• No results found

Voordat een aantal belangrijke commentaren en grammatica’s in het eerste deel van dit onderzoek uitputtend en kritisch opgeno-men zal worden, zal ik in deze inleidende paragraaf kort de

pro-1 Om de breedsprakige aanduiding infinitivus constructus voorafgegaan door

blematiek van de liqtol aan de hand van twee voorbeelden schetsen. Door middel van deze twee voorbeelden zal ik de noodzaak van een, op moderne taalkundige methoden gebaseerd, syntactisch onderzoek naar klassiek Hebreeuws aantonen. Een onderzoek dat, zo zal blijken, niet uitsluitend zal leiden tot taalkundige of filolo-gische conclusies, maar dat ook gevolgen zal moeten hebben voor de exegese in het algemeen alsmede voor vertalers en lexicografen. In 1 Kronieken 22:12 bevindt zich een infinitiefzin, die wordt in-geleid met het voegwoord ו en. De uiteenlopende oplossingen van de verschillende vertalingen, commentaren en grammatica’s van deze zin, maken dit vers tot een geschikt openingsvoorbeeld voor de syntactische casus die in mijn onderzoek centraal zal staan.2 (1) 1 Kron. 22:12

tårwø;t_tRa rwømVvIl◊w lEa∂rVcˆy_lAo ÔK◊…wAxyIw hÎnyIb…w lRkEc hÎwh◊y ÔKV;l_NR;tIy JKAa

:ÔKyRhølTa hDwh◊y

Ik hoop dan ook dat de heer je verstand en inzicht zal schenken zodat je, wanneer hij je over Israël aanstelt, de wetten van de heer, je God, zult naleven.3

Dit vers bestaat uit een drietal zinnen, waarvan de eerste twee een werkwoord van de yqtl conjugatie hebben en de derde de infini-tiefzin betreft. De infiniinfini-tiefzin wordt ingeleid door een voegwoord ו. Het element dat aan de infinitief voorafgaat, is het veelvuldig geattesteerde element ל. Dit element komt in combinatie van de

infinitivus constructus meer dan 4000 keer voor in klassiek

He-breeuws en wordt dan doorgaans vertaald met (om) te en in enkele gevallen met door te. De infinitief zelf vertoont geen afwijkende morfologische of orthografische kenmerken.

2 De term zin wordt in het voorliggende onderzoek gedefinieerd: een zin met een enkelvoudige predicaatstoekenning. Het komt daarmee overeen met de Engelse term clause en de in het Nederlands gebruikte aanduiding enkelvoudige

zin. Om taalvervuiling tegen te gaan en omwille van bondige terminologie is

gekozen voor de eenvoudige term zin.

3 Tenzij anders vermeld, zijn de in het voorliggende onderzoek gebruikte Nederlandse vertalingen afkomstig uit de Nieuwe Bijbelvertaling.

Het probleem van de infinitiefzin in 1 Kronieken 22:12 is gelegen in het feit dat de functie van deze infinitiefzin niet het Hebreeuwse equivalent kan zijn van een Nederlandse infinitief voorafgegaan door te of, als finale bijzin, voorafgegaan door om

te, daar deze type zinsstructuur geen voegwoord als hoofd van de

zin kan hebben, zoals ook blijkt uit onderstaande zinnen in (2). (2) a Ik ga naar huis (*en) om te eten.

b Ik wil (*en) lezen.

c Ik ga naar huis (*en) om te lezen *(en) om te schrijven

Uit de zinnen in (2)a–b wordt duidelijk, dat het voegwoord en niet is toegestaan als hoofd van een infinitiefzin die functioneert als complement van een hoofdzin respectievelijk hulpwerkwoord. Uit (2)c daarentegen blijkt, dat een tweede infinitiefzin een voege-woord vereist.

Uit de infinitiefzin in 1 Kronieken 22:12 blijkt dus, dat van een infiniete functie van de l-infinitief geen sprake kan zijn. In de in (1) opgenomen nbv vertaling wordt de l-infinitief, mijns inziens correct, dan ook niet weergegeven met een finale bijzin, maar met een onderschikkend voegwoord zodat en een persoonsvorm van het werkwoord in de onvoltooid toekomende tijd, zult naleven. Hiermee is bondig een vanuit de distributie van het voegwoord ו beargumenteerd voorbeeld gegeven van een l-infinitief, die geen infiniete functie kán hebben.

