• No results found

Andere voorzieningen voor moslimjongeren

eigen verantwoordelijkheid

9. Andere voorzieningen voor moslimjongeren

De moskee is doorgaans onvoldoende toegankelijk. Bovendien zijn er jongeren die liever bijeenkomen in een meer neutrale omgeving, zoals we hiervoor hebben gezien. Eigen plekken met een specifiek aanbod voor moslimjongeren kunnen aan een grote behoefte vol-doen. Daarnaast is het zaak dat algemene voorzieningen hun toe-gankelijkheid verhogen en dat professionals beter inspelen op de diversiteit aan achtergronden en behoeften van jongeren.

Eigen plekken voor steun en ontmoeting

Er is behoefte aan laagdrempelige instanties, waar jongeren terechtkunnen met vragen, frustraties of klachten over de inpassing van hun principes in het maatschappelijke leven, en voor dialoog en advies daarover. De organisatie Vangnet, die meerdere gespreks-deelnemers noemden, is hier een goed voorbeeld van. De

Nederlandse moslima Maimuna heeft deze organisatie van meiden voor meiden opgericht. Maimuma geeft in verschillende moskeeën lezingen over de islam. Er zijn praatgroepen (voorbeeld van een onderwerp: eenzaamheid) en je kunt er terecht voor steun en advies over alles waar je mee zit. Vaak hebben meiden die er komen problemen met de thuissituatie. C. (Turkse, mbo) in M2 stelt dat jongeren niet altijd met problemen bij hun ouders terechtkun-nen en dat ze ook graag advies krijgen waarin de zaken van een andere kant dan die van hun ouders belicht worden. De meiden koken gezamenlijk bij Vangnet en ze hebben veel steun aan elkaar.

Een Turks lid van de kerngroep: ‘Zelf heb ik ook veel geleerd van Maimuna. Ben ook veel opener geworden, vroeger was ik een dichte pot. Ze heeft me helemaal veranderd. Ik heb meer zelfvertrouwen en kennis. Kennis is licht en geeft je ook heel veel kracht’.

Vangnet staat voor iedereen open en oordeelt niet. Daar ligt de kracht van dergelijke initiatieven, aldus een ander kerngroeplid.

Verwey-Jonker Instituut

‘Als we het aan meneer of mevrouw de politicus mogen adviseren, dan kunnen we zeggen dat ze vooral dit soort initiatieven moeten ondersteunen’. De voorgaande spreekster is het daar zeer mee eens, vooral omdat heel veel problemen (bij meisjes) in de Marokkaanse en Turkse gemeenschap nog taboe zijn. Ook jongens hebben volgens haar overigens wel degelijk behoefte aan onder-steuning, maar dan op een andere manier dan de aanpak van Vangnet voor meisjes. Jongens uiten zich minder dan meisjes, ‘je laat je problemen niet zien’. Dat hangt samen met eergevoel en opvattingen over mannelijkheid. Je ziet veel jongens rondhangen.

Daarbij is er wel een verschil tussen leiders en de grootste groep van volgers. Vooral in die laatste moet je investeren. Geopperd wordt dat je ondersteuning voor deze jongens meer moet koppelen aan doe-activiteiten.29M2 pleit eveneens voor specifieke ondersteu-ning voor jongens.

Ook volgens jongeren in T8 verdienen initiatieven vanuit eigen verenigingen ondersteuning, zoals vanuit een jongerenvereniging als Anatolia. Dat is voor jongeren een ontmoetingsplek. B., studente, werpt tegen ‘maar dat heeft niks met moslim-zijn te maken’, E.

(wo) antwoordt dat het niet direct altijd met de islam te maken hoeft te hebben, ‘maar de meeste leden zijn moslim’ en ondersteu-ning kan, aldus E., ook bestaan uit informele gesprekken bij de bil-jarttafel of de computer. G. (opleiding onbekend) stelt dat je geen islamitische vereniging hoeft te zijn. ‘We organiseren bij Anatolia ook activiteiten die gaan over de islam, kennisavonden, lezingen.

Het gaat om de gelegenheid die er is door dit soort verenigingen.

E.: ‘Ja, dat de mogelijkheden er zijn voor mensen die er behoefte aan hebben. Ook die gespreksgroepen, er zijn jongeren die daar behoefte aan hebben, het loopt ook goed’.

Volgens E. (wo) was het subsidiebeleid vroeger vooral gericht op kleine verenigingen op lokaal niveau. De afgelopen jaren is het steeds centraler geworden. Vroeger konden verenigingen subsidie aanvragen voor activiteiten, nu is daar nauwelijks geld meer voor.

Het gaat naar grote koepel-organisaties met wie de overheid eens in de zoveel tijd om de tafel zit. E. vindt dit geen goede ontwikkeling:

‘Ik denk dat je juist op lokaal niveau moet beginnen, dat werkt veel

beter’. E. kaart verder het probleem aan van de projectencarrou-sel. Er is te weinig continuïteit. Projecten kunnen vaak alleen ad hoc, eenmalig, gefinancierd worden.

