• No results found

Nogmaals Reyer Anslo. 1

In mijn opstel over Reyer Anslo, verschenen in den Volks-Almanak voor Ned.

Katholieken 1884, schreef ik op blz. 243: ‘Ware Six van Chandelier, Anslo's

bestendige en met hem briefwisselende vriend, niet zoo bitter protestantsch - 't blijkt uit zijne gedichten - en bijgevolg zoo ijselijk onkundig in 't beoordeelen van alles wat op Roomsche zeden, gebruiken en spreekwijzen betrekking heeft, dan wisten wij met volle zekerheid dat Anslo te Rome k a n u n n i k is geworden. Immers in een dichterlijken ‘Brief aan R. Anslo, te Rome’,2

toont hij zich bezorgd en beangst over 't lot en 't onzekere verblijf van zijn ‘goede kennis’:

Seeper! wist ik t' achterhalen, Waar dat Anslo is belend Maakte ik hier en daar bekend; 'k Moest de kennis, half begraven, Doen verrijzen, somtijds laven

En gezonder dan te voor Maken met een brieftrezoor.

‘Zie, daar komt me waarlijk een snaterbekkende spreeuw uit Rome te Amsterdam aangevlogen, en

Spreeuwbek, doch wat twijfelachtig, Snaterbekte3: hij in 't machtig

En trotsch Rome hield zijn woon Bij den kardinaal Kappoon. Hij had Menno uitgetrokken, Ging in lange knunnikrokken,

1 Zie Dietsche Warande V, 476, VI, 258 en N. Reeks II, 468.

2 Poëzy, verdeelt in ses boeken, en eenige opschriften. Te Amsterdam, voor Joost Pluimert,

boekverkooper op den Dam, in Seneka. 1657. Blz. 600.

Hong de zeilen naar den wind Van den mijtergod1

bemind, Welkers stoel hij kon verplichten Met hoogdravende gedichten,

Als een oud of nieuw Romein In uitheemschen ongemein.

In 't voorbijgaan teeken ik hier aan: gelukkig, dat er een s p r e e u w aan “'t

snaterbekken” is; anders ware de plagerij, hong de zeilen naar den wind!, een al te grove onheuschheid geweest van het vriendschap.

Doch, volgt nu uit “de lange knunnikrokken” van onzen Jan Six, dat Anslo een kanonikaat te Rome verkregen en bekleed heeft? Ik antwoord: gelijk niet zelden, ook heden nog, ieder katholiek priester door de protestanten (zonder erg echter, en in alle goede trouw) tot pastoor verdoopt wordt, zoo is 't zeer aannemelijk dat ieder, die een koorhemd droeg, ook een eenvoudige klerk of clericus, door Six als een kanunnik werd beschouwd: hij had er zoovelen op zijne reizen door Italië gezien! 't Is dus zeer wel mogelijk, dat het alleen en uitsluitend dichterlijke vrijheid was, die de “lange knunnikrokken” er heeft bijgehaald of liever bijgesleept, om ze te laten rijmen op hem, die “Menno had uitgetrokken”. Toch geloof ik wel, dat Anslo in den geestelijken stand is getreden, al was het misschien slechts door 't ontvangen der tonsuur of kruinschering, en hoogst waarschijnlijk vind ik het zelfs, dat hij de bijzondere geheimschrijver van den kardinaal Luigi Capponi geweest is.’

Zoo schreef ik tegen het einde van 't vorige jaar.

Thans heb ik de zekerheid, al blijft zijn kanunnikschap nog even twijfelachtig als vroeger, dat de bekeerling R. Anslo in Juni 1667, twee jaren dus vóór zijn overlijden († 16 Mei 1669), nog slechts s u b d i a k e n was en geen p r i e s t e r - wat hij ook later wel niet meer zal geworden zijn 'k Heb

1 De Paus.

die zekerheid te danken aan de voorkomende hulpvaardigheid van den heer C.J. Gonnet, adjunct-archivaris der stad Haarlem. De gedienstige man schreef mij den 25 Mei 1884.

