• No results found

Ondervonden delicten naar plaats van het voorval

Hoofdstuk 9 in de landelijke rapportage van de VMR 2007 vormt daarvoor een voorbeeld

5. Slachtofferschap en ondervonden delicten

5.5 Ondervonden delicten naar plaats van het voorval

In de IVM is - evenals in de VMR – bij alle delictsoorten behalve (poging tot) inbraak ge-vraagd waar het laatste voorval plaatsvond. Hierbij is een onderscheid mogelijk naar de geografische locatie (eigen woonbuurt, elders in de eigen woongemeente, elders in Neder-land, buitenland). Ook is aan de slachtoffers van zakkenrollerij, overige diefstal, overige vernielingen, geweldsdelicten en overige delicten gevraagd naar een nadere aanduiding van de pleegplek. De cijfers over de geografische locatie hebben betrekking op alle ondervon-den delicten; informatie over de pleegplek is beperkt tot delicten die de slachtoffers in Ne-derland hebben ondervonden.

5.5.1 Geografische locatie

Van alle ondervonden delicten – afgezien van inbraken en pogingen daartoe - vindt volgens de IVM-2008 het overgrote deel (84 procent) plaats in de eigen woongemeente van het slachtoffer. Meer dan de helft (62 procent) vindt zelfs plaats in de eigen woonbuurt. Eén op de acht delicten (12 procent) overkomt de slachtoffers elders in Nederland, terwijl ruim twee procent van de door de inwoners ondervonden delicten in het buitenland gebeurt. Van één procent is de geografische locatie niet bekend.

Er zijn duidelijke verschillen per soort delict naar de geografische locatie. Diefstallen van en uit de auto, overige diefstallen en vandalismedelicten (vooral overige vernielingen) gebeuren relatief vaak in de eigen woonbuurt. Geweldsdelicten en zakkenrollerij vaker dan gemiddeld elders in de woongemeente of. Fietsdiefstallen, geweldsdelicten en zakkenrollerij gebeuren vaker dan gemiddeld elders in de eigen gemeente. Van beide laatste vormen van criminali-teit worden inwoners naar verhouding ook vaak elders in Nederland slachtoffer, evenals van overige delicten. Zakkenrollerij (vooral zonder geweld) en overige diefstallen gebeuren rela-tief vaak in het buitenland.

Grafiek 5.22

Ondervonden delicten naar geografische locatie (%), IVM 2008

0 20 40 60 80 100

Per politieregio zijn er voor alle delicten samen enkele duidelijke verschillen in de geografi-sche locatie waar het voorval plaatsvond. Zo worden inwoners van de grootstedelijke regio’s (Utrecht, Amsterdam-Amstelland, Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond) relatief meer dan gemiddeld slachtoffer in hun eigen woonbuurt; in Groningen, Twente, Brabant-Noord, Bra-bant-Zuid-Oost en Flevoland zijn de inwoners naar verhouding vaak slachtoffer op andere plaatsen in de eigen woongemeente. Inwoners van Kennemerland, Hollands Midden, Zuid-Holland-Zuid en (opnieuw) Brabant-Noord zijn relatief vaak slachtoffer in een andere dan hun eigen woongemeente in Nederland. Omgekeerd zijn inwoners van Amsterdam-Amstelland, Haaglanden en Hollands Midden relatief minder slachtoffer in het buitenland dan gemiddeld.

5.5.2 Pleegplek

Uit de IVM blijkt dat een kwart (25 procent) van de delicten waarvan dat gevraagd is op straat gebeurt, en een even groot deel bij het slachtoffer thuis. Een op de zes delicten (16 procent) overkomt de slachtoffers op school of op het werk. Ook de horeca wordt door de slachtoffers relatief vaak (9 procent) als pleegplek genoemd. Andere plekken komen minder voor.

Er zijn duidelijke verschillen in pleegplek naar soort delict. Seksuele delicten gebeuren rela-tief vaak op school of het werk, in een horecagelegenheid, in het openbaar vervoer of in een woning van anderen. Mishandelingen, bedreigingen en zakkenrollerij zonder geweld gebeu-ren meer dan gemiddeld straat, zakkenrollerij met geweld naar verhouding vaak in winkels of rond het openbaar vervoer. Overige diefstallen vinden naar verhouding vaak bij het slachtoffer thuis of (in kleedruimtes) bij sportgelegenheden plaats.

Ook naar politieregio zijn er enkele opmerkelijke verschillen in pleegplek van de ondervon-den delicten samen20. Zo gebeuren In Gelderland-Midden en Amsterdam-Amstelland relatief veel delicten op straat. In Limburg-Noord is het aandeel ondervonden delicten dat op school of het werk gebeurt opmerkelijk hoog; in Fryslân geldt dit voor ondervonden delicten in ho-recagelegenheden. IJsselland kent een relatief hoog percentage delicten in winkels; sport-accommodaties spelen een relatief grote rol in Noord- en Oost-Gelderland en Noord-Holland Noord.

