• No results found

6.2 Bespreking resultaten onderzoeksvraag 2

6.2.1 Bespreking resultaten op algemeen niveau

In de media suggereren bepaalde auteurs een verband tussen de millenniumkenmerken die jongvolwassenen in hun alledaagse leven vertonen en de millenniumkenmerken die zij in hun onderwijscontext vertonen. The net gen (…) exhibits learning preferences that are closely related to their characteristics (Oblinger & Oblinger, 2005, 2.6). De bevindingen hier tonen echter aan dat er een duidelijke frictie is tussen de vanzelfsprekendheid waarmee er over millenniumstudenten wordt gepraat en de empirische evidentie voor deze beweringen. Dit heeft implicaties voor het theoretisch kader over de millenniumstudent. In tegenstelling tot het profiel van de millenniumgeneratie in hun alledaagse leven, vertonen masterstudenten aan de KU Leuven doorgaans veel minder het profiel van een millenniumstudent in hun onderwijscontext. De ‘moral panic’ (Bennett et al., 2008) die er in de media heerst over deze millenniumstudent kan bijgevolg als overdreven afgedaan worden.

Er zijn verschillende plausibele verklaringen te geven voor deze bevindingen. Volgende alinea’s gaan hier verder op in.

114

6.2.1.1 Vragenlijstconstructie

Dat het profiel van de millenniumstudent niet wordt teruggevonden bij masterstudenten aan de KU Leuven, kan een mogelijk gevolg zijn van de manier waarop de vragenlijst is opgesteld.

De stellingen van eenzelfde millenniumkenmerk peilden zowel naar verschillende inhoudelijke facetten van het millenniumkenmerk als naar een ander aspect van de onderwijscontext. Zowel kenmerken tijdens de contactmomenten met de docent als tijdens het studeren van de leerstof werden bevraagd. Het kan nochtans zijn dat de kenmerken die studenten vertonen tijdens contactmomenten met de docent (hoorcollege, werkcollege) verschillen van kenmerken die zij vertonen tijdens het instuderen van de leerstof (thuis, in de bibliotheek, etc.). Een illustratie verduidelijkt dit. Masterstudenten uit de opleiding Ingenieurs-wetenschappen doen doorgaans graag aan groepswerken maar leren liever op zichzelf dan in groep (zie alinea 5.4). Terwijl het ene peilt naar de onderwijsmethode peilt het andere naar de studeermethode waardoor dit tot verschillende resultaten kan leiden die elkaar niet eens tegenspreken. In de analyse kwamen hierdoor eerder subkenmerken van de millenniumkenmerken in plaats van de millenniumkenmerken in hun geheel voor. In tegenstelling tot vragenlijst 1 vielen hier veel meer millenniumkenmerken buiten het bereik van de vragenlijst.

6.2.1.2 Maatschappelijke evoluties, hogeronderwijsinstellingen en millenniumkenmerken

Hoe komt het dat studenten in hun onderwijscontext doorgaans niet het profiel van een millenniumstudent vertonen terwijl zij in hun alledaagse leven wel het profiel dat hierbij aansluit, dat van een millennial, aan de dag leggen? De verschillende effecten van maatschappelijke evoluties op mensen en hogeronderwijsinstellingen, zoals de KU Leuven, kunnen hier een plausibele verklaring bieden. Het mogelijke verband tussen maatschappelijke evoluties en het vertonen van millenniumkenmerken in het alledaagse leven is reeds besproken in alinea 6.1. Hier gaan we in op het mogelijke verband tussen deze maatschappelijke evoluties, hogeronderwijsinstellingen zoals de KU Leuven en het profiel van (master)studenten vandaag de dag.

115

We hebben reeds aangehaald dat de studentkenmerken volgens bepaalde auteurs nauw samenhangen met de kenmerken die studenten in hun alledaagse leven vertonen. Net zoals op de kenmerken in hun alledaagse leven lijken maatschappelijke evoluties een invloed te hebben op studenten hun kenmerken in de onderwijscontext. Oblinger (2004, p.2) illustreert dit: “There is a growing body of evidence that students have developed a different set of attitudes and aptitudes as a result of growing up in an IT and media-rich environment”. Desondanks vinden we in dit onderzoek het profiel van de millenniumstudent niet terug. Dit heeft mogelijk te maken met een verschil in effect van maatschappelijke evoluties op mensen, generaties enerzijds en hogeronderwijsinstellingen, zoals de KU Leuven, anderzijds.