Alvorens over te gaan naar een tweede en laatste voorbeeld om de problematiek van de liqtol in een korte schets te beschrijven, wil ik hier een aantal andere belangrijke vertalingen opnemen van 1 Kronieken 22:12, om aan te tonen dat het onderwerp van het hier gepresenteerde onderzoek ook vertalers voor aperte problemen stelt. Wanneer naast de in (1) weergegeven nbv vertaling een aan-tal andere belangrijke veraan-talingen van het onderhavige vers wordt nagelezen, dan blijkt dat, op één na, geen van de vertalingen dit vers als infiniete bijzin met (doel)infinitief weergeeft. De te ver-wachten (om) te infinitief blijft dus uit. Ik neem de vertalingen hier afzonderlijk op.

kjv: Only the LORD give thee wisdom and understana-ding, and give thee charge concerning Israel, that thou mayest keep the law of the LORD thy God.

nrsv: Only, may the LORD grant you discretion and un-derstanding, so that when he gives you charge over Israel you may keep the law of the LORD your God.

asv: Only Jehovah give thee discretion and understanding, and give thee charge concerning Israel; that so thou may-est keep the law of Jehovah thy God.

niv: May the LORD give you discretion and understand-ing when he puts you in command over Israel, so that you may keep the law of the LORD your God.

esv: Only, may the LORD grant you discretion and under-standing, that when he gives you charge over Israel you may keep the law of the LORD your God.

luth: Auch wird der HERR dir geben Klugheit und Ver-stand und wird dich bestellen über Israel, dass du haltest das Gesetz des HERRN, deines Gottes.

nbg: Voorwaar, de HERE geve u verstand en inzicht, en stelle u over Israël, opdat gij de wet van de HERE, uw God, onderhoudt.

kbs: De hEER geve je verstand en inzicht als Hij je aan-stelt over Israël, om de Wet te onderhouden van de HEER onze God.

Het moge duidelijk zijn, dat elk van de hier opgenomen moderne vertalingen een equivalente oplossing biedt, namelijk een verta-ling van de l-infinitief met persoonsvorm in een onderschikkende bijzin. Opvallende uitzondering is de Willibrord vertaling. Deze vertaalt, alsof er geen enkel syntactisch probleem is, met een

doel-infinitief, hetgeen, zoals reeds in (2) is gebleken, niet mogelijk is. Het merendeel van de vertalingen laat echter zien, dat de vertalers zich bewust zijn van een problematische infinitiefzin.

Ik zal hier met betrekking tot 1 Kronieken 22:12, eveneens een klein aantal commentaren van de boeken Kronieken bespreken. In de behandeling van dit inleidende voorbeeld geeft een korte uitweiding over een kleine selectie uit de commentaren op 1 Kro-nieken 22:12 bovendien inzicht in de problematiek waarvoor de

liqtol moderne exegeten stelt.

Keil (1872, 181) constateert dat de infinitief רומשׁל een voortzet-ting van het verbum finitum is, en stelt de volgende vertaling voor:

und halten mögest du das Gesetz Jahve’s. Met betrekking tot de

syn-taxis verwijst Keil naar Ewald (1863, 840), die echter volstaat met de melding dat de infinitivus constructus in flüchtiger Sprache de persoonsvorm kan voortzetten,4 waardoor de infinitief beschrijft

was gethan werden müsse. Opvallend is dat Keil (1872, 181) de

op-lossing die Bertheau (1854, 204) aandraagt afwijst. Bertheau stelt een vertaling met modale persoonsvorm voor—bewahren musst

du—maar opvallender is dat Bertheau (1854, 204) meldt dat deze

syntaxis een voor Kronieken kenmerkend aspect behelst: …der

unserem Geschichtsschreiber eigenthümliche Gebrauch des inf. mit

ל

….5

Curtis en Madsen (1910) melden over 1 Kronieken 22:12 niet meer dan een mogelijke relatie met 2 Kronieken 2:11 op basis van de woordgroep הניבו לכ ׁש wijsheid en inzicht.

Galling (1954, 63) gaat geheel niet in op de problematische vorm רומ ׁשל in 1 Kronieken 22:12. Galling stelt een emendatie voor van de zin לארשי לע ךוציו en hij stelt jou aan over Israël en volstaat in zijn beargumentering hiervan met das nicht hier her gehörende. In de opgenomen vertaling echter geeft Galling deze en de aan de emendatie voorafgaande zin weer met Nur möge der Herr dir

Klugheit un Einsicht geben und, daß du das Gesetz des Herrn, deines Gottes hältst. Galling vertaalt dus wel met een gevolgaanduidende

4 In Ewald §237c worden verschillende modale en aspectuele kenmerken van de infinitivus constructus behandeld.

5 Bertheau (1854, 204) verwijst in zijn behandeling van dit vers ook naar 1 Kron. 22:5, een vers dat ik later in dit onderzoek zal behandelen.

finiete zin, maar verantwoordt of beargumenteert op geen enkele wijze, waarom hij de vorm רומ ׁשל zo weergeeft.

