• No results found

Internationale verplichtingen

3.1 Argumenten vóór intensivering strafrecht

3.1.3 Nederlandse overheid

Wellicht het voornaamste argument om het strafrecht (intensiever) te gebruiken in gevallen van bedrijfsgerelateerde mensenrechtenschendingen behelst de rol die de Nederlandse overheid daarbij speelt. Strafrecht behoort immers tot het publiekrecht en kent een hiërarchische relatie van overheid tot burgers. Vooralsnog wordt van handhaving van mvo-normen afgezien. Daarmee onderschrijft de overheid dat zij mvo-compliance als vrijwillig beschouwt. Dat betekent

allereerst dat de overheid de machtsmiddelen die zij heeft niet optimaal benut. Handhaving heeft namelijk een normerende functie.175 En juist handhaving is waar het aan ontbreekt als het gaat om normconform gedrag binnen de context van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Bovendien dient de overheid maatschappelijke belangen. Waar het privaatrecht alleen betrokken partijen van dienst kan zijn, is de maatschappij als geheel afhankelijk van een overheidsreactie. Juist maatschappelijk verantwoord ondernemen is per definitie een

maatschappelijk belang.176 Publiekrechtelijk optreden tegen schendingen van mvo-normen dient dus de publieke belangen van de gehele samenleving.

172 WODC Rapport 2015, p. 130 173 WODC Rapport 2015, p. 421 174 WODC Rapport 2015, p. 129

175 Kristen 2010, p. 177; WODC Rapport 2015, p. 421 176 Kristen 2010, p. 176

41

Ook op grond van internationale verplichtingen voor de Nederlandse staat bestaan enkele sterke argumenten vóór het intensiever gebruik van het strafrecht. Deze vloeien ten eerste voort uit de UN Guiding Principles, geïnspireerd op het Ruggie Framework.177 Daarin worden drie pijlers onderscheiden, waarvan de eerste en derde zich tot de lidstaten richten. De eerste pijler luidt:

“States must protect against human rights abuse within their territory and/or jurisdiction by third parties, including business enterprises. This requires taking appropriate steps to prevent, investigate, punish and redress such abuse through effective policies, legislation, regulations and

adjudication.”178

De eerste pijler houdt dus een verplichting in voor de lidstaat om te voorzien in preventieve en bestraffende mechanismen. De Guiding Principles geven daarvan enkele voorbeelden, zoals multilaterale soft-law instrumenten of wetgeving met extraterritoriale werking. In die context wordt voor het eerst het gebruik van strafrecht gesuggereerd.179 Echter, hoewel de Guiding Principles uitgebreid beschrijven hoe die ‘duty to protect’ vormgegeven kan worden, schrijven zij niet expliciet voor dat het strafrecht exclusief gebruikt moet worden. Wat dat betreft geeft zij de staten de ruimte om zelf te kiezen hoe deze bescherming geboden wordt. De schrijvers van het WODC Rapport lezen hierin overigens wel degelijk een verplichting tot het invoeren en handhaven van strafrechtelijke bepalingen.180 Feit blijft dat deze staatsverplichting beperkt blijft tot het eigen grondgebied of de jurisdictie van de staat.

De derde pijler van de UN Guiding Principles luidt:

“As part of their duty to protect against business-related human rights abuse, States must take appropriate steps to ensure, through judicial, administrative, legislative or other appropriate means, that when such abuses occur within their territory and/or jurisdiction those affected have

access to effective remedy.”181

177 Ruggie 2008

178 UN Guiding Principles, Chapter I, p.3 179 UN Guiding Principles, Chapter I, p.4 180 WODC Rapport 2015, p. 431

42

In het commentaar onder de derde pijler wordt uitgelegd dat “unless States take appropriate steps to investigate, punish and redress business-related human rights abuses when they do occur, the State duty to protect can be rendered weak or even meaningless.”182 Dat suggereert dat de eerste en derde pijler nauw samenhangen. In principle 25 wordt vervolgens het strafrecht genoemd als mogelijk mechanisme, ditmaal om te voorzien in voldoende ‘remedy’.183 Wederom wordt dus niet expliciet voorgeschreven dat het strafrecht gebruikt moet worden.

Toch valt op grond van de samenhang tussen de UN Guiding Principles en andere internationale instrumenten goed te betogen dat intensiever gebruik van het strafrecht wel degelijk geboden is. Het EVRM bijvoorbeeld kent een positieve verplichting voor de lidstaten om mensenrechten te beschermen. Neem het recht op leven uit artikel 2 EVRM, dat een verplichting kent voor de lidstaat om preventieve maatregelen te treffen om dit recht te beschermen tegen inbreuken door derden. Het levert een schending van het Verdrag op, indien de autoriteiten niet alles in hun macht hebben gedaan wat redelijkerwijs van hen verwacht kon worden om het leven te beschermen tegen een inbreuk waarvan zij wisten of moesten weten.184 In bepaalde gevallen wordt vervolgens expliciet voorgeschreven dat sprake moet zijn van strafbepalingen, een officieel effectief onderzoek en daadwerkelijke handhaving van de normen via het strafrecht ter voorkoming, onderdrukking en bestraffing van doodslag, ook als deze niet opzettelijk, maar aan iemands schuld te wijten zijn.185 Een ander geval waarin de rol van het strafrecht duidelijk werd was in de zaak Rantsev v. Cyprus & Rusland, waarin onder meer een schending van de positieve verplichtingen onder artikel 4 EVRM werd aangenomen als gevolg van een gebrekkig

strafrechtelijk onderzoek naar mensenhandel.186 Hoewel het EVRM in principe slechts geldt ten aanzien van de lidstaten en dus niet analoog toepasbaar is op wereldwijde

mensenrechtenschendingen, volgt hieruit wel dat het strafrecht in bepaalde gevallen de voorgeschreven wijze van afdoening in een geval van mensenrechtenschendingen vormt.

182 UN Guiding Principles, Chapter II, p. 27

183 UN Guiding Principles, Chapter II, p. 27; “Remedy may include […] punitive sanctions (whether criminal or

administrative, such as fines) […]”

184 EHRM 28 oktober 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:1028JUD002345294 (Osman/Verenigd Koninkrijk), r.o. 115-116 185 Guide on Article 2 of the European Convention on Human Rights, par. 127; zie ook par. 188 en EHRM 30

november 2004, ECLI:CE:ECHR:2004:1130JUD004893999 (Öneryildiz/Turkije), r.o. 71

43

Kortgezegd zou het gebruik van het strafrecht geïntensiveerd kunnen worden om meerdere redenen. Allereerst om recht te doen aan de strafdoelen, met name die van generale preventie en normbekrachtiging. Daarbij kan het strafrecht het reeds gebruikte civiele recht goed

ondersteunen. Tot slot speelt in het strafrecht bij uitstek de Nederlandse overheid een rol, namelijk in de vorm van het Openbaar Ministerie. Daardoor kunnen normen daadwerkelijk gehandhaafd worden, dient de overheid haar maatschappelijke belang én komt Nederland meer tegemoet aan de internationale verplichtingen die volgen uit de UN Guiding Principles. Hoewel daarin niet expliciet wordt gesteld dat het strafrecht een rol moet spelen, is dat met het oog op andere verdragsrechtelijke positieve verplichtingen wel goed te betogen.