• No results found

eigen verantwoordelijkheid

2. Doelen en doelgroep

Welk doel streven de praktijken na en op wie richten zij zich? Welke lacune wil de praktijk opvullen of wat is het probleem waar de praktijk zich op richt?

Doelen

De meeste praktijken streven meerdere doelen na. Zo richten de activiteiten van het samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland zich zowel op het versterken van jongeren (in empower-mentweekends) als op het vergroten van de beschikbaarheid van genuanceerde kennis over de islam (organisatie serie bijeenkomsten over radicalisering). In de analyse hebben we er per praktijk de drie voornaamste doelen uitgelicht. Dit levert het volgende beeld op.

Veertien maal is het vergroten van de beschikbaarheid van genuan-ceerde kennis over de islam doel van de praktijk. Het vergroten van de beschikbaarheid heeft hier twee kanten: enerzijds gaat het om kennis voor de jongeren zelf. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Al-Manaar, waar een praatgroep wekelijks bijeenkomt om (religieuze) onderwerpen te bespreken. Een imam schuift regelmatig aan om vragen te beantwoorden. Anderzijds gaat het om kennis over de islam in de Nederlandse samenleving. De Moslimjongeren Amsterdam bijvoorbeeld volgen trainingen die hen beter in staat stellen deel te nemen aan debatten; PPME organiseert lezingen die toegankelijk zijn voor een breed publiek.

Uitwisseling met lot- of leeftijdgenoten is een doel dat elf prak-tijken noemen. Studentenverenigingen zijn een goed voorbeeld van praktijken waarbij uitwisseling met gelijkgestemden centraal staat.

Acht van de 23 praktijken streven het empoweren van jongeren na. Meestal doelen zij op het versterken van het zelfbeeld en de identiteit van de jongeren door hen bewust te maken van hun kwali-teiten en de bijdrage die zij – als moslim- aan de Nederlandse

Verwey-Jonker Instituut

samenleving kunnen leveren. Een voorbeeld hiervan is de

Empowermenttraining in Amsterdam. Idee achter de training is dat de eenmaal getrainde jongeren op hun beurt andere jongeren zullen ondersteunen in hun plaatsbepaling als moslim in Nederland.

Bovenstaand doel ligt dicht aan tegen een ander doel dat op acht praktijken van toepassing is, namelijk jongeren ondersteunen bij het omgaan met je moslim-zijn. In het geval van empowerment ligt de nadruk sterk op de relatie van de jongere met de omgeving.

Bij het ondersteunen in het moslim-zijn gaat het juist ook om de zoektocht van jongeren naar de manier waarop zij het beste volgens islamitische principes kunnen leven. Bij Vangnet en IslaamAangenaam staat dit doel voorop. Bij laatstgenoemde praktijk zijn er vraag-en-antwoordsessies, waarbij jongeren in de moskee aan de imam vragen kunnen stellen.

Het laagdrempeliger maken van de moskee is een doel dat van toepassing is op zeven praktijken. Hiertoe behoren de (jongerenver-enigingen van) moskeeën, maar ook enkele andere organisaties spannen zich in om de toegankelijkheid van de moskee voor jonge-ren te vergroten. Taal lijkt daarbij een belangrijk medium.

Jongeren verstaan het klassiek Arabisch in de moskee vaak niet en bijvoorbeeld de El-Oumma moskee komt tegemoet aan dit pro-bleem. Eens per maand preekt de jongerenimam daar op vrijdag in het Nederlands.

Bij twee praktijken staat opvoedingsondersteuning (voor ouders van jongeren) centraal. Beide praktijken (Al-Amal en Voorlichting Opvoeding en Religie) werken nadrukkelijk vanuit de idee dat opvoeding en religie met elkaar verbonden (dienen te) zijn.

Doelgroep

Hieronder gaan we in op de doelgroep die de praktijken in de prak-tijk weten te bereiken. Veel prakprak-tijken staan open ‘voor alle jonge-ren’ of ‘voor iedereen’. Toch blijkt meestal een specifieke groep van het aanbod gebruik te maken. In de meeste gevallen bestaat zo’n groep uit jongeren met een zelfde etnische achtergrond. Zo zijn er acht praktijken waar vooral Marokkaanse jongeren op af komen en vijf die vooral Turkse jongeren trekken. Daarnaast zijn er acht praktijken die zich richten op ‘islamitische jongeren van

aller-hebben meisjes als doelgroep. Tot slot is er een aantal praktijken die ook niet-moslims tot hun doelgroep rekenen. Dit geldt bijvoor-beeld voor de Nederlandse Islamitische Omroep.