‘Zeer Eerwaarde Heer,

Ik ben altijd een belangstellend lezer van de studiën, die gaandeweg van uwe hand in de Studiën, Warande en Volks-Almanak verschijnen. Zoo maakte ik in 't begin van dit jaar met veel genoegen kennis met uw opstel over Reyer Anslo, en had het gelezene nog vrij wel in de herinnering, toen mij dezer dagen een brief in handen kwam van 25 Juni 1667. Hij is geschreven door Andries Triefne(?)1

en gericht aan (Willem) van der Goes te Weenen, en bevat, onder meer andere mededeelingen, het volgende:

M i j n H e e r A n s l o o2 d i e w o o n t h i e r n o g h , t e w e e t e n i n h e t H u i j s v a n h e t H o s p i t a e l v a n V l a e n d e r e n b i j S i n t A n d r i e s d e l a Va l l e , h e b b e n o g h a e n h e m n i e t g h e s p r o o c k e n ; m a e r w e l d o o r M o n srJ e a n M u v e m [v a n M e u w e n ?] M e e s t e r v a n h e t H o s p i t a e l , b i j d e w e l c k e h i j i n d e k o s t e i s , h e b b e i c k h e m l a e t e d o e n g r o e t e n v a n M i j n H e e r (v a n d e r G o e s ) s i j n t w e e g h e n3 , m o r g h e n o f t e o v e r m o r g h e n s a l i c k h e t p e r s o o n l i c k d o e n ; d e z e l f d e H e e r A n s l o o i s m a e r s u b d i a c o n u s , n i e t p r i e s t e r g h e l i j c k a e n U l . h a d d e g h e s e y t .’

‘Willem Van der Goes, Hollandsch edelman en streng katholiek, was broeder van Mr. Adriaan Van der Goes,

1 Zou het soms Kiefte moeten zijn, een lid der Amsterdamsche familie van dien naam? Daar

waren veel Roomschen onder die Kieften.

2 Ansloo - deze schrijfwijze van een tijdgenoot schijnt te bevestigen wat de heer J.G. Frederiks

in het Tijdschrift voor nederl. taal en letterkunde, 3ejaarg. blz. 255, schrijft: ‘Ansloo: de spelling van dien naam is hier gevolgd naar de naamteekeningen van leden zijner familie, en komt overeen met dien van het oudere stadje, dat nu Christiania heet.’ Men moet echter niet te veel gewicht hechten aan de schrijfwijze onzer goede vaderen: groote spellersbazen waren de brave lieden niet.

over wien bij Van der Aa, Biogr. Woordenboek. Hij had het land moeten ruimen wegens onwilligen manslag en zijne levensgeschiedenis is, dunkt mij, zeer belangrijk. Ik heb op dit oogenblik de aan hem gerichte brieven onder mij, waar eene menigte staatkundige bijzonderheden der 17eeeuw in voorkomen, een dossier, dat een zeer lijvig boekdeel vullen zou.

Ik heb gemeend, dat de kleine mededeeling hierboven voor UZE nog eenige geringe waarde kon hebben, en geef mij de eer, met de betuiging van oprechte hoogachting en vereering, steeds te zijn

Zeer Eerwaarde Heer uw dienstv. dienaar C.J. GONNET’

Ongetwijfeld heeft deze vriendelijke mededeeling hare niet geringe waarde, als nieuwe bijdrage ter ontwarring van R. Anslo's levensgeschiedenis. De heer Gonnet ontvange mijn hartelijken dank.

Mr. Adriaan en Willem van der Goes, die hier te sprake komen, zullen de kinderen zijn van Andries van der Goes en Machteld Doubleth. Of moeten wij nog eene generatie lager dalen, en denken aan de zonen van Mr. Adriaan Andriesz. van der Goes en Maria Dulcia Spiering?1

Dat kan ons niemand beter zeggen dan de knappe Haarlemsche adjunct-archivaris.

Toen Anslo's beschermer en patroon, de kardinaal Luigi Capponi, in 1659 te Rome overleden was, zal hij zich teruggetrokken hebben en metterwoon gevestigd ‘in het Huys van het Hospitael van Vlaenderen bij Sint Andries de la Valle’. Welk dat huis was, valt niet zoo licht met volkomen zekerheid te bepalen.

