• No results found

Jongmans, Linskens en De Groot Handreiking religieus erfgoed voor burgerlijke en kerkelijke gemeenten: 73,

4. Kerkinterieurensembles in de praktijk

4.2 Omarmd na bedreiging: Obrechtkerk in Amsterdam

Eind jaren vijftig van de vorige eeuw vrezen de grote kerkgenootschappen al voor ledenverlies. Binnen de protestantse kerk worden na de Tweede Wereldoorlog kerkinrichtingen aangetast onder invloed van esthetische opvattingen van architecten en aanhangers van de liturgische beweging. Zij bepleiten de verwijdering van doophekken en een op het oostkoor van de kerk gerichte opstelling van zitmeubilair. In de jaren zestig volgt na het Tweede Vaticaans Concilie liturgische vernieuwing in veel rooms-katholieke kerken. De kerkgebouwen worden ingrijpend gemoderniseerd, waarbij soms de gehele oorspronkelijke aankleding en inventaris worden verwijderd. ‘De rijke uitmonstering past niet meer bij de sobere tendensen van de moderne tijd.’ Deze maatregelen kunnen echter niet verhinderen dat de betrokkenheid bij de kerkgenootschappen verder afneemt. De meeste mensen raken langzaam van de kerk vervreemd, omdat het kerkelijk leven nog nauwelijks aansluit bij de idealen van de jaren zestig en zeventig.144 Ook in Amsterdam krijgen kerken te maken met een afname van het aantal

kerkgangers. De Onze Lieve Vrouw van de Allerheiligste Rozenkrans (Obrechtkerk) herinnert nog aan een rijk, rooms verleden.145

4.2.1 Exterieur en interieur

Afb. 6: Exterieur van de Obrechtkerk in Amsterdam.

144 Wesselink. Hemelse lust of torenhoge last: 41, 42; S. ten Hoeve. ‘Protestants kerkelijk erfgoed op drift’, in:

(On)beheersbaar Erfgoed: zonder kennis geen kunde, Ottema-Kingma Stichting. 2012: 70

145 H. van Os. ‘De Obrechtkerk. Een kerk uit de vorige eeuw met kathedrale allure’, in: De Obrechtkerk in

De Obrechtkerk staat in Amsterdam Zuid. Een deel van het huidige Zuid is eind negentiende eeuw ontstaan als stadswijk van de rooms-katholieke elite. Door strenge regels die toentertijd aan de bebouwing en woningtypen zijn gesteld, hebben het Museumkwartier, het Willemspark en de Concertgebouwbuurt zich ontwikkeld tot een luxe woonwijk. ‘Binnen de toenmalige Amsterdamse stadsuitbreidingen was het oudste gedeelte van Zuid vrijwel uniek in zijn omvang en homogene opzet: er werd alleen gebouwd voor de ‘deftige stand’’. In de begintijd wonen langs het Vondelpark dan ook de families van grote ondernemers als Vroom, Brenninkmeyer en Dreesman. Nog steeds heeft Amsterdam Zuid een reputatie als ‘Amsterdamse biotoop voor de ‘rijken’’.146

De situering van de Obrechtkerk is typerend voor de Nederlandse opvattingen over stedenbouw en kerkbouw omstreeks 1900. In omliggende landen waar meer bemoeienis van de staat is met kerkelijke zaken, worden kerkgebouwen geïntegreerd in de planning van nieuwe stadswijken. Van een dergelijke stadsaanleg is in Nederland vrijwel nooit sprake: ‘Gezien de precaire kerkelijke verhoudingen was het al helemaal ondenkbaar dat van overheidswege de stichting van een kerkgebouw op een prominente plaats zou worden geëntameerd. Nieuwe kerkgebouwen moesten dus zo goed en kwaad als het ging tussen de bestaande of geprojecteerde bebouwing worden ingevoegd.’147 Dit is ook het geval bij de Obrechtkerk. In het 92e jaarboek van het genootschap

Amstelodamum wordt de situering van de kerk omschreven als ‘(…) waar de kerk tussen de huizen staat ingeschoven als een boek in een boekenkast. Alleen een klein voorpleintje geeft het gebouw nog wat diepte. (…) De koorpartij wordt geheel door bebouwing aan het oog onttrokken.’148

Opdracht voor de bouw van de kerk geeft het kerkbestuur van de St. Willibrord in 1900 aan het architectenbureau Cuypers. De opdracht wordt uitgevoerd door Joseph Cuypers (1861–1949), de zoon van Pierre Cuypers, en zijn vennoot Jan Stuyt (1868–1934). Vanaf 1901 maken Cuypers en Stuyt verschillende ontwerpen, maar het definitieve ontwerp is pas in 1909 gereed. In dit ontwerp zijn van de spitsbogen rondbogen gemaakt en zijn achtkantige zuilen vervangen door vierkante pijlers. Cuypers en Stuyt nemen dus afstand van de neogotiek en introduceren een nieuwe opvatting van rooms- katholieke kerkelijke architectuur.149 De kerk, zoals zij uiteindelijk tot stand is gekomen, is een

neoromaanse kruisbasiliek met een twee-toren-front. Het gebouw omvat een driebeukig schip van vijf traveeën, een transept met zijbeuken en een koorpartij. De kruising wordt gemarkeerd door een

146 Van Os. ‘De Obrechtkerk’: 5; J. van der Werf. ‘De wording van een chique woonwijk’, in: B. Laar, E.

Koldeweij en C. P. Krabbe. Wonen in een monumentaal huis. 1875-1945, toen en nu. Amsterdam 2012: 67, 68; H. Schijf. ‘Wij verhuizen naar Zuid’, in: B. Laar, E. Koldeweij en C. P. Krabbe. Wonen in een monumentaal

huis. 1875-1945, toen en nu. Amsterdam 2012: 102

147 A. J. Looyenga. ‘De benarde kathedraal. De kerk van Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans aan de

Obrechtstraat Amsterdam’, in: Tweeënnegentigste Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum. Amsterdam 2000: 149

148 Looyenga. ‘De benarde kathedraal’: 149

vierkante vieringstoren met hoog tentdak. Middenbeuk en zijbeuken worden gescheiden door vierkante peilers. Het middenschip wordt overdekt door een geknikt cassettenplafond.150

Afb. 7: Interieur van de Obrechtkerk vanuit het middenschip.

