• No results found

Om samen te kunnen werken en om doelen te bereiken moeten wetenschappers en betrokken stakeholders hun kennis kunnen ‘vertalen, onderhandelen, debatteren, trianguleren en simplificeren’ (Star&Griesemer,1989:388). Dit is noodzakelijk om tot een gemeenschappelijk begrip betreffende de geproduceerde wetenschappelijke informatie te komen. Grensobjecten zijn flexibele elementen die voldoen aan de verschillende normen en waarden van de sociale werelden van de betrokken stakeholders, maar zijn daarentegen krachtig genoeg om een gemeenschappelijke identiteit te behouden (Fox, 2012:45, van Egmond&Zeiss, 2010). Ze faciliteren de communicatie tussen sociale werelden die voorheen gescheiden waren door uiteenlopende perspectieven of idealen over een probleem, maar respecteren tegelijkertijd de grenzen van deze sociale werelden door ze in tact laten (Fox, 2012:72, van Egmond&Zeiss, 2010:58). Door de perspectieven van verschillende werelden in zich te hebben, fungeert het grensobject dan ook als een katalysator gedurende de implementatie van een idee, product of techniek (Egmond&Zeiss, 2010:59). Grensobjecten kunnen als een ‘tool’ gebruikt worden indien men grensobjecten produceert die engageren met de verschillende sociale werelden en daarbij de implementatie van een bepaald innovatief idee, product of techniek vergemakkelijken. Grensobjecten hebben naast een coördinerende rol ook een performatieve rol (van Egmond&Zeiss, 2010). Het grensobject beïnvloedt de sociale werelden waarin ze geïnnoveerd en geïmplementeerd wordt door nieuwe feiten te produceren (Van Egmond&Zeiss, 2010:62). De grensobjecten legitimeren bepaalde beslissingsmakingsprocessen, en leveren een realiteit door informatie te selecteren, te leveren en te structureren. De betrokken sociale werelden worden op deze manier gemanipuleerd naar de

idealen van het grensobject (Van Egmond&Zeiss, 2010:72). Grensobjecten nemen volgens Fox (2012) niet altijd een faciliterende rol aan; ze kunnen ook averechts werken en daarbij de communicatie en innovatie gaan beperken. Fox (2012) erkent het belang van de agency van de doelgroep waarbij de betekenis die het grensobject ‘communiceert’naar zijn doelgroep moet aansluiten bij de normen en waarden van deze doelgroep.

Volgens Granfield (2007) kunnen verschillen in individuele opvattingen en ideologieën van professies worden herleidt tot verschillen in sociale achtergronden van werknemers, verschillen in opleiding, en verschillen in de organisatiestructuren waarin werknemers werken (Granfield, 2007:119). De sociale relaties en machtsrelaties die het grensobject uitstraalt en de betekenis die doelgroepen hieraan geven moeten daarom worden erkend omdat deze van invloed zijn op de acceptatie van het grensobject in zijn doelgroep. Dit geldt ook voor technieken van disciplinering en bureaucratische werkstructuren; indien deze methoden niet in staat zijn om aan de verschillende behoeftes en ‘waarheden’van de betrokken sociale werelden te voldoen, ontstaat er weerstand en zal gemeenschappelijk begrip niet mogelijk zijn. Indien men echter de normen en waarden van de doelgroep heeft vastgesteld, kan de technologie (of beleid of andere ontwikkelingen) hier op afgesteld worden als ‘grensobject’ (Fox, 2012:82). Het grensobject kan op zijn beurt beïnvloed worden door de agency van de doelgroep, zoals bijvoorbeeld een medisch protocol (Timmermans & Berg,1997). Timmermans & Berg (1997) analyseren wat de gevolgen zijn van de introductie van een medisch protocol in een ziekenhuis en laten zien dat het protocol zelf ook voortdurend verandert’. Ze concluderen dat het medisch protocol zowel de ‘verschillende sociale trajecten beïnvloedt, als dat ze zelf wordt beïnvloedt door deze sociale trajecten’(1997: 298). Als we kijken naar de doelstellingen van de Nederlandse overheid, zijn deze vertaald naar diverse maatregelen in de praktijk, zoals de bedrijfsbehandel en bedrijfsgezondheidsplannen, formularia, richtlijnen en UDD maatregel (een verdieping van deze maatregelen vindt plaats in de volgende hoofdstukken). Ze zijn de vertaling van politieke, wetenschappelijke en professionele doelstellingen, en kunnen elk als grensobjecten worden benaderd en verklaard. Willen deze maatregelen als grensobjecten slagen in hun coördinerdende en performatieve rol, dan moet de maatregelen aansluiten bij de normen en waarden van de sociale context van de dierenartsen waar de maatregelen als ‘tool’ zullen worden ingezet. Middels de interviews zal er gekeken worden hoe dierenartsen de maatregelen ervaren en in hoeverre de maatregelen overeenkomen met de waardensystemen en ideologieën van dierenartsen.

