• No results found

3.1.1 Reductiedoelstellingen:

Minister Verburg heeft in 2010 aan de taskforce Antibioticumresistentie dierhouderij, onder leiding van de heer Werner, gevraagd om voorstellen te doen om het antibioticumgebruik in de veehouderij terug te dringen met 20% in 2011 en 50% in 2013 (Kamerstukken II, 2010/11, nr.10.3126). In 2012 werd er door de Ministers Bleker en Schippers gesteld dat de sectoren erin zullen slagen om voor de veehouderij als geheel in 2015 een reductie van 70% te realiseren ten opzichte van 2009 (Kamerstukken II, 2012/13, nr.280669). Verschillende dierenartsen uiten hun bezorgdheid over de reductiedoelstelling van 70%. Volgens dierenartsen ligt de focus van de overheid teveel op volksgezondheid, waardoor factoren als dierenwelzijn en diergezondheid in het gedrang komen:

“Het probleem is dat je komt aan de rand van dierenwelzijn. En ik vind dat dit vraagstukken zijn die nu onvoldoende in beeld komen:accepteer je bepaalde uitvalspercentages?”. (Varkensdierenarts, 15

jaar praktijkervaring)

“Ik signaleer dat de problemen in het veld beginnen toe te nemen en ik denk dat de volgende 10% een zware dobber gaan worden”. (Varkensdierenarts, 21 jaar praktijkervaring)

Ook vinden dierenartsen dat er weinig transparantie is over de gevolgen van de reductiedoelstellingen in de praktijk:

“Als je kijkt naar het het relatieve gemak waar die 50% reductie mee is gehaald, daar zat inderdaad een soort luxe overgebruik in, maar ik denk dat die 70% moeilijk gaat worden in 2015. Waar ik zelf benieuwd naar ben is het welzijn van dieren als minder antibiotica wordt gebruikt. Dit is mogelijk te meten aan de uitvalscijfers in dierhouderijen: is deze uitval in Nederland gemiddeld een stuk hoger geworden?? Maak de cijfers van Rendac en Agrovision inzichtelijk om overzicht te krijgen van wat er nou precies gebeurt in varkensnederland in relatie tot het welzijn. Hebben we nou bijvoorbeeld veel meer ziekte en veel meer uitval door minder antibioticagebruik? Dat zijn zaken die ik toch graag zou willen weten”. (Varkensdierenarts, 15 jaar praktijkervaring)

De wetenschappelijke basis waarop de reductiedoelstellingen zijn gebaseerd worden in twijfel getrokken. Er wordt gesuggereerd dat deze cijfers uit de lucht gegrepen zijn.

"De normen van 20 procent reductie in 2011 en 50 procent reductie in 2013 zijn niet wetenschappelijk onderbouwd. Wat bij betreft gaat het erom dat we een forse reductie realiseren met een goede aanpak. Daar moeten we ook op beoordeeld worden" . (Varkensdierenarts, 21 jaar praktijkervaring) “Het grote probleem waar wij als dierenartsen het op verliezen is dat het beleid allemaal gebaseerd is op emotie en je moet je beleid wel blijven baseren op wetenschap. Dus dat gaat voor mijn gevoel helemaal nergens over”. (Kalverendierenarts, 25 jaar praktijkervaring)

Indien de reductiedoelstellingen uitblijven dreigt de Nederlandse overheid telkens weer met een strenger sanctiebeleid. De ontkoppeling van de apothekersfunctie van dierenartsen is een belangrijk wapen in dit sanctiebeleid van de Nederlandse overheid. Zo is er reeds verschillende malen in de Tweede Kamer overlegd om de apothekersfunctie van de dierenarts te ontkoppelen, waarmee een aan de praktijk van de dierenarts gekoppelde apotheek wordt verboden. De ontkoppeling van het apotheekrecht van de dierenartsenpraktijk zou volgens betrokken partijen in de Tweede Kamer een bijdrage kunnen leveren aan het verder verlagen van antibioticagebruik in Nederland. In 2011 is er door Berenschot een grootscheeps onderzoek geweest naar het verdienmodel vanuit de praktijk (Berenschot, 2011). Hieruit blijkt dat inkomsten uit verkoop van diergeneesmiddelen geen substantieel deel uitmaken van het totale inkomen van de dierenarts, noch van het winstdeel van de praktijk (KNMvD, 2014). Toch werd in het laatste algemeen overleg van de Tweede Kamer in maart 2014 opnieuw een motie ingediend door D66 over een onderzoek naar de ‘ontkoppeling’ van de apotheek van de dierenartsenpraktijk. De KNMvD heeft zich echter uitgesproken over de onwenselijkheid van een dergelijke ontkoppeling en ziet oplossingen voor reductie in antibioticagebruik eerder in kwaliteitsverbeteringen en het verhogen van transparantie door het verder invullen van specifieke kwaliteitssystemen (KNMvD, 2014). De Tweede kamer heeft de motie verworpen. Een mogelijke verklaring voor de verwerping van de motie is dat dierenartsen een belangrijke rol spelen bij het verminderen van het antibioticagebruik, waardoor de overheid deels afhankelijk is van dierenartsen. Zijn veterinaire kennis over bepalende factoren als verbeteringen in stalklimaat, huisvesting, hygiënemanagement en voeding, is noodzakelijk voor de transitie naar een andere bedrijfsvoering (Berenschot, 2011:7). Daarbij is de dierenarts poortwachter voor het gebruik van antibiotica: hij is de enige die diergeneesmiddelen mag voorschrijven en afleveren. De overheid heeft de expertise van de veterinaire professie dan ook nodig om op de langere termijn een duurzame en verantwoordelijke veehouderij in Nederland te verwezenlijken middels beperkt gebruik van antibiotica De ontkoppeling wordt dus niet doorgevoerd maar kan wel gebruikt worden om dierenartsen te ‘dwingen’ zich aan te passen aan de regelgeving en de beoogde reductiedoelstellingen

