• No results found

Ondersteuning van ouders en leeftijdgenoten

eigen verantwoordelijkheid

5. Ondersteuning van ouders en leeftijdgenoten

Ouders, maar ook leeftijdgenoten, spelen doorgaans een belangrij-ke rol in het leven van opgroeiende jongeren. Zij blijbelangrij-ken een bron van (potentiële) steun bij de plaatsbepaling als moslim in

Nederland. Bij de ouders lijkt daarbij nogal eens wensdenken mee te spelen, zoals we hierna uiteenzetten.

Kloof met de islam van ouders

Vrijwel in elk gesprek kwam de rol van de ouders – en soms een ander familielid, zoals een opa of oom - ter sprake. Sporadisch zeg-gen jongeren goed bij hen terecht te kunnen. Vaker lijken de jonge-ren met het noemen van hun ouders toch vooral uiting te geven aan het respect voor hen. Zij nemen hun informatie niet voor zoete koek aan en raadplegen ook andere bronnen. ‘Natuurlijk ga ik altijd eerst naar m’n ouders en als ik niet tevreden ben met het antwoord of twijfel aan hun bronnen ga ik verder zoeken’; ‘Soms vertelt mijn moeder wat als ze naar Iqra (Arabische religieuze zender) heeft gekeken. Vaak genoeg discussieer ik ook met vrienden over hoe het zit’.

Heel vaak maken de jongeren onderscheid tussen de generaties en hun invulling van de islam. De oudere generatie bleef op zich-zelf, heeft zich – uit noodzaak - in Nederland sterk op overleven gericht en niet altijd veel aandacht besteed aan de opvoeding.

Cultuur en godsdienst staan bij hen vaak teveel op een lijn. De jon-gere generatie participeert meer in de samenleving, zoekt, vooral sinds ’11 september’, vaker religieuze verdieping en wil daarbij teruggaan naar de bronnen. Jongerenwerkster D. in M6 vertelt hoe zij bij het zoeken naar haar eigen ik probeerde meer informatie te vinden en vastliep op het feit dat deze niet altijd overeenkwam met de islam zoals ze die van haar ouders geleerd had. ‘Ik proefde

Verwey-Jonker Instituut

eigenlijk het verschil tussen de generatie van mijn ouders en hun islam, om het zo maar te noemen. Islam is natuurlijk één, maar hoe zij het ervaren en naar voren brengen, en hoe ik islam ervaar en naar voren breng’.

In groep M4 noemden jongeren voorbeelden van de vermenging van religie en cultuur bij de oudere generatie. A. (havo): ‘Ik heb Marokkaanse buren die hun kinderen allemaal uithuwelijken. (…) Maar dat mag toch niet volgens de islam, dat botst toch?! Maar ja, niemand die die man erop aanspreekt. Ga je tegen een man met een lange baard en helemaal wit gekleed zeggen ‘je mag je kind niet uithuwelijken?’ B. (havo) geeft een ander voorbeeld waarbij cultuur en religie met elkaar botsen: ‘… vrouwen die roddelen. Mag niet van de islam, maar toch doen ze het. Hoofddoeken tot hier.

Maar kijken je vies aan als je langs loopt met je strakke broek. Maar tja, ze roddelen toch en dat mag dan wel! Volgens de islam mag dat niet, oké met strakke broek mag ook niet, maar ik vind dat je eer-der op je mond moet letten wat eruit komt dan naar aneer-deren kijken hoe…’.

Studente B. in M6 wijst erop dat je als jonge moslim drie kloven hebt te overbruggen: een kloof met de samenleving die veel minder gelovig is, een cultuurkloof met de ouders (‘Zij hebben hun cultuur vers meegenomen uit Marokko en wij groeien hier op in deze samenleving’) en een generatiekloof.18‘Eigenlijk zit je constant in een strijd om erachter te komen wie je nou precies bent, wat je belangrijk vindt in het leven en hoe je over anderen denkt. Dit gedeelte vind ik heel moeilijk. Maar ik heb in deze strijd mijn ver-lossing gevonden in de islam’. De eerste tien jaar van haar leven heeft B. niet zo heel veel meegekregen van de islam. ‘Wel de prak-tische dingen en dat er een God is, de profeet Mohammed en de hel en het paradijs, maar inhoudelijk heb ik niet zo heel veel meege-kregen. En dat heb ik pas later zelf moeten ontdekken’.19

18Op het laatste punt is er overeenkomst met autochtoon-Nederlandse gelovigen, die eveneens een generatieverschil laten zien in hoe ze het geloof interpreteren en beleven.