Na de ingebruikname van de Obrechtkerk in 1910 begint men zich te bekommeren om de kerkmuziekpraktijk. In 1917 krijgt de kerk een indrukwekkend orgel, gebouwd door de orgelbouwer T. Jos Vermeulen, met een front dat waarschijnlijk is ontworpen door Stuyt. In de jaren vijftig en zestig wordt het orgel in twee kort op elkaar volgende fasen aangepast. In 1957 wordt het hele orgel geëlektrificeerd en krijgt deze een nieuwe speeltafel. In 1967 wordt het rugwerk in de balustrade aangebracht.151 Eveneens indrukwekkend is de kleurige afwerking in de kerk. De middenschippijlers

zijn bekleed met marmeren platen met grijze, groene en blauwe tekeningen. Zij dragen bogen van afwisselend rode baksteen en witte natuursteen. De bogen in de zijbeuken hebben dezelfde afwisseling van baksteen en natuursteen. In de cassettenzoldering overheerst de kleur blauw, met beige op de balken. In de vlakken wisselen twee verschillende kruismotieven en een stervormig ornament elkaar af.152

In de periode tussen de twee wereldoorlogen is de kerk rijkelijk versierd door kunstenaars Kees Dunselman, Willem Mengelberg, Matthieu Wiegman en Otto van Rees.153 Het glas-in-lood,

150 Looyenga. ‘De benarde kathedraal’: 155

151 J. Laus. Het orgel van T. Jos Vermeulen. In de kerk van de Onze Lieve Vrouw van de Allerheiligste

Rozenkrans aan de Jacob Obrechtstraat te Amsterdam. Amsterdam 2012: 6, 7, 10, 14

152 Looyenga. ‘De benarde kathedraal’: 177

153 Interview met Manfred Evers, adviseur parochiebestuur, beheerder gebouwen en projectleider restauratie,

beeldhouwwerk, mozaïek en de muurschilderingen zijn belangrijke decoratieve onderdelen.

Van de hand van Dunselman zijn het absismozaïek in het koor, de wandschilderingen op de zijwanden van het koor en de geschilderde voorstellingen in de zolder van de kruisingstoren. In het mozaïek is een tronende Christus met scepter, rijksappel en een brandend hart afgebeeld. Aan zijn voeten drie cherubijnenkoppen; geknield naast hem twee engelen. Boven zijn hoofd de duif, die de Heilige Geest symboliseert, en daarboven een uit de hemel komende hand die God de Vader aanduidt.154 Op de zijwanden van het koor is een voorstelling van het avondmaal van Christus met zijn

leerlingen te zien. In de kruisingstoren vindt men de zon, de maan en de tekens van de dierenriem.155

Het glas-in-lood in de kerk illustreert, net als de wandschilderingen en andere kunstwerken, de ontwikkelingen in de monumentale religieuze kunst in de eerste helft van de twintigste eeuw. Het oudste glas-in-lood van de kerk bevindt zich in het koor en is vanaf 1922 gemaakt door Mengelberg. De vormgeving is strak en geometrisch. Van alle glas-in-loodvensters sluiten deze het best aan bij de architectuur van de kerk zoals ontworpen door Cuypers en Stuyt. De latere wandschilderingen en overige glas-in-loodvensters verschillen sterk hiervan. Op uitzondering van het eerste glas-in-lood van Mengelberg, zijn alle glas-in-loodvensters ontworpen door Wiegman. Wiegman brengt in de kerk ook muurschilderingen aan. Hij streeft naar vernieuwing van de religieuze kunst. Het oudste venster in de kerk van de hand van Wiegman is het roosvenster in de voorgevel uit 1935. Het stelt de verrezen Christus voor, omringd door engelen. De figuren zijn geabstraheerd en uit vrij grote vlakken opgebouwd.156

In 1931 richt Van Rees een kapel met vijf nissen in. In het midden staat een gipsen beeld van Maria met de gestorven Christus op haar schoot. Het beeld is afkomstig uit een Frans atelier. Van Rees verwijdert alle kleur van het beeld en geeft het een zachte, blanke tint. De kapel met nissen geeft hij diezelfde zachtwitte kleur. Daarop tekent hij op de muur een leeg kruis achter het beeld en verstilde figuren in de overige vier nissen. Erboven bevinden zich drie engelen.157

Volgens het Monumentenregister is de Obrechtkerk zowel qua exterieur als interieur een goed voorbeeld van de vernieuwingdrang in de vroeg-20e-eeuwse katholieke kerkelijke bouwkunst,

beeldende kunst en kunstnijverheid, waarbij een verscheidenheid aan kunstenaars van verschillende instelling, beïnvloeding of stijl aan de inrichting van het gebouw hebben bijgedragen. De kerk is ‘van algemeen belang uit kunst- en architectuurhistorisch oogpunt.’158