• No results found

Nieuwe schalen zonder implicatie van de masterstudenten uit de opleiding

5.3 Resultaten onderzoeksvraag 2 (‘de onderwijscontext’)

5.3.4 Nieuwe schalen zonder implicatie van de masterstudenten uit de opleiding

Op basis van de bevindingen uit de vorige alinea doen we een tweede PCA op alle respondenten met uitzondering van de masterstudenten uit de opleiding Revalidatiewetenschappen. Wanneer we deze masterstudenten verwijderen uit onze dataset dan geeft een vijf-schalen-model opnieuw het beste inhoudelijke resultaat op basis van de output van de PCA. Net zoals bij de eerste analyse van deze vragenlijst laden hier 35 van de 51 stellingen sterker dan 0.40 op een van de vijf schalen (zie bijlage 10). Daarnaast laden hier ook vele stellingen verspreid op de verschillende schalen terwijl ze oorspronkelijk peilen naar hetzelfde millenniumkenmerk. De schalen vallen elk wel beter te interpreteren. De totale verklaarde variantie van dit nieuwe vijf-schalen-model bedraagt 32% .

Hier volgt een uiteenzetting van de vijf gevonden schalen op basis van de tweede factoranalyse.

Schaal 1: actief (8 stellingen)

Enkele voorbeeldstellingen die op deze schaal laden:

• Dict8: In mijn onderwijscontext zoek ik regelmatig zelf informatie op internet over topics die aansluiten bij mijn studies.

• Nsoc2: In mijn onderwijscontext heb ik graag interactieve hoorcolleges.

• Exp5: In mijn onderwijscontext heb ik een voorkeur voor practicumsessies/ oefenzittingen.

Op deze schaal laden negen stellingen die peilen naar zes verschillende millenniumkenmerken. Deze stellingen komen sterk overeen met de stellingen die laden op schaal 4 van de eerste PCA (‘actief’). Ze benadrukken telkens een actieve manier van leren of onderwijs: zelf informatie opzoeken, voorkeur voor interactieve hoorcolleges, practicumsessies en groepswerken, etc.

88

De stelling ‘Nsoc2’ is reeds aangehaald als opvallende stelling in de eerste verkenning van de dataset van vragenlijst 2 (zie alinea 1.3.1). De Cronbach’s alpha bedraagt hier 0.64.

Schaal 2: zelfdiscipline (5 stellingen)

Enkele voorbeeldstellingen die op deze schaal laden:

• Exp7: In mijn onderwijscontext kan ik zelfdiscipline tonen wanneer nodig.

• Nsoc5i: In mijn onderwijscontext leer ik liever op mezelf dan in groep (! Inverse stelling).

• Nsoc4: In mijn onderwijscontext leer ik het best door samen met anderen in een ruimte te studeren (bijvoorbeeld de bibliotheek).

Op deze schaal laden opnieuw stellingen die voortkomen van verschillende millenniumkenmerken. Door de stelling ‘Doel5’ buiten beschouwing te laten kunnen we deze schaal interpreteren als ‘het hebben van zelfdiscipline’. De stellingen die oorspronkelijk peilen naar het kenmerk ‘sociaal’ krijgen hier de interpretatie van ‘externe druk’. Zij die geen zelfdiscipline kunnen tonen wanneer nodig, leren mogelijk liever samen met anderen om zo een soort van externe controle te hebben op hun leren. De Cronbach’s alpha bedraagt hier 0.72. Al de drie voorbeeldstellingen werden al besproken in de eerste dataverkenning (zie alinea 1.3.1). Hieruit bleek dat de meerderheid van de masterstudenten over de vier (!) opleidingen heen gemiddeld genomen geen voorkeur vertoont voor coöperatief leren. Dit gaat tegen de verwachtingen in. Daarnaast werd aangehaald dat de masterstudenten uit de drie resterende opleidingen in tegenstelling tot masterstudenten uit de opleiding Revalidatiewetenschappen zelfdiscipline lijken te kunnen tonen wanneer nodig.

De stelling ‘Dint1’ (‘In mijn onderwijscontext heb ik graag dat de prof mij deadlines oplegt’) laadt niet op deze schaal ondanks dat ze inhoudelijk wel sterk verband met deze schaal. Deze stelling bevraagt namelijk de mate waarin een student een behoefte heeft aan (externe) tijdsdruk.

Schaal 3: voorkeur voor nieuwe digitale en visuele technologie (8 stellingen)

Enkele voorbeeldstellingen die op deze schaal laden:

• Dvis2: In mijn onderwijscontext krijg ik nieuwe informatie het liefst aangeboden met afbeeldingen en grafieken.