Aanleiding: op welk probleem spelen de praktijken in?

Bij elk van de praktijken is nagegaan wat de aanleiding was om de praktijk te ontwikkelen. Met andere woorden: welk probleem wil-den ze aanpakken, of welke lacune (in het aanbod voor jonge mos-lims) wilden ze opvullen?

Ook hier geldt dat meestal geen eenduidige aanleiding te noe-men is: het ontstaan van de praktijk is meestal een sanoe-menkomst van een aantal factoren, aanleidingen. Soms lijkt een katalysator nodig te zijn om daadwerkelijk met activiteiten voor jongeren te starten.

Zo zijn opvallend veel praktijken gestart in 2004, na de moord op Theo van Gogh.

We kunnen echter een aantal hoofdmotivaties onderscheiden. In tien praktijken was een van de redenen voor het ontstaan het gege-ven dat er voor jongeren onvoldoende kwalitatief goede informatie over de islam (in Nederland) aanwezig is. Zeven praktijken wilden inspelen op de lacune in het aanbod voor ondersteuning van jonge-ren bij het leven als moslims en bij actieve deelname aan de Nederlandse samenleving. ‘De vraag is nu vooral hoe je als moslim je weg in Nederland kunt vinden. Het is aan de moslimgemeenschap om een begin te maken met de wederzijdse integratie […]. Het is aan de moslims zelf om een volwaardige positie op te eisen […].

Deze jongeren zoeken een plaats in de samenleving. Zij zijn op zoek naar hun identiteit, waar religie een onderdeel van uitmaakt. Ze hebben een drang naar kennis en vaardigheden. De empowerment-training wil een bijdrage leveren aan deze zoektocht’.

In zeven praktijken is het gegeven dat moskeeën nog onvoldoen-de slagen om jongeren te ononvoldoen-dersteunen een lacune waar men op in wil spelen. In mindere mate (bij vijf praktijken) worden ook de ouders en professionele organisaties (bij drie praktijken) genoemd als ondersteuningsbron die jongeren (nog) niet biedt wat ze nodig hebben.

Negatieve beeldvorming over moslims in Nederland is een aan-leiding geweest om activiteiten te starten bij zes praktijken, maar waarschijnlijk speelt deze reden op de achtergrond bij meer prak-tijken een rol.

In drie praktijken vormt het ontbreken van voldoende (gekwalifi-ceerd) jong kader directe aanleiding voor activiteiten. Zij doelen hierbij op kader dat de eigen geledingen kan versterken. Achter-liggende motivatie is vaak dat de betrokkenen ervan overtuigd zijn dat een verjongings- en moderniseringsslag nodig is om in de toe-komst jongeren te kunnen (blijven) binden.

Drie praktijken noemen expliciet (het risico op) uitsluiting van de Nederlandse samenleving en/of radicalisering als aanleiding voor het starten van de activiteiten.

Vormen van ondersteuning

Alle praktijken werken aan de ondersteuning van jongeren bij het vormgeven van hun leven als moslim in Nederland. Op welke domei-nen heeft deze ondersteuning betrekking? In de meeste gevallen gaat het (in ieder geval) om informatie en advies. Bijna alle praktij-ken organiseren bijeenkomsten als lezingen en debatten, waarin deelnemers zich kunnen laten informeren over uiteenlopende zaken. Advies is beschikbaar bij inloopmomenten en cursussen.

De ondersteuning heeft in 14 praktijken (ook) betrekking op religie.

Dit is het geval in sessies waarbij een imam vragen beantwoordt, maar ook op Marokko.nl in de fora die betrekking hebben op religie.

In negen gevallen richt de praktijk zich nadrukkelijk op de wij-dere maatschappelijke context. De vele empowermentactiviteiten zijn hiervan een voorbeeld. In zeven praktijken staat emotionele of sociale steun (mede) centraal, zoals bij Vangnet, waar meiden langs kunnen komen met concrete problemen. Bij Milli Görüs bestaat de mogelijkheid om bij conflicten tussen ouders en een jongere hulp van een mediator van de organisatie te vragen.