3 Maatregelen van de Nederlandse overheid en privaatsectoren -

reacties uit de praktijk:

De maatregelen van de Nederlandse overheid en privaatsectoren zijn tijdens de diepte-interviews met dierenartsen besproken. Dertien dierenartsen met verschillende jaren ervaring in de veesector zijn benaderd (Zie bijlage 1). De informatie uit de interviews is eerst verwerkt en vervolgens uitgewisseld naar de dierenartsen om toezegging op publicatie te verkrijgen. Om de identiteit van de geïnterviewde dierenartsen te beschermen zijn enkel de specialisatie van de dierenarts en zijn werkervaring weergegeven bij de quotes. In de eerste bijlage is een overzicht te vinden van de geïnterviewde dierenartsen. Het feit dat ik zelf dierenarts ben heeft als voordeel dat ik niet alleen hoef te vertrouwen op de informatie van de dierenartsen maar dat ik de situatie zelf vanuit mijn eigen diergeneeskundige achtergrond kan interpreteren. Reflexiviteit over mijn eigen invloed als dierenarts was echter noodzakelijk. Er werd namelijk makkelijk uitgeweid over bepaalde problemen waardoor ik mijn objectiviteit over de onderwerpen moest zien te bewaren. Mogelijk heeft mijn achtergrond ook de keuzes van onderwerpen beïnvloedt waar over gesproken werd. Op 1 dierenarts na zijn de interviews afgenomen in een private ruimte waar er niet gestoord kon worden.Verschillende bronnen hebben als achtergrondinformatie gediend voor de diepte-interviews. Tweede kamerbrieven, SDa rapporten, NVWA rapporten, KNMvD rapporten en advies rapporten van Berenschot zijn geanalyseerd. Daarnaast is er gekeken naar informatie over het antibioticabeleid in media berichten zoals online krantenartikelen (Trouw; Volkskrant), online magazines (www.boerderij.nl; V-focus) en diergeneeskundige tijdschriften (Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Veearts). Ook zijn websites die belangengroepen van dierenartsen en veehouders vertegenwoordigen (www.knmvd.nl, www.cpd- online.nl) onderzocht om inzicht in de perspectieven van deze partijen te krijgen.

Uit de Tweede kamerbrieven volgt dat de Nederlandse overheid een belangrijke verantwoordelijkheid heeft toegewezen aan de betrokken veehouderijsectoren en dierenartsen. Via zelfregulatie moeten zij de gewenste veranderingen in de praktijk die tot reductie van antibioticagebruik moeten leiden, zien te realiseren. Dit heeft geleid tot de volgende taakverdeling:

- Nederlandse overheid: Reguleert de wijze waarop diergeneesmiddelen in de veehouderij

gebruikt worden via wet-en regelgeving ( Diergeneesmiddelenwet en Wet Uitoefening

Diergeneeskunde)

- Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) - overheidsorgaan : Handhaving en

toezicht op basis van registratiegegevens van de productschappen en door middel van steekproeven in de veehouderij.

- Productschappen vee, vlees en eieren (PVE): Verantwoordelijk voor het opstellen van

36

antibioticagebruik. Deze verordeningen zijn bindend voor alle ondernemers in de sector waar de verordeningen betrekking op hebben.

- Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa): Analyseert de registratiegegevens,

rapporteert en stelt normen voor antibioticagebruik.

- Beroepsorganisatie KNMvD: Verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid voor dierenartsen

en stelt professionele standaarden vast.

In wat volgt zullen de ingevoerde maatregelen besproken worden met reacties van de geïnterviewde dierenartsen.