't Is van algemeene bekendheid, dat vóór de dagen der

1 Verg. S. Van Leeuwen's Batavia illustrata blz. 971, 972.

Fransche omwenteling schier elke natie te Rome een eigen kerkgebouw bezat, waarmede veelal een woon- en verpleeghuis, ospizio ed ospedale, vereenigd was, bestemd ter herberging of verpleging van reizigers en pelgrims, die eertijds, vooral gedurende het jubeljaar, de moeilijke reis naar de eeuwige stad ondernamen. Niet zelden was eene begraafplaats daarmede verbonden. Een der oudste stichtingen van dien aard is, na de schola Francorum, de schola Frisonum, op een der hellingen van den Vatikaanheuvel gebouwd door krijgslieden uit Friesland, al is sinds eeuwen herwaarts het nationaal karakter daarvan verloren gegaan.1

Zoo hadden ook later de Franschen en hebben zij nog heden hun prachtigen tempel van St. Lodewijk S. Luigi

dei Francesi met toebehooren, de Duitschers hunne Santa Maria in Campo santo,

de Hollanders en Duitschers hun gesticht van Santa Maria dell' Anima, de Vlamingen hunne kerk van St. Juliaan S. Giuliano dei Fiamminghi.

Bij den rector dezer kerk en der verdere daarmede verbonden inrichtingen zal, vermoed ik, R. Anslo zijn intrek genomen hebben. Werkelijk waren die gebouwen in de nabijheid van S. Andrea della Valle gelegen, zooals blijkt uit de Itinéraire de

Rome par le chevalier de Vasi2

.

Over die belgische stichting deelt ons Cavaliere Gaetano Moroni de volgende bijzonderheden mede3

: ‘In de 8stewijk van Rome of S. Eustachio bevindt zich de kerk van S. Juliaan der Belgen, ook genoemd de' Cesarini, naar 't in de nabijheid gelegen palazzo van dien naam. Piazza in zijn Eusevologio romano wil dat ze gesticht werd onder 't pontifikaat van den H. Gregorius II, door de vlaamsche natie, die ze

1 Zie Dr. A. de Waal, Rector am Campo santo: Die Nationalstiftungen des deutschen Volkes

in Rom. Frankfurt a.M. 1880 pag. 78. ‘Neben der Ruhestätte der gegen die Sarazenen

gefallenen deutschen Krieger bauten friesische Soldaten eine Kirche und verbanden damit ein Hospiz zur Aufnahme der Pilger aus ihrer Heimath. Die Kirche, allerdings umgebaut und modernisirt, besteht noch heute mit ihrem schönen romanischen Glockenthurm.’

2 Rome 1820, II, pag. 311.

toewijdde aan den H. Juliaan, de arme bijgenaamd. Daarna werd er een belendend ziekenhuis en hospitium bijgevoegd, bestuurd door eene broederschap, waarin ook de pelgrims der aangrenzende provinciën geherbergd werden. Onder het pontifikaat van Urbanus II, wanneer de vlaamsche graaf Robert II, met de zijnen ten kruistocht naar Palestina, in 1094 door Rome trok, herstelde hij het gasthuis en begiftigde het met inkomsten. Toen, na verloop van tijd, de kerk veel geleden had, werd zij in 1675 op kosten der natie in den toestand gebracht, waarin zij heden nog voortbestaat.... Op het oogenblik is die kerk in 't bezit der Belgen en versierd met tamelijk goede schilderstukken. Daar aanschouwt men eene schoone graftombe der gravin de Celles, gebeeldhouwd door Matthias Kessels van Maastricht, die in 1834 te Rome overleed.’

Deze gravin de Celles is de echtgenoote van den graaf De Visscher de Celles, gevolmachtigde van koning Willem I bij den Heiligen Stoel tot sluiting van het Concordaat van 1827.

Over den in zijn vaderland miskenden, in zijn eigen moederstad te laat erkenden Matthias Kessels - heden echter heeft Maastricht hare Kesselskade - kan men een warm woord van hulde lezen van Dr. M. Smiets in de Handelingen van het XIVe

taal- en letterkundig congres te Maastricht, blz. 248-255.

Uit de omstandigheid dat Anslo niet te Rome begraven schijnt te zijn - althans zijn naam komt niet voor in Victor Gaillard's Epitaphes des Neerlandais enterrés à

Rome1

- kan men opmaken, dat hij te Perugia, waar hij stierf, ook ter aarde is besteld. Uit den meegedeelden, in 1667 geschreven brief, blijkt ook dat Anslo, heeft hij al een bestendig en vast verblijf te Perugia gehad, niet lang aldaar vertoefd kan hebben, wijl hij reeds twee jaren later overleed.

