• No results found

Neuropsychologische taken voor de training van hersenfuncties

In document De hersenen in beeld (pagina 89-93)

3.2 Neurobiologische onderzoekslijnen

5.2.2 Neuropsychologische taken voor de training van hersenfuncties

Volgens Fishbein en Sheppard (2006; box 3 en 4) liggen behandelperspec-tieven voor sommige neuropsychologische tekorten die zij bij gedetineer-den vongedetineer-den binnen bereik. Dit zou volgens hen in het bijzonder gelgedetineer-den voor de tekorten van de executieve functies. Gezien het onderzoek dat gebrekkige executieve functies in verband brengt met antisociaal gedrag (zie ook hoofdstuk 3), zou het versterken van de executieve functies wel-licht meer aandacht verdienen in de diagnostiek en interventies bij de rehabilitatie van delinquenten en forensisch psychiatrische patiënten met antisociaal gedrag. Fishbein en Sheppard zien daartoe heil in een gecombineerde leertheoretische, cognitief psychologische en neuro-psychologische benadering. De neuroneuro-psychologische taken waarmee de werking van de executieve functies wordt onderzocht, zouden ook kunnen worden gebruikt om diezelfde functies door training te versterken. Een mogelijkheid is de ontwikkeling van computerspellen waarmee functies geoefend kunnen worden als het uitstellen van beloning en het afremmen van impulsieve reacties. De taken kunnen op verschillende moeilijkheids-graden worden afgesteld, zodat betrokkene als de desbetreffende

execu-90 De hersenen in beeld

Box 3 Neuropsychologische en emotionele tekorten voorspellen behandelrespons bij gedetineerden

Fishbein en collega’s (Fisbein & Sheppard, 2006; Fishbein, Scott, Hyde, Newlin, Hubal, Serin, Chrousos & Alesci, 2006) onderzochten in een driejarige pro spectieve studie de rol van neuropsychologische en emotionele tekorten bij verschillen tussen gedetineerden in:

– behandelsucces in een cognitief gedragstherapeutisch programma dat aangeboden wordt binnen het gevangenissysteem;

– gedragsproblemen en het veroorzaken van incidenten binnen de inrichting. Aan de studie deden 224 volwassen gedetineerden uit drie medium/maximum security gevangenissen mee.

De gedetineerden kregen voorafgaand aan het behandelprogramma de volgende testen:

a Drie testen gericht op de executieve cognitieve functies van de prefrontale cortex. Dit betrof de Cambridge Decision Making Task (CDMT), de Logan Stop-Change Task en de Stroop Interference Task. De executieve functies zijn belangrijk voor het reguleren van gedrag. Er zijn verschillende subfuncties te onderscheiden, zoals impulsbeheersing (bijvoorbeeld het beheersen van woede of van sterke behoeftes om iets te verwerven) en respons-monitoring (het vermogen het te herkennen en bij te sturen als het gedrag nadelige consequenties krijgt).

b Twee testen van emotionele functies, te weten een emotionele perceptie-taak, waarbij gezichtsuitdrukkingen die verschillende emoties weergaven moesten worden benoemd en een emotionele regulatietaak, waarbij de cortisolafgifte (in speeksel) in reactie op een stressor (publieke spreektaak) werd gemeten.

De belangrijkste uitkomsten waren:

– Neuropsychologische tekorten voorspellen slechtere behandelresponsiviteit en verminderd behandelsucces. Dit geldt vooral vooral impulsiviteit: het moeite hebben met het afremmen van het eigen gedrag, het moeite hebben om de eigen reacties bij te stellen op basis van nieuwe informatie, impulsief gedrag bij risicovolle keuzes en cognitieve inflexibiliteit.

– De cortisolreactie op een stresstaak voorspelde treatment readiness en gedragsproblemen en incidenten binnen de instelling.

– Ook het minder goed waarnemen van gezichtsuitdrukkingen voorspelt slechtere behandelresponsiviteit en verminderd behandelsucces. – Behandelsucces werd gemeten met behulp van een door de

maatschappelijk werkers in te vullen schaal.

