• No results found

De Nederlandse eschatologie en de Evangelische Alliantiebijeenkomsten van 1851 en 1855

3. Afbakening, ‘vereeniging’, zending en apocalyptiek: 1841-1867

3.6 De Nederlandse eschatologie en de Evangelische Alliantiebijeenkomsten van 1851 en 1855

naar Londen voor een bijeenkomst van de Evangelische Alliantie. Hier zouden Da Costa en Capadose spreken. Zelf was Da Costa geen lid, in zijn verslag van de Alliantiebijeenkomst geeft hij aan waarin de Alliantie voor hem tekort schiet. Da Costa’s belangrijke bezwaar heeft betrekking op de

‘leerstellingen’ die de Alliantie centraal stelde. Hierdoor worden ‘algemeen beminde en

hooggeschatte belijders en verdedigers van het levendige christendom’ (als voorbeeld noemt hij Quakers) uitgesloten van deelname. Da Costa had liever gezien dat men zich slechts verenigde in het ‘levende geloof van des Heeren Jezus Christus gezegenden en waarachtigen persoon’.254 Ook is hij hier zo vrij om aan te stippen dat de ‘meetings’ van het Réveil toch al twee jaar eerder waren begonnen dan de Alliantie.255

De ironie van deze bezwaren ontgaat Carel Willem Pape (1788-1872) niet als hij schrijft dat het hem ‘onbegrijpelijk voorkomt, hoe hij [Da Costa], met zijne eigene zienswijze consequent blijvende, een onverdienden blaam kan werpen op Nederlandsche Hoogleeraren’ die precies het levende geloof Christus centraal willen stellen.256 Met andere woorden: hoe kon Da Costa voor bredere verbinding pleiten als hij zelf zo polemisch in het leven staat? Pape zelf was een leerling van van der Palm (net als Overdorp!), en kende het probleemstuk van vereniging van dichtbij. Namens het hervormde kerkgenootschap trad hij in 1834 op tegen de Afgescheidenen, later in zijn leven heeft hij zich verder ingezet voor de eenheid binnen het protestantisme. In het speciaal richtte hij zijn

polemisch vizier daarbij op het verenigende Roomse ultramontanisme. In De toekomstige overwinning van het Protestantisme (1862) spreekt hij de verwachting uit van een toekomstig Godsrijk op aarde, bewerkstelligd door een zegevierend Protestantisme: een bewust vaag gehouden

253 Lok, ‘Vijanden van de verlichting’, 228.

254 Isaäc da Costa, Een en twintig dagen te Londen, bij gelegenheid der zamenkomsten van de Evangelische

Alliantie, doorgebracht door Mr. Is. da Costa (Amsterdam 1852). 33-34. 255 Ibidem, 35.

61 post-millenniale verwachting van een tastbaar Godsrijk. Dat deze visie niet meer aansluit bij de moderne theologie van de jaren 1860 onderschrijft Pape zelf ook in zijn inleiding.257

De verbindende Alliantie kon op Papes goedkeuring rekenen. Abraham Capadose wilde als lid vanuit De Vereeniging zelfs een ‘Nederlandse tak’ van de Alliantie vertegenwoordigen.258 Hoe zeer de Alliantie tot de verbeelding sprak in Nederland, buiten de Réveilkring en ‘gematigd liberalen’ als Pape is maar de vraag. Voor hen die de Alliantie een warm hart toedroegen, werden er gewichtige zaken besproken, De reden dat Da Costa naar Londen was afgereisd was namelijk de twaalfde dag van de ‘Joodsche conferentie’. Daarin was hij niet de enige, want vele anderen van buiten de Alliantie waren voor deze Israëldag naar Londen gekomen. Da Costa tekent vervolgens op hoe ook binnen de vergadering nog onenigheid was over de toekomstige rol der joden. Een motie van de Anglicaan Dr. Marsh stelde dat de joden eerst zouden bekeren en dat de heidenen zouden volgen. Zendingsarbeid onder joden en in Jeruzalem was daarbij cruciaal. Deze motie werd aangenomen, maar met de nodige aantekeningen.259 Die van Da Costa zijn voor ons zeer verhelderend. In zijn toespraak geeft hij zijn visie op de rol der joden in de heilsgeschiedenis, en hoe men daar vanuit het christelijk geloof naar mag handelen.

Da Costa benadrukt de blijvende identiteit van het joodse volk, ook na hun bekering. Dat geldt voor elk individu: het geloof ‘heiligt’ het ‘persoonlijk bestaan en karakter’. Daarbij heeft God het volk van Israël ‘nationale beloften’ gedaan. Deze beloften mogen we zeker niet

‘vergeestelijken’.260 En dan de vraag hoe nu te handelen. Da Costa’s antwoord is duidelijk:

‘De Christenen behoeven overigens niet te wachten tot dat de dag des Heeren zal dáár zijn om aan Israël liefde te bewijzen om voor Israël te bidden om de eerstelingen uit Israël te helpen toebrengen tot hunnen Koning en hunnen God.’.

hij vervolgt:

‘Het komt op volharding aan in den arbeid en in het gebed. De Joden zelve zijn een bij uitnemendheid volhardend volk. Die op hen iets vermogen wil moet volharden meer nog en beter dan zy.’. 261

Het moge een zware opdracht worden, Da Costa’s woorden zijn hier duidelijk: er is werk aan de winkel, en dat is iets goeds. Da Costa laat zich niet uit over de mogelijkheid de eindtijd met arbeid te verspoedigen. Maar wel keurt hij gebed en arbeid voor de joden zonder meer goed. Daarnaast is zijn

257 Carolus Wilhelmus Pape, De toekomstige Overwinning van het Protestantisme (Arnhem 1862) VII, 355-357.

258 ‘De kerk en de Evangelische Alliantie’, De Vereeniging. Christelijke stemmen 6 (1852) 418-432.

259 Da Costa, Een en twintig dagen te Londen, 133-137.

260 Ibidem, 138-142. 261 Ibidem, 143.

62 visie op nationale identiteit tegenover God zeer interessant, te meer omdat hij zelf een bekeerde jood is. Da Costa eist een soort erkenning voor de toekomstige rol die de joden in het speciaal zullen spelen. Twintig jaar eerder stond er al in de de Stemmen geschreven dat de rol van Europa een

tijdelijke is, het verbondsvolk zou zijn centrale plek weder opeisen, zo meent Da Costa ook hier. En in Londen bleek een redelijk groot internationaal publiek zijn mening (grotendeels) te delen.

In 1855 was er een nieuwe bijeenkomst, nu in Parijs. Da Costa kon niet aanwezig zijn, maar stuurde wel zijn Vijf en twintig stellingen.262 Deze stellingen gaan op dezelfde toon verder als zijn toespraak van vier jaar eerder. De belangrijkste boodschap uit de stellingen is toch dat de rol die het joodse volk nog te spelen heeft en reeds heeft gespeeld, meer erkenning verdient. Dit wordt in de historiografie door meerdere auteurs dan ook terecht aangekaart als Da Costa’s verhouding tot de Alliantie wordt genoemd.263