Strand en/of parkeerterreinen vormen in Zeeland meer dan gemiddeld de pleegplek; in Bra-bant-Noord komen relatief veel delicten voor rondom station of bushalte. In Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond is het aandeel delicten in het openbaar vervoer hoger dan gemiddeld, terwijl in Hollands Midden relatief veel delicten in een auto gebeuren.

20Deze verschillen kunnen samenhangen met verschillen per regio in de aard van de ondervonden delicten.

Centraal Bureau voor de Statistiek 74

Grafiek 5.23

Ondervonden delicten naar pleegplek (%), IVM 2008

0 5 10 15 20 25 30 35

In dit hoofdstuk is beschreven in hoeverre de bevolking van Nederland volgens de IVM-2008 wordt geconfronteerd met veel voorkomende criminaliteit, zowel in termen van slachtoffer-schap als in termen van het aantal ondervonden delicten binnen 12 maanden. De veertien onderscheiden delicten zijn daarbij gegroepeerd in geweldsdelicten, vermogensdelicten en vandalismedelicten. Daarbij is ook een globale schets gegeven van de ontwikkelingen op basis van de VMR-gegevens vanaf 2005. Voor de IVM-2008 is verder nagegaan in hoeverre de politieregio’s verschillen in slachtofferschap van het landelijke gemiddelde. Ten slotte is bekeken in hoeverre de slachtoffers bekend waren met de daders en is een beeld geschetst van de locatie waar het voorval plaats vond.

Landelijke uitkomsten:

- Van alle inwoners werd een kwart slachtoffer van één of meer delicten. Het totale slachtof-ferpercentage lijkt - volgens de VMR-gegevens - sinds 2005 voortdurend en geleidelijk te zijn gedaald.

- Rond vijf procent werd slachtoffer van geweldsdelicten, dertien procent van vermogensde-licten en eveneens dertien procent van vandalisme. Ten opzichte van eerdere jaren is vol-gens de VMR alleen het percentage slachtoffers van vermovol-gensdelicten duidelijk gedaald.

- Volgens de definities van de beleidsindicatoren voor het grotestedenbeleid (gsb) werd in totaal negentien procentslachtoffer, werd vier procent slachtoffer van een of meer ge-weldsdelicten en zeventien procent van vermogensdelicten.

- Uitgedrukt in aantallen ondervonden delicten had de bevolking in Nederland naar schatting te maken met in totaal bijna 5,8 miljoen delicten. Dit komt neer op 44 voorvallen per 100 inwoners. Uit de VMR-gegevens blijkt sprake van een verdere daling.

- De bevolking werd geconfronteerd met bijna 1,2 miljoen geweldsdelicten, 2,1 miljoen ver-mogensdelicten en ruim 2,5 miljoen vandalismedelicten. Alleen het aantal ondervonden vermogensdelicten is volgens de VMR-gegevens gedaald sinds 2005.

- Het aantal vermogensdelicten als indicator voor het veiligheidsbeleid bedraagt 1,5 miljoen, d.i. 12 per 100 inwoners. Ook hierbij is volgens de VMR-gegevens sprake van een verdere daling.

- Ruim drie van de tien slachtoffers geeft aan dat zij de dader kennen. Bij geweldsdelicten is dit aandeel duidelijk hoger.

- Meer dan vier van de vijf ondervonden delicten gebeuren in de eigen woongemeente van de slachtoffers, meer dan de helft zelfs in de eigen buurt.

- Rond een kwart van de delicten gebeurt op straat, een vrijwel even groot deel vindt plaats in of bij het huis van de slachtoffers. Er zijn verschillen per soort delict in de locatie van het voorval.

Regionale verschillen:

- Het totale slachtofferpercentage volgens de IVM-2008 is in de (overwegend minder stede-lijke) politieregio’s Fryslân, Drenthe, Noord- en Oost-Gelderland, Hollands Midden, Zee-land, Brabant-Noord en Limburg-Noord lager dan gemiddeld. In de (sterk stedelijke) re-gio’s Utrecht, Amsterdam-Amstelland, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond is dit juist ho-ger.

- In de regio Hollands Midden is het percentage geweldsdelicten lager, in Amsterdam-Amstelland hoger dan gemiddeld.

- Van vermogensdelicten werden in Drenthe, Hollands Midden, Zuid-Holland-Zuid, Zeeland en Brabant-Noord relatief weinig inwoners slachtoffer; in Gelderland-Zuid, Utrecht, Am-sterdam-Amstelland en Haaglanden relatief veel.

- In Drenthe, Noord- en Oost-Gelderland, Noord-Holland Noord en Brabant-Noord werden naar verhouding minder inwoners slachtoffer van vandalisme dan gemiddeld, in Utrecht, Amsterdam-Amstelland, Gooi en Vechtstreek en Haaglanden juist meer.

- Inwoners van de grootstedelijke regio’s (Utrecht, Amsterdam-Amstelland, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond) worden relatief meer slachtoffer in eigen buurt dan gemiddeld.

- Deze regionale verschillen gelden niet in alle gevallen ook voor de gsb-indicatoren van slachtofferschap (totaal, gewelds- en vermogensdelicten).

Centraal Bureau voor de Statistiek 76