H.J. ALLARD.

Maastricht, 30 Oktober 1884.

1 Gand, H. Hoste 1853.

Sprokkels van het terrein der genealogie

door J.H. Hofman, Pr.

I.

Ondertrouw- en doopacten te Vianen.

Een verloren sprokkel, op zijn juiste plaats gebracht, kan menigmaal een schakel worden, die eene gansch verbroken keten weer aan elkaar verbindt. Dit bewoog ons, als het zoekend oog een nuttigen sprokkel ontmoette, hem op te rapen, om dien zelf te gebruiken of aan anderen mede te deelen. Tot dit laatste biedt de ‘Dietsche Warande’ welwillend hare omloverde ruimte aan. Voor heden het volgende, ontleend aan een trouwboekje der stad Vianen:

Compareerden Joncker Balthasar van der Vecht ende Jonckvrouwe Theodora van Wees, ende hebben nae voergaende geboden, voor den stadthuyse alhier gedaen, malcanderen bij dese getrouwt ende beloeven den anderen nyet te verlaten, volgens Godts insetten. Actum voor Michiel van Riemsdijck en Willem Pijll, schepenen, den 20 Julii 1604.

Wouter Pijll, oudt-borgermrdeser stede ende Joffer Helena Vogels van Emmerick... hebben... naer behoeren malcanderen bij dese getrouwt... Actum... 2 Octob. 1604.

Op 25 Januari 1607 hebben ‘Joncker Johan van Schagen ende Jonckvrouwe Wilhelmina van Camons... den anderen bij dese getrouwt.’

Joncker Jacob van Amstel van Mijnen heer van Londersloet ende Jonckvr. Maria van Sparnwouw... hebben... den anderen getrouwt. Actum ten huyse der Jonffr. ende Wedevan Sparnwouw... den 24 Sept. 1615. (Zie van Spaen Historie der Heeren van Amstel bl. 193/4.)

Den 17 Augusti 1626 sijn alhier op den stadthuyse getrouwt Rodolph van Suylen van Natewisch jongman ende Elisabeth Speelvelt jonge dr.

JorJacob Haexen heer van Lewenberch ende Jonffr. Maria van der Vecht sijn in den houwel. staet bevesticht... den 2 Mei 1631.

JorGerardt in gen Nulant, vendrich onder den Ed. Heer Oversten Duyck, ende de Weledele Jonfr. Wellmegonda (?) van der Vecht sijn versocht hunne proclamatien, omme haer in den houwel. staet te doen bevestigen; waer d'eerste proclamatie gedaen is den 12 Febr. 1632, waerop d'andere ook gevolcht sijn en dat sonder eenige verhinderinghe.

MrPijll, rentmrvan Sijn Gen. van Brederode ende Jonffr. Gijsberta van Wede sijn nae drie voergaende proclamatien in den houwelicken staet bevesticht.... den 2 Julii 1632.

MrHerman Bolck lieutenant, geassisteert met Mr Jacob Roelofsz de Jong sijn swager, [Com.?] generael over de convoyen en licenten van de Nederlanden, ende Jonfr. Anna Pijll, geassisteert met de Here MrPijll, rentmrende raedt van Sijn Gen., hebben op den 8 Januarij 1637 hare houwelixe proclamatien doen aanteeckenen... Op den 5 Febr. 1637 is attestatie dyenaengaende gedaen.

Op huyden, den 27 Sept. 1640 zijn JorAugustyn van Teylingen ende Alitgen Jans Deteren, beyde geboortich van Haerlem, haerl. houwelix-proclamatien vergost...

Op huyden, den 23 Decemb. 1640 sijn MrArnoldus Schadé, advocaet voer den Hove Provinc. van Utrecht, binnen d'selve stadt wonende, ende Joffrouwe Elisabeth van Vianen, wonachtigh tot Vianen, haerluyder houwelixe proclamatien vergost....

Op huyden, den 18 August. 1641 sijn MrAnthonis van Wevelinckhoven, advoc. voer den Ed. Hove van Hollant, ende Joffrou Maria van Vianen haerl.

houwelix-proclamatien vergonst...