In het commentaar van Van den Born (1960, 102) wordt, on-danks dat de opgenomen vertaling het probleem oneigenlijk op-lost door de voorgaande zin met een nevenschikkend voegwoord

als weer te geven, niets in de uitleg vermeld over de vorm רמ ׁשל. Beentjes (2002, 182–193) bespreekt de passage 1 Kronieken 22:2–19, maar in dat hoofdstuk wordt niet nader ingegaan op de problematiek van de infinitiefzin in vers 12.

Japhet (2002, 359) vertaalt de infinitiefzin en de daaraan voor-afgaande zin in 1 Kronieken 22:12 als volgt: und dich zum

Befehls-haber über Israel machen und zu wahren die Tora jhwhs, deines Gottes. In haar analyse van dit vers stelt Japhet (2002, 365) dat

dit vers in zijn huidige Hebreeuwse vorm problematisch is. De eerste en de tweede zin, zo stelt Japhet, sluiten syntactisch goed op elkaar aan, de derde zin echter, de infinitiefzin, levert een syn-tactisch probleem op. Dit probleem is niet op te lossen door in de tweede zin een tekstuele corruptie te zien, of door te veronderstel-len dat de infinitiefzin afhankelijk is van de eerste zin. Voor de eerste schijnoplossing, die overigens wel door Galling (1954) wordt voorgesteld, is geen enkele goede reden aan te voeren, terwijl de tweede ‘oplossing’ ook niets oplevert, daar het voegwoord ו en die aan de infinitief voorafgaat ook syntactische afhankelijkheid van de eerste zin uitsluit. Opvallend is dat Japhet (2002, 359) wel letterlijk vertaalt en zo een syntaxis voorstelt die onmogelijk is.6

Knoppers (2004, 767–768) stelt dat de syntaxis van de infi-nitiefzin difficult is en constateert dat de relatie tussen de infini-tiefzin en de twee voorafgaande zinnen omstreden (disputed) is. Hierbij vermeldt hij Kropat, die in zijn publicatie in §7.2 stelt, dat een l-infinitief als consecutief van een persoonsvorm een, volgens Knoppers, personal subject kan hebben. De variante lezing die Septuaginta geeft, καὶ τοῦ φυλάσσεσθαι καὶ τοῦ ποιεῖν, is volgens

6 In de Engelstalige editie van het commentaar, Japhet (1993, 399), wordt, zo lijkt het, de schijnoplossing nog als mogelijk oplossing voor de problematiek geboden. De in Japhet (1993, 391) opgenomen vertaling is tevens fundamenteel anders dan die in de Duitstalige versie: you may keep the law of the Lord your

God. Hier wordt immers de infinitiefzin door een constructie met modale

Knoppers beïnvloed door het volgende vers, 1 Kronieken 22:13. De vertaling die Knoppers (2004, 765) van de infinitiefzin geeft, luidt so that when he puts you in command over Israel you may

observe the Torah of Yhwh your God. Knoppers interpreteert de

infinitiefzin dus als een persoonsvorm, namelijk een gevolgaan-duidende en nevenschikkende zin met zodat. Hiervoor baseert hij zich deels op Kropat (1909) waarbij dat wat Knoppers (2004, 765) een personal subject noemt in zijn vertaling met het persoonlijk voornaamwoord you wordt gerealiseerd. Knoppers (2004) is zich bewust van de problematiek van de in 1 Kronieken 22:12 geattes-teerde vorm, beschrijft deze en geeft er een vanuit de verklaring consequent doordachte vertaling voor.

Met betrekking tot de hier opgenomen commentaren moe-ten we concluderen, dat uitsluimoe-tend Keil, Japhet en Knoppers de problematiek van de vorm רומ ׁשל een notitie in hun commentaar waardig achtten. Ook in deze commentaren echter wordt geen model geboden van waaruit zowel een verklaring als ook een daaruit consequent volgende vertaling gegeven kunnen worden.