19Vgl. De Koning (2008), die concludeert dat ouders hun kinderen vaak niet kunnen

Geen uitlegcultuur

Een van de Turkse kerngroepleden meent dat het probleem in de moslimgemeenschap is dat er geen uitlegcultuur bestaat. ‘In de moskee kreeg ik dingen uitgelegd die ik niet snapte. De aanpak is ook te streng. Alleen maar hameren op wat wel en niet mag. Ze hebben me weggejaagd. Ik wist en hoorde nooit het waarom; dat geldt ook voor de ouders. Deze laatsten vertellen hun kinderen vaak niet waarom bepaalde dingen niet mogen’. H. (vwo) in T9 uit verge-lijkbare kritiek op de rol van de ouders. Zij hebben de taak om de islam op een goede manier aan hun zoon of dochter over te bren-gen, maar velen doen dit alleen door hun kind naar de moskee te sturen. Dat heeft volgens H. weinig zin als thuis niet over de islam gepraat wordt. Het is van belang dat ouders goed aan kinderen uit-leggen waarom zij naar de lessen in de moskee moeten. Wanneer ouders hun kinderen verplichten naar de moskee te gaan zonder uit-leg, zijn dit volgens M. onwetende ouders, die ook het opvoeden in meer algemene zin niet goed onder de knie hebben: ‘Bij verplich-ting krijg je thuis ook discussies van ‘waarom zou ik gaan?’, ‘Ik ben gelovig omdat jij gelovig bent?’.

De kwestie van communicatie in het gezin, of eerder de afwe-zigheid daarvan, ook over geloofszaken, is in veel groepsgesprekken aangeroerd. Veel jongeren zijn autoritair opgevoed, waarbij de geboden en verboden voorop stonden. Volgens E. (wo) in T8 bijvoor-beeld ‘laat de hiërarchie tussen Turkse ouders en kinderen niet altijd open gesprekken overal over toe’. A. (wo): ‘De islam zegt dat ouders altijd met jongeren overal over moeten kunnen praten.

Alleen het gebeurt niet’.

In groep M6 vertelt E. (buurtwerker) hierover: ‘Als ik mijn vader vroeg waarom er geen alcohol gedronken mocht worden, zei hij ‘dat mag niet’. Ik vroeg dan ‘waarom niet?’. En dan zei hij ‘daarom niet’. En dan kreeg je een klap en dan ging je naar buiten’. E. ver-telt dat hij dit soort dingen dus zelf uit moest zoeken.

De meiden in M4 vinden het eveneens belangrijk dat ouders uit-leg geven bij bepaalde geboden en verboden. D. (hbo): ‘Ik denk bij-voorbeeld hoe je dingen overgeeft aan een kind dat dat echt heel belangrijk is. Je kan wel zeggen tegen een kind van ‘dat mag niet, want anders ga je naar de hel’, dan weet ik zeker dat het helemaal mis gaat. Dus ik moet dan een manier vinden om het kind op het, naar mijn idee, goede pad te houden en goede moslim te laten

wor-den zonder dat ie…Ja, ik zou ook niet willen dat mijn kind een extremist wordt of zo. Dat zou ik heel erg vinden, dat zeg ik je eer-lijk’. De meisjes willen dit met hun eigen kinderen anders doen.