Toegankelijkheid van regulier aanbod

Een van de meiden in M2, C. (mbo), stelt dat de drempel naar Vangnet veel minder hoog is dan die naar de hulpverlening. Zij zou dan ook willen dat Vangnet haar activiteiten naar hulpverlening zou uitbreiden, zoals het helpen realiseren van stageplekken. Anderen wijzen op het belang van aanpassing van het bestaande reguliere aanbod aan de behoeften van (moslim)jongeren. Mede omdat de drempel van de moskee vaak hoog is en er weinig ‘eigen’ voorzie-ningen zijn, is specifiek aanbod vanuit het jongeren- en buurthuis-werk van belang. Het belang van een coaching-aanbod is al genoemd. Verder zouden er zelfhulp- en praatgroepen onderdak en ondersteuning kunnen krijgen. Algemene voorzieningen zouden ook een mentoraat voor moslimjongeren kunnen organiseren en onder-steunen.

Er is echter een belangrijk struikelblok. Volgens de jongeren in M1 wordt de ‘scheiding van kerk en staat’ vaak aangevoerd als reden waarom een dergelijk aanbod onmogelijk is. Naast het oprichten van eigen organisaties (‘op het moment dat je het woord islamitisch in je statuten vermeldt krijg je toch wel een beetje weerstand’) kunnen ook initiatieven voor moslimjongeren vanuit algemene organisaties stuklopen op dit argument. Dit vinden de jongeren onterecht, omdat volgens hen het streven naar ‘volledig bijdragen en participeren aan de maatschappij’ zwaar meeweegt bij de betreffende activiteiten.

G. (opleiding onbekend) geeft een voorbeeld van de

Moslimjongeren Amsterdam. Dat is volgens hem een organisatie die zich heel erg islamitisch profileert maar veel activiteiten onder-neemt van meer algemeen maatschappelijke aard. Zo organiseerde MJA een bijeenkomst die tot doel had vrijwilligerswerk onder mos-limjongeren te stimuleren. ‘Je slaat met dit soort dingen eigenlijk twee vliegen in één klap: je dient je religie en je doet iets aan je netwerk en participatie in Nederland…, ook dat is onderdeel van je geloof’. ‘Jongeren kernwaarden en normen meegeven’, vervolgt G.,

‘maar dan als intermediair de islam…. Het is iets wat totaal past binnen bepaalde instellingen. Ik zou zeggen gebruik gewoon je

cre-atief vermogen en zorg dat je de ruimte krijgt en biedt een pro-gramma aan waarbij je kan aantonen dat je iets doet aan het betrekken van de jongeren in de samenleving’. De andere jongeren in M1 zijn het ermee eens dat het soms nodig is om ‘strategisch te denken in hoe je iets organiseert en aanbiedt’. Bovendien, zo zeg-gen meerdere groepen, hechten veel jongeren aan hun islamitische identiteit; als je hen wilt betrekken of wilt aansporen tot verant-woordelijk gedrag kun je dit juist goed doen vanuit ‘de islam als intermediair’.

Kortom: soepel en creatief omgaan met de scheiding tussen kerk en staat is geboden, opdat religieuze en reguliere organisaties ondersteuning van moslimjongeren kunnen faciliteren.30In een van de groepsgesprekken komen de jongeren tot het advies om beleids-makers bij activiteiten uit te nodigen: ‘Bestook ze met e-mails van

‘kom’, dan kunnen ze nooit later zeggen van ‘wat jullie daar aan het doen zijn…’.

Professionalisering

Een andere voorwaarde voor het vergroten van de relevantie van het bestaande buurthuis- en jongerenwerk is professionalisering van de werkers. Zo moeten professionals meer kennis hebben van de religie en cultuur van de jongeren waarvoor zij een aanbod (moe-ten) hebben.31Een Marokkaans lid van de kerngroep: ‘Iedereen die met Marokkaanse jongeren werkt, móet een basiskennis hebben van de godsdienst en de cultuur. Dat is heel belangrijk. Ik ben hier wel eens naar het politiebureau geweest en heb gezegd dat ik er wel eens een informatieavond over de islam wil houden. Waarom? Zij lopen hier op straat. Ze zien vrouwen met hoofddoeken, mannen

30Deze aanbeveling sluit goed aan bij de stellingname in de recente notitie Scheiding Kerk en Staat van de gemeente Amsterdam, dat sprake dient te zijn van inclusieve neutraliteit: de overheid geeft ruimte aan culturele, religieuze en levensbeschouwe-lijke diversiteit van burgers en draagt zorg voor gelevensbeschouwe-lijke behandeling, zo nodig door middel van (extra) ondersteuning van groepen die naar verhouding onderbedeeld zijn.

31Dat reguliere instellingen en professionals daarbinnen vaak nog weinig competent zijn in de omgang met jongeren in de multi-etnische context is bekend. Er doet zich

met wapens, jongeren…. Je moet die jongeren toch begrijpen…, anders werkt het toch tegen?’. Omgekeerd moeten islamdeskundigen goed met jongeren kunnen omgaan. Zoals een ander Marokkaans kerngroeplid het zegt: ‘Het gaat tóch nog om de manier waarop je het overbrengt. Als je het op een zakelijke manier doet, zonder feeling erin, dat werkt niet (…). Ik vind dat bepaalde mensen de X-factor moeten hebben, om het zo maar te noemen. En sommige mensen hebben dat gewoon niet en hebben misschien een training nodig of zo’.