• No results found

Zoals het vaatwerk van een pottenbakker in de oven ge-toetst wordt

Van Peursen (2004, 215) vertaalt met the heating of the furnace. Een vertaling die niet geheel inzichtelijk is, daar de semantische rol van de dp רצוי ילכ het vaatwerk van de pottenbakker dan on-duidelijk blijft. Met Clines (1995, 242) interpreteer ik deze dp als direct object van het predicaat, wat er toe leidt dat ן ׁשבכ oven het onderwerp moet zijn. Dit betekent tevens dat het object van de

liqtol —ook hier kan immers geen sprake zijn van een infinitief—

getopicaliseerd is en dus aan de liqtol voorafgaat. De nbv vetaalt hier met een passieve persoonsvorm getoetst wordt, maar een vertaling met een actief predicaat had dit type syntaxis mogelijk meer recht gedaan: het vaatwerk van de pottenbakker, toetst de

oven en evenzo de mens zijn uitspraken.96

Ook uit Van Peursen (2004, 266–269) blijkt dat het gebrek aan onderscheid met betrekking tot het type onderwerp problema-tisch is voor het onderzoek naar de infinitivus constructus in het Hebreeuws van het boek Ben Sira. Van de categorieën die Van Peursen (2004, 266) opneemt (final, consecutive, temporal, causal,

comparative, instrument of manner) hebben alleen de eerste twee,

de finale en de consecutieve infinitief, een ל. In alle andere cate-gorieën wordt de infinitief door een prepositie voorafgegaan. Ik zal me, in het kader van mijn onderzoek naar de liqtol, derhalve beperken tot Van Peursens analyses van, wat hij noemt, de finale en consecutieve infinitief.

Van Peursen (2004, 267) stelt dat het onderscheid tussen een finale infinitief en een consecutieve infinitief, beide voorafgegaan door ל, slechts in zeer beperkte mate mogelijk is. Deze constate-ring blijkt dan ook uit de door hem geboden analyses. Het onder-scheid is immers juist in het type onderwerp gelegen. Zowel de finale als de consecutieve infinitief hebben een null subject, maar waar de finale infinitief een control infinitive is met het onderwerp pro, behelst de consecutieve infinitief —de liqtol in de hier gebe-zigde terminologie— een zin met het onderwerp van het type pro, een onderwerp dat niet fonetisch maar wel syntactisch is gerea-liseerd. Deze laatste, pro, is het null subject zoals dat voorkomt in

96 De King James vertaling geeft in dit opzicht een boeiende vertaling: The

furnace proveth the potter’s vessels. Hieruit blijkt dat de vertalers de dp ‘de oven’

talen waarin in contexten met persoonsvorm het subjet fonetisch nul kan zijn.97 Zoals zal blijken in het taalkundig deel van het hier gepresenteerde onderzoek, zijn de syntactische contexten van beide subjecten van geheel andere aard. Als gevolg hiervan moet geconcludeerd worden, dat Peursens uitspraak betreffende het gebrek aan discriminerende criteria met betrekking tot het verschil van finale en consecutieve infinitief slechts de helft van het probleem bestrijkt. Het is wel degelijk mogelijk de finale van de consecutieve infinitief te onderscheiden, en wel met behulp van control theory en een taalkundige theorie over null subjects.

Ook in de categorisering zoals gepresenteerd in Van Peursen (2004, 268) blijkt het gebrek aan een taalkundig raamwerk tot pro-blemen te leiden. Dat een type infinitief namelijk in driekwart van alle gevallen hetzelfde onderwerp heeft als de hoofdzin, is slechts de helft van de analyse. Ook hieruit wordt immers niet duidelijk van welk type onderwerp er sprake is in de desbetreffende zin.

Samenvattend moet gesteld worden dat de in Van Peursen (2004) geboden analyse van het onderwerp van de infinitivus

constructus aanvulling behoeft: l-infinitieven en liqtol worden als

equivalent behandeld; infinitieven als onderdeel van pp en infi-nitieven als predicaat en derhalve onderdeel van tp worden niet onderscheiden; verschillende typen casus worden niet onderschei-den, waardoor structurele casus als nominatief in tp, genitief in dp en null case in tp worden behandeld als betroffen zij eenzelfde syntactische context.

In Van Peursen (2004, 252–255) wordt een aantal finiet werk-woordelijke functies van de infinitivus constructus behandeld. Deze functies benoemt Van Peursen als predicatief. Tevens stelt Van Peursen dat dit predicatieve gebruik van de infinitief meestal de expressie van een modaliteit behelst. Het gaat hierbij, aldus Van Peursen, om de modaliteit van obligation of possibility. De toename van het predicatieve gebruik van de infinitivus

construc-tus in de jongere boeken van het Oude Testament, Qumran

He-breeuws en Misjna HeHe-breeuws wijt Van Peursen aan de invloed van het Aramees op deze talen. Voorts worden in Van Peursen

97 Zoals in bijvoorbeeld Italiaans: sono solo, ‘ik ben alleen’. Daarentegen is Nederlands geen null subject language: *ben alleen.

(2004, 266–269) verschillende typen functies van de infinitivus

constructus als other adverbial functions gekenmerkt.

Ondanks het grote aantal voorbeelden en niettegenstaande de scherpe analyses is van Peursens onderzoek taxonomisch van aard te noemen. Het kenmerk predicative blijft te diffuus, want inhoudelijk zeer divers. Daarenboven, en dat is zwaarwegender, wordt geen verklaringsmodel geboden, waardoor het onduidelijk blijft wat maakt dat een infinitief de functie van een (modale) persoonsvorm aan kan nemen. Tevens is het verschil in soorten infinitief, zoals gecategoriseerd in Van Peursen (2004, 266–269) onduidelijk: zowel type a als type b (de soorten die Van Peursen onderscheidt) wordt voorafgegaan door ל, wat het onderscheid onduidelijk maakt; bij type a én type b is volgens Van Peursen sprake van een main verb, terwijl bij consecutieve infinitieven echter geheel geen sprake is van een hoofdzin, en dus ook niet van een hoofdwerkwoord. Met betrekking tot de logico-semantische functie van de infinitiefzin stelt Van Peursen (2004, 268) dat type a als verbaal complement en type b als adjunct functioneert. Nog ongeacht het feit dat Van Peursen terminologisch onduidelijk is door complement en argument te verwarren, klopt deze indeling volgens mij ook niet, daar een consecutieve infinitief, die immers ook onder type a valt, of een predicatief gebruikte infinitief geen

complement dan wel argument kan zijn.98

In Van Peursens beschrijving van de consecutieve doelzin blijkt hoezeer het onderzoek van Van Peursen de scherpte en het oog voor detail op een meer klassiek filologisch niveau wel heeft. Ik wil hiervan tot slot een voorbeeld geeft.

98 Van Peursen (2004, 268) beschrijft het verschil tussen hetgeen hij als com-plement en adjunct aanduidt als a comcom-plement is an obligatory, nuclear

constitu-ent of the sconstitu-entence, while an adjunct is an optional, extra-nuclear modifier. Ik

veronderstel dat Van Peursen hier met complement aanduidt wat in taalkundige terminologie voor argument en derhalve onderdeel van het theta-grid doorgaat. De juistheid of onjuistheid van deze veronderstelling doet echter niets af aan het feit dat infinitieven van type a, bijvoorbeeld de consecutieve infinitief, geen sprake van complement dan wel argument kan zijn.

(95) Sir. 38:5