Hoger onderwijsinstellingen zijn, net zoals mensen, ingebed in een maatschappelijke omgeving. Wanneer deze omgeving gekenmerkt wordt door drastische veranderingen, blijft dit niet zonder gevolgen voor het hoger onderwijs. Maatschappelijke evoluties plaatsen het hoger onderwijs voor een aantal uitdagingen en brengen hier meermaals veranderingen teweeg (Verhoeven, et al., 2005). Vandaag de dag bevinden hogeronderwijsinstellingen zich bijvoorbeeld in een nieuwe, grotere beleidsruimte (De Wit, 2007). Illustraties hiervan zijn de invoering van het ECTS-systeem, de Vlaamse kwalificatiestructuur en de verengelsing van het hoger onderwijs. Desalniettemin gebeuren deze veranderingen en aanpassingen binnen het hoger onderwijs in een traag, weloverwogen tempo (Oblinger & Oblinger, 2005). Meer specifiek is dit het geval als we naar de concrete onderwijscontext kijken die studenten dagdagelijks ervaren. Het lineair overbrengen van leerstof tijdens een traditioneel hoorcollege lijkt nog altijd eerder de regel dan uitzondering te zijn. Het betekent dat de invloed van maatschappelijke evoluties zich op een sneller tempo laat voelen bij mensen, in de vorm van een nieuwe generatie met kenmerken die sterker naar voren komen door de huidige maatschappelijke context, dan dat bij hogeronderwijsinstellingen het geval is. Dit vormt de basis van een mogelijke verklaring waarom de masterstudenten hier niet of nauwelijks het profiel van een millenniumstudent vertonen.

Mogelijk is het zo dat masterstudenten aan de KU Leuven vandaag de dag (nog) maar beperkt millenniumkenmerken vertonen doordat de onderwijscontext die zij ervaren dit (nog) niet mogelijk maakt. Hierbij geldt wel de vooronderstelling dat de onderwijscontext van invloed is op de kenmerken die studenten vertonen (zie alinea 4.2.1).

116

De studieaanpak die een student verkiest (en bijgevolg de studentkenmerken die hij vertoont) is afhankelijk van verschillende factoren uit de onderwijscontext (zowel de doceer- als studeeromgeving) (Biggs, Kember & Leung, 2001). Onderwijscontexten lijken veel minder snel op de maatschappelijke evoluties te reageren waardoor er hier een frictie ontstaat met de studenten. We illustreren dit hier verder met behulp van het millenniumkenmerk ‘sociaal’. Allereerst lijken studenten in hun alledaagse leven veel meer mogelijkheden te krijgen om millenniumkenmerken te vertonen. Ze kunnen bijvoorbeeld op verschillende momenten, plaatsen en manieren sociaal optreden: online, offline, via georganiseerde organisaties en verenigingen, in informeel verband, etc. In de huidige onderwijscontext van studenten lijken deze mogelijkheden daarentegen meer beperkt te zijn, waardoor ze mogelijk de rol van millenniumstudent minder gemakkelijk kunnen opnemen. Het onderwijs wordt bijvoorbeeld al lange tijd, en vaak nu nog, overwegend beschouwd als een individu-bepaald en individu- gericht verschijnsel (Wielemans, 2000b). De didactische werkvormen die vandaag de dag nog steeds ingezet worden, stimuleren nauwelijks interactie onder studenten of met de docent. Studenten krijgen hier veel minder de kans om zich sociaal op te stellen. Ten tweede, en hierbij aansluitend, is het mogelijk dat studenten door deze gegeven onderwijscontext ook niet de nood voelen om millenniumkenmerken, zoals sociaal, te vertonen in hun onderwijscontext. Deze kenmerken lijken namelijk nog geen belangrijke betekenis te hebben in de onderwijscontext. Als we kijken naar het millenniumkenmerk ‘sociaal’, dan zien we dat het onderwijs in de praktijk nog altijd de nadruk legt op individuele prestaties, inspanningen (denk maar aan de mogelijke examenvormen). Ten derde lijkt er onder studenten ook vaak de houding ‘onbekend maakt onbemind’ te bestaan. Omdat vele studenten (nog) geen ervaring hebben met interactieve hoorcolleges, is het voor hen niet altijd even gemakkelijk om hier zeer enthousiast over te zijn. Zeker als ze weten dat deze werkvorm meer voorbereidend werk van hen verlangt. Eens vertrouwd met een nieuwe werkvorm, lijken ze hier veel positiever tegenover te staan. Dit blijkt zowel uit reacties van docenten en studenten op het jaarlijkse evenement van LESEC als uit het interview met Johan Van den Bossche (zie hoofdstuk 3).

Vanuit bovenstaande plausibele verklaring volgt dat millenniumonderwijs nodig is om recht te kunnen doen aan de millenniumstudent. Het onderwijs wordt vanuit dit perspectief door de media aangeraden sneller in te spelen op de veranderende maatschappij en (bijgevolg) op het veranderende profiel van de student (Veen & Jacobs, 2005). “It suggests that teachers and educational institutions have a responsibility to change in response to the assumed demands of this new generation of learners” (Jones et al., 2009, p.2).

117

Wij willen dit enigszins nuanceren. Het betekent niet dat docenten op alle verwachtingen en kenmerken van studenten moeten inspelen. Dit zou kwaliteitsvol onderwijs schaden. Het betekent wel dat docenten de nieuwe mogelijkheden die zich voordoen onder invloed van de maatschappelijke evoluties moeten grijpen om kwaliteitsvol onderwijs meer efficiënt en effectief in te richten. Dit moeten beleidsmakers, onderwijskundigen en docenten onder ogen durven zien. Een ‘mindswitch’ is hier aan de orde. Ook studenten moeten deze mentaliteitswijziging ondergaan. Ze moeten durven openstaan voor nieuwe vormen van onderwijs die hen aanspreken tot het opnemen van een andere rol. Zij moeten zich laten uitdagen en durven de verantwoordelijkheid opnemen voor hun eigen leerproces.