89

• Dict4: In mijn onderwijscontext vind ik dat alle onderwijsgebouwen over Wifi zouden moeten beschikken.

• Dvis4: In mijn onderwijscontext kan ik iets het beste onthouden als ik het gezien heb (foto’s, prenten, video’s, schematische weergaves, etc.).

Al de vier stellingen van het kenmerk ‘visueel geletterd’ en vier stellingen van het kenmerk ‘ICT-minded’ laden op deze schaal. Schaal 2 (‘visueel geletterd’) en schaal 3 (‘technologische voorkeur’) van de eerste analyse zijn hierin terug te vinden. Door de stellingen ‘Doel1’ en ‘Dint6’ weg te laten uit deze schaal krijgt de schaal inhoudelijk de betekenis ‘een voorkeur hebben voor nieuwe digitale en visuele technologie’. De Cronbach’s alpha bedraagt hier 0.71. De stelling ‘Dict4’ viel reeds op tijdens de eerste dataverkenning door de sterke mate waarmee de meerderheid van de masterstudenten over de opleidingen heen met deze stelling akkoord ging.

Merk op dat in vragenlijst 1 geen enkele stelling van het millenniumkenmerk ‘Visueel geletterd’ op een schaal laadt. In contrast met vragenlijst 1 laden hier al de stellingen van dit kenmerk op deze schaal.

Schaal 4: praktijkgericht met een open visie (5 stellingen)

Enkele voorbeeldstellingen die op deze schaal laden:

• Exp6: In mijn onderwijscontext vind ik dat stages mogelijk moeten zijn in alle opleidingen.

• Pos1: In mijn onderwijscontext sta ik open om andere culturen te leren kennen tijdens mijn opleiding (bijvoorbeeld door uitwisselingsprojecten, casussen over andere culturen, etc.).

• Pos2: In mijn onderwijscontext vind ik dat er in elke opleiding de mogelijkheid moet zijn om deel te nemen aan een uitwisselingsproject in het buitenland.

Op deze schaal laden behalve de stelling ‘Exp6’ de vier stellingen van het kenmerk ‘positieve attitude’ die peilen naar een positieve attitude ten aanzien van de ander, de maatschappij. In de onderwijscontext krijgt dit een andere invulling dan in het alledaagse leven, namelijk in de richting van het ‘praktijkgericht zijn met een open visie’. Deze stellingen geven een omschrijving van een persoon die zich richt op de toepassingsmogelijkheden van de leerstof.

90

Hij staat open om zijn vaardigheden toe te passen in nieuwe omgevingen en zo in een nieuwe (leer)omgeving bij te leren (zoals mogelijk is tijdens stages en uitwisselingsprojecten). In deze betekenis leunt deze schaal inhoudelijk sterk aan bij de exploratieve ingesteldheid die auteurs toekennen aan millenniumstudenten. Veen en Jacobs (2005) benadrukken hierbij de voorkeur van een millenniumstudent voor het kunnen toepassen van zijn studies in een realistische context. Dit ‘leren door te doen’ wordt hier benadrukt: leren door stages, door uitwisselingsprojecten, door open te staan voor het nieuwe, etc. Deze schaal is bijgevolg een illustratie van de ‘schemerzone’ die er tussen millenniumkenmerken lijkt te zijn. Zoals reeds aangegeven kunnen millenniumkenmerken niet los van elkaar gezien worden, maar hangen ze integendeel sterk met elkaar samen (Brown, 2000).

De voorbeeldstelling ‘Exp6’ is al aangehaald in alinea 1.3.1 doordat de overgrote meerderheid van al de respondenten over de vier (!) opleidingen heen met deze stelling akkoord gaat. Het is op één stelling van vragenlijst 2 na de stelling waarmee het hoogste percentage van alle respondenten helemaal akkoord gaat (51.7%). Dit lijkt dus een belangrijke rol te spelen bij studenten in het denken over de onderwijscontext. De Cronbach’s alpha bedraagt hier 0.65.

Schaal 5: multitasking (4 stellingen)

Enkele voorbeeldstellingen die op deze schaal laden:

• Dmulti3: In mijn onderwijscontext kan ik op hetzelfde moment naar muziek luisteren als me concentreren op mijn studieopdrachten.

• Dmulti5: In mijn onderwijscontext kan ik mijn aandacht gemakkelijk van de ene naar de andere activiteit verplaatsen.

• Dmulti2i: In mijn onderwijscontext werk ik het best als ik eerst de ene opdracht afwerk alvorens de volgende te beginnen (! Inverse stelling).