Op huyden den 23 April 1642 zijn den Well Ed. Gestr. Johan van der Vecht, woonende tot Vianen, sullende sich begeven in

den echtestaet met Joffr. Aleidis in gen Nulant, dr. van den Wel Ed. Gestreng. Advocaet Arnolt in gen Nulant, haerl. houwelix-proclamatien vergost....

Huyden den 13 May 1644 sijn JorRogier van Leefdael en JofrHester van Leefdael haer houwelixe proclamatien vergost. Getrouwt den 2 Julii 1644.

Onder de minuten en ingekomen stukken van hetzelfde archief der stad Vianen berust een schrijven van het Bestuur der stad Utrecht, van 17 Sept. 1697, 'tgeen aankondigt dat ter laatstgemelde stede ten huwelijk zijn afgekondigd ‘MrGerardus Lap advt. tot Vianen ende JorTheresia van Schuylenburch’, wonende te Utrecht.

Een doopboek der Roomsche gemeente van Vianen, thans berustende op het stadhuis aldaar, zegt:

1707, 12 Martii, Hagesteyn in domo Nieuwesteyn baptizatus Josephus Joannes Adamus Bernardus, filius Praenob. DniBernardi Wilhelmi Francisci van Bronckhorst et Praenobilis DnaeAgnetis Dorotheae van Uyterwijck; suscipientibus Praenob. Dno Joanne Georgio van Bronckhorst et Ottina Catharina van Bronchorst abbatissa abbatiae Slenorste1)

.

1708, 8 Maji, Hagesteyn in domo Nieuwesteyn baâ Maria Aloysia Christina filia... (als zoo even); suscipientibus Praenob. DnoErnesto van Bronckhorst et Praenob. Della Aloysia van Vrede.

1709, 20 Decemb., in Hagesteyn in domo Nieuwesteyn bâus Carolus Wilhelmus Josephus, filius.... (als zoo even); suscipiente DellaCharlotta Wilhelmina van Uyterwijck.

Voor getrouw uittreksel en eensluidend afschrift getuigt: J.H. HOFMAN.

II.

De afstamming der laatste heeren van brederode.

Aanteekeningen op deel VIII van de eerste serie dezer ‘Warande.’

Onder bovengemeld hoofd gaf de Meester dezer ‘Warande’ voor een goed dozijn jaren een dubbele bijdrage, welke voor den geschiedvorscher wel immer hare waarde zal behouden. Eenige kantteekeningen hierop gemaakt, een paar bijlagen daaraan toegevoegd zullen, om de beduidende waarde van het hoofdwerk, naar ons dunkt, welkom zijn. Zij mogen zonder verdere inleiding volgen.

Het archief der stad Vianen meldt ons dat, de erven van het huis Batenstein, de echte afstammelingen der Brederodes, die straks de stad en het land van Vianen voor bankroetiers en dergelijke mannen welwillend zouden openstellen, met hunne vrijheidsliefde in tweestrijd kwamen, toen zij in den persoon van Hans Wolpherd heer van Brederode, op 15 Sept. 1622 te Vianen gingen ‘verbieden wel expresselijck mits dezen d' exercitie van de voorscreven Roomsche Religie, de vergaderinge totte selve.... (enz), op de peenen, straffe ende breucken, in de ordonnantie van de Ho. Mo. Heeren Staten Generaal van date den 27 Martii 1612 begrepen....’ Niet alleen werd dit in een uur van verbittering neergeschreven, maar het werd ook ‘voor den stadthuize dezer stede ter presentie van de heer Drossaert ende Magistraet van Vianen, ten aenhoren van veel omstanders den 22 Sept. 1622’ openlijk afgekondigd; ja bij den aanvang

van 1630 werd de nieuwjaarswensch van voornoemden Drossard gevolgd door een nieuwe en nog verscherpte afkondiging van het plakaat zijns meesters. Wel een blijk dat het den Heer van Vianen ernst was.