De Marokkaanse kerngroepjongeren brengen ter sprake dat ouders hun kinderen vaak bang maken. Naast discriminatie is dat een reden waarom jongeren zich vaak niet welkom voelen in de samenleving. Een van de jongeren: ‘Ouders die zeggen ‘we moeten misschien terug’ maken je als kind bang. Dat doet wat met je; een kind kan zich daardoor heel negatief ontwikkelen’. Ouders zijn vaak ongelukkig, aldus de jongeren. ‘Ze willen wel weg, maar ze blijven hier voor de kinderen. Maar veel Marokkanen voelen zich overbodi-ge en onoverbodi-gewilde gasten. (…) Ik merk het heel erg wanneer we als gezin in Marokko zijn. Dat is gewoon een wereld van verschil. Ik hoor mijn vader daar niet klagen. Hij is gewoon helemaal in zijn element’. Een ander: ‘Als ik naar mijn vader kijk, als hij Saddam Hussein op tv zag vond-ie het geweldig, maar als Bush op tv kwam ging-ie stuk op de tv’. De jongeren zijn het erover eens dat je zoiets als kind ‘meeneemt’. Ouders zouden, vooral bij het eerste kind, een tiendaagse cursus moeten volgen ‘hoe voed je je kinderen op’. ‘Mijn vader kon niet lezen en schrijven. Hij zei alleen ‘je doet dit en je doet dat en we praatten nooit op een rustige manier met elkaar. En zo gaat dat met heel veel ouders. (…) Kijk, je hoeft een moeder helemaal niet uit te leggen hoe ze borstvoeding moet geven, want dat zal ze wel kunnen, maar hóe spreek je dat kind aan als het iets verkeerds heeft gedaan?’.

In veel gesprekken onderstrepen jongeren de noodzaak van opvoe-dingsondersteuning aan ouders. Deze zou zich vooral moeten rich-ten op verbetering van de communicatie tussen ouders en kinderen, en op het ondersteunen van ouders bij het ‘opvoeden in de islam in Nederland’.20Een bekeerlinge in groep M2 zou graag een cursus

‘islamitisch opvoeden’ willen als zij later kinderen krijgt. Jongeren

20Uit veel ander onderzoek blijkt eveneens dat ouders van Turkse en Marokkaanse afkomst gemiddeld meer autoritair opvoeden dan autochtoon-Nederlandse ouders en met nogal wat onzekerheid kampen over de communicatie met hun kinderen. Ook

in M5 uiten hun waardering voor het feit dat stadsdeel Slotervaart veel doet aan het benaderen en betrekken van ouders.

Rol van leeftijdgenoten

Naast ouders zijn leeftijdgenoten zeer belangrijk voor de ontwikke-ling van jongeren. Voor jongeren uit Turkse en Marokkaanse gezin-nen gaat dit vaak nog meer op omdat zij vaak zonder steun van hun ouders of vanuit bredere informele kring hun weg in de samenleving moeten vinden.21

Veel jongeren geven aan te leren van leeftijdgenoten in hun eigen omgeving (broers/zussen, vrienden). Discussie met elkaar kan van nut zijn voor de eigen visieontwikkeling. B. (werkt, hbo-niveau) in T10 hierover: ‘Moslims onder elkaar discussiëren ook heel vaak over de islam, want de ene moslim beleeft zijn geloof heel anders dan de ander. Het is ook interpretatie, hoe je het zelf vormgeeft, hoe je het zelf opvat, hoe je het zelf begrijpt en hoe je het zelf leest. Het kan ook voorkomen dat moslims het niet eens zijn met de imam’. Discussie kan weer motiveren om dingen op te gaan zoeken op internet of in boeken. I. (hbo) vertelt dat er de laatste weken vooral gepraat wordt over de film van Wilders, bijvoorbeeld naar aanleiding van doorstuurmails die oproepen tot rellen op een bepaalde datum op een bepaalde plaats. Vrienden praten er dan met elkaar over dat rellen helemaal niet goed zijn. De mails komen via via in je mailbox, en dat gaat razendsnel. Het is onduidelijk waar de mails vandaan komen: ‘Je weet zelfs niet eens of het wel van een moslim is. Misschien is het van iemand die de moslims de straat op wil krijgen. Vandaar dat het ook belangrijk is om het met je vrienden te overleggen’.

Over chatten met onbekenden via internet zijn de meningen ver-deeld. Volgens B. (hbo) in T10 zijn het vooral Marokkanen die elkaar op bepaalde sites treffen en elkaar daar soms opjutten. Maar ook de jongeren van Marokkaanse afkomst zijn niet onverdeeld enthousiast over dit communicatiemiddel. Sommigen komen graag op bijvoor-beeld Maroc.nl, anderen ‘praten niet met onbekenden’ of houden zich liever afzijdig van de ‘welles-nietes’-discussies op veel fora.

21Zij blijken zich dan ook relatief sterk te verlaten op de steun en voorbeelden van hun leeftijdgenoten. In vergelijking met Nederlandse jongeren ontlenen zij minder steun aan hun ouders, vooral vaders (Pels & Nijsten 2003).