– Een voorgeschiedenis van fysiek misbruik voorspelt een slechter behandelresultaat

– De resultaten konden niet worden verklaard op basis van algemeen IQ, eerder drugsmisbruik, of op basis van zelfgerapporteerde behandel- motivatie of andere kenmerken.

vaardigheden in orde moeten zijn voordat het cognitief gedragstherapeu-tische programma bij deze delinquenten zinvol is. Deze beslissings- en planningsvaardigheden, zoals het afwegen van verschillende consequen-ties van gedrag en het denken op langere termijn, zijn als het ware het fundament dat eerst aanwezig moet zijn voordat het behandelprogramma kans van slagen heeft.

Fishbein en Sheppard (2006) vonden bijvoorbeeld dat bij volwassen delinquenten die hoog scoorden op een neuropsychologische taak die de neiging tot het nemen van risicovolle beslissingen meet, het cognitief gedragstherapeutische behandelprogramma van het gevangeniswezen minder resultaat had. Om deze vaardigheden te trainen zou volgens hen onder meer dezelfde taak kunnen worden gebruikt in combinatie met psycho-educatie over de aan te leren vaardigheden. De desbetreffende taak is de Cambridge Decision Making Task (CDMT, Rogers, Owen, Middle-ton, Williams, Pickard, Sahakian & Robbins, 1999). Deze taak is ontwik-keld om de cognitieve componenten die betrokken zijn bij het nemen van beslissingen, de bereidheid tot het nemen van risico en de gevoeligheid voor de consequenties daarvan te ontrafelen. De taak activeert het deel van de PFC dat betrokken is bij sociale vaardigheden, impulsbeheersing en beloningsgevoeligheid. De Logan Stop Signal Task is een voorbeeld van een taak die zou kunnen worden gebruikt om impulsbeheersing te trainen. Bij delinquenten die volgens hun score op de Logan Stop Signal Task (Solanto, Abikoff, Sonuga-Barke, Schachar, Logan, Wigal, Hecht-man, Hinshaw & Turkel, 2001) minder goed in staat waren hun impulsen te beheersen, had een penitentiair behandelprogramma minder effect ( Fishbein & Sheppard, 2006). Dit zijn slechts twee voorbeelden, er zijn meer neuropsychologische taken die zich richten op diverse aspecten van de executieve functies (zie o.a. Mullin & Simpson, 2007).

Box 4 Twee voorbeelden van neuropsychologische taken gericht op aspecten van de executieve functies

Logan Stop Signal Task (Solanto, Abikoff, Sonuga-Barke, Schachar, Logan, Wigal, Hechtman, Hinshaw & Turkel, 2001)

Deze taak is ontwikkeld om impulsiviteit en afleidbaarheid te meten. In het eerste deel van de taak wordt op een computerscherm telkens een kruis of een cirkel gepresenteerd. De proefpersoon krijgt te horen dat hij als er een kruis te zien is, zo snel mogelijk met de linkermuisknop moet klikken. Wordt er een cirkel aangeboden dan dient hij zo snel mogelijk met de rechtermuisknop te reageren. Bij een foutieve reactie klinkt er een piepje en moet de proefpersoon zijn reactie corrigeren door alsnog met de juiste knop te klikken. Als de proefpersoon langzaam reageert, verschijnt de boodschap ‘te langzaam’ op het scherm. Klikt hij met de muisknop voordat de stimulusfiguur te zien is, dan

92 De hersenen in beeld

rechtermuisknop op kruis en cirkel reageren. Daarnaast moet hij nu ook als er een toon klinkt nadat de stimulusfiguur gepresenteerd wordt, anders reageren: zijn reactie bijstellen namelijk door zo snel mogelijk de middelste muisknop in te drukken. Ook bij dit gedeelte van de taak verschijnen bij te langzame of foutieve reactie dezelfde boodschappen op het scherm als bij het eerste deel van de taak. De snelheid waarmee de toon op het aanbieden van de figuur volgt, wisselt gedurende de taak en wordt mede gebaseerd op de reactiesnelheid van de proefpersoon in het eerste deel van de taak. De Logan Stop Signal Task vergt diepe concentratie, impulsbeheersing en timing. De taak duurt ongeveer een kwartier.