Daarentegen leert ons het archief der Roomsche kerk van Vianen, dat de laatste heeren van Brederode, die op het huis den Bol tegenover Kersberg waren gevestigd en zich heeren van Bolsweerd moesten noemen, wijl zij de echtheid hunner afkomst voor het burgerlijk gerecht niet konden bewijzen, als edelmoedige beschermers der verdrukte Katholieken der heerlijkheid Vianen optraden. Want een oud doop- en trouwboekje in laatstgenoemd archief nog aanwezig zegt ons niet alleen dat er gekerkt werd ten huize van den heer van der Noot, maar ook op den Bol, het kasteel der Heeren van Bolsweerd, die destijds ook de drosten waren van Ameide en Thienhoven. Op 8 Novemb. 1668 staat er een kind opgeteekend, van Cornelis Jacobs en Merrike Diercx, gedoopt ‘in templo op den Bol.’ In Sept. 1662 gewaagt het trouwboekje van een huwelijk, ingezegend ‘in domi Drossardi, in Sacello, post coetum coactum.’ De drost van Vianen, die, zoo als wij boven zagen, ten Nieuwjaarsgeschenk slechts bittere placaten voor de Roomschen had, kan hier niet bedoeld zijn; blijft dus alleen de Katholieke drost van Ameide en Thienhoven, die wegens zijn hoogen stand de geschikte man was, om zijn huis veilig te leenen tot vergadering der Katholieken en ter viering der H.H. Geheimen.

Hetzelfde boekje leert ons meer in het bijzonder, dat Cornelia Mary, dochter van Hendrik van Brederode v. Bolsweerd, die na eenige jaren Geestelijke Dochter te zijn geweest, te Mechelen in het Karmelitesenklooster ging, dezen stap nog niet had gedaan op 31 Januari 1655, wijl zij op dien datum zoo wel als op 25 Decemb. 1653 in het doopboekje voorkomt: ‘suscipiente DomellaCornelia van Brederode’. Een Religieuse te Leuven kan moeilijk als pete zijn toegelaten; en zoo dit soms op minder regelmatige wijze mocht geschied zijn, dan ware zij gewis niet eenvoudig ‘domicella’ = freule genoemd.

Een gansche rij neven en nichten van freule Cornelia komen vervolgens in het Vianensche doopboekje voor; het zijn de kinderen van haren broeder Frederik Lodewijk Drost van Ameyde en Thienhoven, gewonnen bij vrouwe Theodora Anna van Renesse van der Wulp:

1662, Octobris die 23 [baptizatus] Oswaldus Servatius Brederode, filius Domini de Bolsweert; patrinus A.D. Proepositus Trajectensis D. Oswaldus Brederode. - De opmerker ziet hier een stellig tijdstip aangegeven, waarop JorOswald Willem, op bl. 27 van bovengenoemd deel dezer Warande zonder bepaling van tijd als proost vermeld, in het bezit der proostdij van Maastricht voorkomt.

1664, Joannes Ignatius filius Drossardi et D. van den Bol, suscipiente D. Praeposito Trajectensi per sororem uxoris suae; - op den Bol; 30 Julii sive pridie S. Ignatii, quo natus.

1666, 2 Septemb. Gertrudis Maria, filia Dniet Dnaevan den Bol.... - in domo op den Bol.

1667, 11 Novemb. Gertrudis Gerardina, filia DniFrederici de Brederode de Bolsweert et DnaeAnnae de Renesse; suscipiente A.D. Praeposito Trajectensi Joanne de Brederode; - op den Bol. - Met het oog op boven vermelde bl. van het voornoemde deel dezer Warande wordt bemerkt, dat wij hier een stelligen datum hebben erlangd, waarop Johan Adolf v, Br. v.B. aan zijn broeder in de proostdij van Maastricht reeds was opgevolgd. Later zal ons blijken, dat hij op 7 Mei 1701 nog in leven en in het bezit zijner proostdij is.

1669, festo S. Jacobi: Theresia filia Dniet Dnaede Bolsweert.

1670, 6 Septemb.: Maria Cornelia, filia Dniet Dnaede Bolsweert, suscipiente Dno Praeposito Trajectensi et DomellaRenesse, sorore Dnae; in domo Bolsweert.

1672, 22 Martii Josina Zara filia Dniet DnaeBolsweert, suscipiente DnoDijckgravio [Hendrik v. Br. v.B. sedert 1663 Dijkgraaf des lands van Vianen] loco sororis; in Bolsweert.

1674, 11 Aprilis: Theodora Jacoba, filia Dnide Bolsweert Frederici de Brederode