Deze schaal verwijst naar het kenmerk ‘multitasking’. Deze verwijzing naar ‘multitasking’ is hier veel duidelijker aanwezig dan dat het geval was in de eerste analyse (zie 1.3.2). De stelling ‘Dict6’ wordt hier wel uit de schaal verwijderd om de schaal een duidelijkere interpretatie te geven. De stelling ‘Dmulti3’ werd al besproken in alinea 1.3.1. Tegen de verwachtingen in gaat namelijk slechts een beperkt percentage (33.2%) van respondenten met deze stelling in een bepaalde mate akkoord. Ondanks dat de Cronbach’s alpha hier maar 0.44 bedraagt, gaan we de schaal toch weerhouden omdat deze inhoudelijk naar een belangrijk kenmerk van de millenniumstudent peilt.

91

Het is opvallend bij dit vijf-schalen-model dat verschillende stellingen die naar hetzelfde millenniumkenmerk peilen op andere schalen laden. Enkel bepaalde stellingen die peilen naar de millenniumkenmerken ‘een positieve attitude’, ‘multitasking’, ‘visueel geletterd’ en ‘ICT- minded’ laden samen op een schaal. Deze millenniumkenmerken worden bijgevolg in bepaalde mate teruggevonden in de onderliggende structuur van deze vragenlijst. Stellingen van de kenmerken ‘exploratief’ en ‘sociaal’ daarentegen laden op drie verschillende schalen. Verder worden er van de millenniumkenmerken ‘intensivering en a-lineaire informatieverwerking’ en ‘doelgeoriënteerd en prestatiegericht’ slechts een enkele stelling behouden op een schaal. Van het millenniumkenmerk ‘het hebben van een gelijkwaardige, persoonlijke relatie met opvoeders’ valt geen enkele stelling terug te vinden.

In dit vijf-schalen-model werden de masterstudenten uit de opleiding Revalidatiewetenschappen buiten beschouwing gelaten om na te gaan of dit iets zou kunnen veranderen aan de schalen die we terugvinden. Deze tweede analyse zorgt inderdaad voor verschuivingen in het onderliggende patroon van de vragenlijst. De eerste schaal uit de eerste analyse (‘zelfgericht’) valt volledig weg. De tweede en de derde schaal uit de eerste analyse (‘visueel geletterd’ en ‘technologische voorkeur’) worden in de tweede analyse samengevoegd tot één schaal, namelijk ‘voorkeur voor nieuwe digitale en visuele technologie’. De laatste schaal uit deze eerste analyse (‘multitasking’) verandert inhoudelijk van enkele stellingen maar verder verwijst de vijfde schaal van de tweede analyse ook naar dit kenmerk. De schaal ‘actief’ uit de eerste analyse blijft in de tweede analyse behouden. Ondanks deze veranderingen verwijzen de schalen slechts in beperkte mate naar de belangrijkste millenniumkenmerken die werden bevraagd. De schalen ‘actief’ en ‘praktijkgericht met een open visie’ sluiten aan bij het millenniumkenmerk ‘exploratief’. Deze laatste schaal kan ook beschouwd worden als een vertaling van het kenmerk ‘positieve attitude ten aanzien van de ander’ naar de onderwijscontext. De schaal ‘zelfdiscipline’ omvat inhoudelijk verschillende stellingen die naar meerdere facetten van de millenniumstudent kunnen verwijzen. Schaal 3 (‘voorkeur voor nieuwe digitale en visuele technologie’) peilt wel volledig naar het kenmerk ‘visueel geletterd’ en naar een facet van het kenmerk ‘ICT- minded’. De laatste schaal tenslotte peilt ook volledig naar het millenniumkenmerk ‘multitasking’. We kunnen hier besluiten dat de millenniumkenmerken in de onderwijscontext in veel mindere mate lijken terug te komen in vergelijking met deze in het alledaagse leven, ongeacht of de masterstudenten uit de opleiding Revalidatiewetenschappen in rekening worden gebracht of niet.

92

Onze verwachtingen worden hier veel minder ingelost. We hadden verwacht al de naar de onderwijscontext vertaalde millenniumkenmerken terug te vinden. Dit is niet het geval. Bijgevolg is hier nog meer onderzoek nodig naar vragenlijstconstructie. Deze vragenlijst heeft nood aan aanpassingen om al de millenniumkenmerken te kunnen terugvinden.

Met de vijf schalen uit de tweede PCA gaan we een stap verder om te kijken in welke mate al de masterstudenten uit de drie behouden opleidingen deze gevonden kenmerken vertonen.

5.3.5 Studentkenmerken van al de masterstudenten (uitgezonderd de masterstudenten