen is in deze periode gerealiseerd, met de invoe- ring van de Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO) in 2006 als een voorlopig sluitstuk daarvan.

De salariëring van de leraar is maar in één periode echt in een nota aan de orde geweest (Leerkracht

van Nederland), waarmee het startsein is gegeven

1 Zie bijvoorbeeld Onderwijsatlas PO, waarin PoMo-cijfers worden genoemd, of Werken aan Onderwijs,

waaruit blijkt dat er steeds meer functioneringsgesprekken worden gevoerd. Zie ook het CAOP-onder- zoek naar carrièreperspectieven van leraren, waaruit blijkt dat er volgens zowel schoolleiders als leraren een slag is gemaakt in de professionalisering van het hr-beleid.

voor met name de versterkte functiemix (naast inkorting van de carrièrelijnen). In totaal is er structureel meer dan 750 miljoen aan de onder- wijsbegroting toegevoegd om meer leraren naar hogere schalen te kunnen laten doorstromen. Het feit dat dit slechts in één periode als thema naar voren is gekomen, wil niet direct zeggen dat de lerarensalarissen geen probleem zouden vormen in andere perioden. Zie de recente discussie over de salarissen in het po. Verder valt op dat in de laatste periode (Lerarenagenda 2013-2020) de kwaliteit van de leraar meer op de voorgrond is gekomen, wellicht doordat er tijdelijk voldoende kwantitatief aanbod van leraren was vanwege de aanvankelijk algemene ruime arbeidsmarktsituatie in Nederland en de uitgestelde pensionering van oudere leraren, waardoor het lerarentekort minder aandacht vroeg.

We zien in alle nota’s dat het Ministerie van OCW zich over het algemeen terughoudend opstelt. Het schrijft wat er zou moeten gebeuren (agenderend), maar neemt nergens een voortrekkersrol. Vooral het veld zelf, met name de werkgevers (schoolbesturen), zijn aan zet. Het Ministerie van OCW ziet zichzelf vooral in een regierol en als subsidieverstrekker, waar nodig ondersteund met wet- en regelgeving. Uitvoering van de maatregelen ligt vooral op het terrein van de besturen en de lerarenopleidingen. Zij vormen als het ware de agents voor het beleid dat is uitgezet door de overheid als principal.

25 JAAR LERARENBELEID IN NEDERLAND: BALANCEREN TUSSEN KWANTITEIT EN KWALITEIT

55

3. DRIE WEERBARSTIGE THEMA’S

Lerarentekort

In de afgelopen 25 jaar hebben perioden van een ruime en krappe onderwijsarbeidsmarkt elkaar afgewisseld, onder invloed van een wisselende vraag naar en aanbod van leraren. Daarbij lopen langere- en kortetermijneffecten in vraag en aan- bod van leraren door elkaar. Bij de langetermijn- trends zijn met name de demografische ontwik- kelingen relevant. Dat zijn in dit geval de trends in het leerlingenaantal en de leeftijdsopbouw van de lerarenpopulatie. De daling van het leerlingenaan- tal in de afgelopen jaren zorgt voor een vermin- derde vraag, terwijl een grote uitstroom vanwege pensioen (door een scheve leeftijdsverdeling) voor extra vraag zorgt. Deze langetermijntrends zijn goed te voorspellen, waardoor overheid en werkgevers daarop kunnen anticiperen. Dat kan bijvoorbeeld door jongeren via wervingscampag- nes te interesseren voor de lerarenopleiding en het beroep van leraar, zoals rond de eeuwwisseling is gedaan met de campagne ‘Leraar elke dag anders’ en meer recentelijk met de campagnes ‘Helden voor de klas’, ‘Wat draag jij bij’ en (in Amsterdam) ‘Liever voor de klas’.

Andere ontwikkelingen of gebeurtenissen die invloed hebben op vraag en aanbod, zijn moeilij- ker voorspelbaar. Zo zien we dat in perioden van economische hoogconjunctuur leraren eerder

geneigd zijn een baan buiten het onderwijs te zoeken. In perioden van laagconjunctuur zien werknemers juist de werkzekerheid in het onder- wijs als aantrekkelijk. Naast het langer doorwer- ken van oudere leraren is dat een van de redenen dat de lerarentekorten die werden voorspeld voor de economische crisis zich pas later hebben gemanifesteerd. Door de relatief hoge werkloos- heid en beperkte baanopeningen elders, heeft het onderwijs voldoende arbeidsaanbod gehad. In het primair onderwijs is in het kader van het sectorplan in de afgelopen jaren zelfs gewerkt aan bestuurlijke samenwerking om boventallige lera- ren voor het onderwijs te kunnen behouden door regionale transfercentra in te richten.

Naast de conjunctuur hebben sommige aanpassin- gen gezorgd voor grote eenmalige effecten. Waar bijvoorbeeld begin jaren negentig het overschot aan wachtgelders in het onderwijs nog als een van de grootste problemen gold (M. Vermeulen (red.), 1996), waren er enkele jaren later al zorgen over tekorten (S.W. van der Ploeg en H.S. Vrielink, 1998). Dat laatste betrof vooral het primair onder- wijs en werd mede veroorzaakt door de discussie over groepsgrootte. Het kabinet deed destijds een grote investering (270 miljoen gulden) om ver- kleining van de groepsgrootte mogelijk te maken. Dat leidde toen tot een eenmalige extra vraag naar leraren, waardoor her en der problemen ontston- den bij het aantrekken van personeel.