Cambridge Decision Making Task (CDMT, Rogers, Owen, Middleton, Williams, Pickard, Sahakian & Robbins, 1999)

De taak is ontwikkeld om de bereidheid tot het nemen van risico en de gevoeligheid voor de consequenties van risicovolle beslissingen te meten. De proefpersoon krijgt te horen dat de computer een ring heeft verborgen in één van zes gele of blauwe vakken die bovenaan het scherm in beeld zijn. De proefpersoon moet de kleur van het vak gokken waarin de ring zich bevindt. Aan de keuze blauw/geel is een verhouding gekoppeld van te winnen punten 10:90, 20:80, 30:70, 40:60 of 50:50. Als de proefpersoon de juiste kleur kiest wordt het aantal punten opgeteld bij het totaal. Als hij de verkeerde kleur kiest, wordt het aantal punten van het totaal afgetrokken. De verdeling van de gekleurde vakken is 5:1, 4:2 of 3:3. De verdeling van de gekleurde vakken en de verhouding van de aan de kleur gekoppelde beloningen worden onafhankelijk van elkaar gevarieerd tussen de sessies. Iedere combinatie komt even vaak voor, met de beperking dat bij sessies met een ongelijke verdeling van het aantal blauwe en gele vakken, de grotere beloning gekoppeld wordt aan de minst waarschijnlijke uitkomst (bijvoorbeeld: 5 blauwe vakken, 1 geel vak en een verhouding van 10 punten bij een juiste keuze voor blauw en 90 punten bij een juiste keuze voor geel). De taak duurt ongeveer 20 minuten. Mensen met tekorten van de executieve functies nemen meer risico bij het streven naar een grote beloning en nemen een grotere kans op verlies voor lief.

Fishbein en Sheppard (2006) zien ook beloningsschema’s als kansrijk. Dit houdt training van gewenst gedrag in door daaraan volgens vaste schema’s consequenties (beloningen) te verbinden. Deze benadering zou bijvoorbeeld zinvol kunnen zijn bij delinquenten die weinig gevoelig zijn voor negatieve consequenties (zoals strafdreiging) maar die wel gericht zijn op beloning. Ook zouden mensen zo kunnen worden geholpen om de aandacht te richten op gedragsaspecten waar ze eerder zelf niet op letten. In een ‘response cost paradigm’ bijvoorbeeld, wordt getracht de beheer-sing van bepaalde gedragingen te trainen. Betrokkene krijgt een aantal ‘tokens’ die zijn in te wisselen voor gewenste artikelen (sigaretten worden genoemd). Wanneer betrokkene het ongewenste gedrag vertoont, moet hij

een token inleveren en daarbij hardop de reden voor het inleveren uitspre-ken. Een ander voorbeeld is een studie waarbij het belonen van zelfregu-lerende gedragingen en het volgens een vast schema onthouden van beloningen op het moment dat ontremd, agressief gedrag werd vertoond, leidde tot een afname van gewelddadige incidenten. Dit gebeurde bij impulsief-agressieve psychiatrische patiënten wier gedrag met andere methoden niet te beheersen was gebleken (Manchester, Hodgkinson & Casey, 1997; geciteerd in Fishbein & Sheppard, 2006).

Figuur 10 Transcraniale Magnetische Stimulatie (TMS)

(a) (b)

TMS vindt plaats met behulp van een elektromagneet die bij de schedel wordt gehouden (a). Het magnetische veld dringt door de schedel en kan de elektrische activiteit van specifieke delen van de hersenen stimuleren of afremmen (b) (bron figuur a: Princeton University, Princeton New Jersey, VS; bron figuur b: Shutterstock.com).

In document De hersenen in beeld (pagina 89-93)