38

te behalen. De Nederlandse overheid kan zo het vertrouwen van de maatschappij bewaren door te laten zien dat er zowel controle als progressie plaatsvindt op de sectoren en vanuit de sectoren zelf.

3.1.2 Invoer UDD maatregel:

Vanaf 1 maart 2014 is de Regeling Diergeneesmiddelen gewijzigd en gelden nieuwe regels voor het gebruik van antibiotica bij melkvee, varkens, vleeskalveren en vleeskuikens (Stcrt.2013, nr. 23390). Dan hebben in de Nederlandse veehouderij alle antibiotica de kanalisatiestatus UDD (uitsluitend door dierenarts). Dat betekent dat in principe alleen nog een dierenarts antibiotica mag toedienen, nadat hij op het bedrijf een klinische inspectie heeft gedaan en daarbij een diagnose heeft gesteld (Stcrt.2013, nr. 23390, artikel 10.5A). Alleen onder strikte voorwaarden mag de veehouder onder de UDD- maatregel nog zelf toedienen. Dierenartsen reageren behoorlijk terughoudend op de maatregel en voorspellen problemen voor de diergezondheid en het dierenwelzijn.

“De hele UDD maatregel is in mijn optiek puur een emotionele politieke maatregel waar we nog veel problemen van gaan krijgen. Er wordt gewoon een streep door die 2e keus middelen gehaald! Daar kunnen we nu nog wel 2 jaar mee vooruit omdat we nog wat speling hebben gekregen van de overheid maar erna, ja dat gaat echt een probleem worden”. (Kalverendierenarts, 25 jaar praktijkervaring)

Kritiek wordt onder andere geleverd op de administratieve lasten van de maatregel door de verhoogde frequentie van de bedrijfsbezoeken en de daarbij gepaard gaande verplichte verslagen van deze bezoeken:

“Ik vind het onzin om iedere 14dagen precies op te gaan schrijven welk koppeltje biggen behandeld mag worden. En vervolgens al die verslagen die we moeten maken, dat zijn gedrochten, papieren tijgers! En die maken we al heel veel” . (Varkensdierenarts, 21 jaar praktijkervaring)

Daarnaast is de toegankelijkheid van de maatregel beperkt, zowel qua omvang als qua inhoud. Dit leidt ertoe dat maar weinig dierenartsen de moeite nemen om de maatregel te lezen en te begrijpen:

“Toen de UDD-regeling uitkwam heb ik hem geloof ik wel 6-7 keer gelezen. Het lijkt zo makkelijke maar het is een gedrocht! Ook wordt de regelgeving nauwelijks gelezen wat ik me ergens kan voorstellen. Maar dan komen de maatregelen vervolgens als een donderwolk op je af en dat doet zeer”. (Kalverendierenarts, 25 jaar praktijkervaring)

3.1.3 Versterkte handhaving en toezicht door NVWA:

De NVWA controleert projectmatig en na meldingen bij veehouders, handelaren en dierenartsen of ze zich houden aan de voorwaarden en de eisen die gelden bij het toepassen van antibiotica. Zo wordt informatie over veehouders die bovengemiddeld veel antibiotica gebruiken door de productschappen aan de NVWA beschikbaar gesteld. De NVWA kan op basis van deze gegevens dan overgaan tot

nadere inspectie om te controleren of sprake is van een wettelijke overtreding. Het toezicht van de NVWA wordt gehandhaafd via een diepgaande, inhoudelijke beoordeling van diergeneesmiddelen in relatie tot het bedrijfsdossier, inclusief de rol van de dierenarts als poortwachter (NVWA, n.d.). Middels projecten als ‘Poortwachter’ en ‘Quikscan’ wordt er door de NVWA inzicht verkregen in de wijze waarop de dierenarts zijn rol als poortwachter vervult bij het voorschrijven van antibiotica. Dit gebeurt door ‘te beoordelen of de dierenarts zich houdt aan de zorgvuldigheidseisen als diagnose, therapie, evaluatie en bijsturing, waarbij een relatie wordt gelegd met de hoeveelheid voorgeschreven antibiotica’ (Poortwachter 2012). Ook wordt ‘de keuze van de dierenarts voor een bepaald type antibiotica beoordeelt na analyse van verzamelde data met het oog op de richtlijnen in het formularium’ (Poortwachter, 2012). Onder dierenartsen is lang onduidelijk geweest of de richtlijnen en formularia bindend zijn en wanneer ze hier op afgerekend worden:

“We hebben veel problemen met hoe je de richtlijnen moet interpreteren. Er wordt van bovenaf gezegd dat het een ruggensteuntje is, een handvat, maar het is beslist geen wettelijk kader. Dat geeft dierenartsen de indruk dat het wat vrijblijvend is, maar de NVWA kan het wel als toetsingskader gebruiken. Het is dan misschien nog niet in een wet verankerd maar dan is het wel de norm waar de NVWA op controleert en waar dierenartsen dus ook op afgerekend kunnen worden”.

(Kalverendierenarts, 25 jaar praktijkervaring)

“Er is nog veel onduidelijkheid over wat er nou precies van je verwacht wordt in het vastleggen van bedrijfsgegevens. Je weet met zijn allen dat je het goed op moet schrijven, maar wanneer is het nou precies voldoende? Er zijn ook nog maar weinig tuchtzaken over geweest dus daar heerst toch wat onzekerheid over”. (Varkensdierenarts, 15 jaar praktijkervaring)

Dierenartsen mogen echter afwijken van deze richtlijnen en formularia mits ze dit goed kunnen verantwoorden en beargumenteren. Indien de NVWA constateert dat dit niet is gebeurd, kan dit een ‘reden zijn om de klachtambtenaar in kader van het tuchtrecht hiervan in kennis te stellen’ (van Houten, 2013:11). Een ander punt van aandacht is dat dierenartsen de nodige kritiek leveren dat ze worden beoordeeld en veroordeeld door de NVWA op handelingen uit het verleden en op basis van deze gegevens voor het tuchtrechtcollege moeten verschijnen. Dit is het gevolg van de resultaten voorkomend uit poortwachter en Quikscan projecten gebaseerd op bedrijfsgegevens over het jaar 2010 (vleeskuikens) de tweede helft van 2010 en de eerste helft van 2011 (blankvleeskalveren), waar uit volgde dat dierenartsen regelmatig onzorgvuldig antibiotica voorschrijven. De Nederlandse overheid besloot toen om stringente aanvullende maatregelen te treffen, die bestonden uit onder andere een versterkt toezicht, handhaving en sanctioneringsbeleid door de NVWA. Ook vond er een versterking van het veterinair tuchtrechtcollege plaats (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012/13, nr.274520):

40 “Kijk wij worden in 2012 geconfronteerd met ons handelen uit 2010. Dat kan, dat mag, maar dan pakken ze de maatlat van 2012 in plaats van 2010! Dat kun je niet maken, dierenartsen durven nou helemaal niets meer, en dat is altijd fout. Er heerst angst dat we helemaal in een harnasje zitten en dat we niks meer kunnen doen”. (Kalverendierenarts, 25 jaar praktijkervaring)

“Dan ga je sanctioneren als middel gebruiken, als tool, als kwaliteitsdoelstelling van EZ, ja dat is waanzin, dat kan helemaal niet”. (Pluimveedierenarts, 29 jaar praktijkervaring)

Toch zijn er verschillende meningen over hoe dierenartsen het strengere toezicht en handhavingsbeleid van de NVWA ervaren in de praktijk. Sommige dierenartsen merken er niet veel van terwijl andere dierenartsen duidelijk constateren dat de NVWA strenger aan het controleren is:

“Men weet tegenwoordig dat men gecontroleerd wordt. In 1980 waren er wel eens wat controles door VWA, maar dan gaven de boeren ze een bakje koffie en zakje aardappelen mee, waarbij de inspecteur zonder een al te serieuze controle weer naar de volgende boer ging. De controles zijn nu verbeterd, ze komen met 2 controleurs wat een goede zaak is”. (All round dierenarts, 30 jaar praktijkervaring)

“Ik weet het niet, ik heb nog niets gemerkt van controles van de NVWA. In de drie jaar dat ik als pluimveedierenarts werk heb ik er nog nooit wat van gemerkt”. (Pluimveedierenarts, 3 jaar

praktijkervaring)

“We hebben op het moment net een bedrijf gehad waar de NVWA heel streng is geweest en waar veel

gedoe is geweest. Het komt denk ik toch echt meer voor als eerst denk ik. Nou zit ik natuurlijk nog niet zo lang in het vak, maar ik denk wel dat de controles alleen maar zullen toenemen”.

(Rundveedierenarts, 2 jaar praktijkervaring)

De manier waarop de NVWA controleert wordt ook in twijfel getrokken:

‘Ik heb hier vaak met die NVWA’ers gezeten. Wat ik vervelend vind is dat die controleurs gewoon de de opdracht hebben gekregen om pats erop te gaan zitten, zwart-wit erin, en dat kan niet, we zitten met levende beesten’. (Kalverendierenarts, 25 jaar praktijkervaring)