Een tweede en laatste voorbeeld betreft een infinitiefzin uit 2 Kronieken. Ik zal omwille van de syntactische analyse van dit voorbeeld ook de aan de infinitiefzin voorafgaande zin opnemen. (3) 2 Kron. 19:2

bDhTaR;t hDwh◊y yEa◊nOcVl…w rOzVoAl oDv∂rDlSh fDpDvwøh◊y JKRlR;mAh_lRa rRmaø¥yÅw

… en zei tegen hem: “U vond het nodig degenen die de heer afwijzen te helpen en degenen die hem haten lief te hebben.”

In dit tweede voorbeeld is de problematiek waarvoor de l-infinitief ons stelt zelfs voor een niet taalkundig georiënteerde exegeet over-duidelijk. Ten eerste betreft de infinitiefzin een hoofdzin, niet een bijzin. Dit gegeven is voldoende om uit te sluiten dat de infinitief functioneert als een complement van een predicaat in een voor-afgaande hoofdzin. De zin die aan deze infinitiefzin voorafgaat, is hier een wyyqtl zin die met het werkwoord רמא zeggen de directe rede inleidt, de directe rede waarvan de infinitiefzin de eerste zin

is.7 Ten tweede blijkt dit ook uit het feit, dat het vraagpartikel ה voorafgaat aan de infinitief,8 daar dit partikel nooit een lijdend-voorwerpzin inleidt. Ten derde moet opgemerkt worden dat het complement van de infinitief עשׁרל aan de slechte in deze zin ge-topicaliseerd is. Topicalisatie echter, is niet mogelijk indien de lijdendvoorwerpzin de vorm van een infinitiefzin heeft. De drie hier genoemde argumenten sluiten een analyse van de infinitiefzin als complement van een voorafgaand element uit.

Vervolgens moet geconcludeerd worden, dat de infinitief even-min als substantief kan functioneren. Dit gebruik van de geno-minaliseerde infinitief is geenszins afwezig in klassiek Hebreeuws, maar het komt alleen in specifieke syntactische contexten voor. Zo zou, indien er sprake zou zijn van een genominaliseerde infinitief die als predicaat dienst doet, een expletief9 – dat als onderwerp functioneert – het of er ingevoegd moeten worden. Wanneer de genominaliseerde infinitief als onderwerp zou functioneren, zou een copulativum en een predicaat moeten volgen.

Er moet geconcludeerd worden dat er sprake is van een werk-woordelijk gebruik van de l-infinitief, die echter niet als (om) te infinitief functioneert. De analyse van de syntactische context van deze infinitief leidt er toe, voor deze infinitief een functie te veronderstellen die niet infiniet is. Veeleer is ook in dit voorbeeld sprake van een persoonsvorm, de liqtol.

Ook met betrekking tot dit voorbeeld zal ik de vertalingen presenteren.

kjv: and said to king Jehoshaphat, Shouldest thou help the ungodly, and love them that hate the LORD?”

7 Het werkwoord רמא zeggen heeft hier niet de betekenis van bevelen. In deze laatste betekenis heeft רמא wel een infinitiefzin als complement. 8 Het vraagpartikel als hoofd van een infinitiefzin komt, naast 2 Kron. 19:2 slechts voor in Est. 7:8 en mogelijk in Jes. 58:5, waar echter een ellips van het woord םוי ‘dag’ gelezen kan worden waardoor de infinitief een nominale functie heeft.

9 Dat zou een element kunnen zijn dat wel syntactisch maar niet fonetisch gerealiseerd is. Een zogenaamd null expletive. Het voert te ver hier nader in te gaan op expletief woorden en voor de analyse van de onderhavige zin is het niet van belang.

nrsv: and said to King Jehoshaphat, “Should you help the wicked and love those who hate the LORD?”

asv: and said to king Jehoshaphat, Shouldest thou help the wicked, and love them that hate Jehovah?

niv: and said to the king, “Should you help the wicked and love those who hate the LORD?”

esv: and said to King Jehoshaphat, “Should you help the wicked and love those who hate the LORD?

luth: und sprach zum König Joschafat: Sollst du so dem Gottlosen helfen und die lieben, die den HERRN hassen? nbg: en zeide tot koning Josafat: Moogt gij de goddeloze helpen en bevriend zijn met hen die de HERE haten? kbs: Hij zei tegen koning Josafat: ‘Moest u een boosdoe-ner hulp verlenen en aanpappen met hen die de HEER haten?

De vertalingen geven, ditmaal zonder uitzondering, geen van al-len een infinitief weer, maar parafraseren de l-infinitief met een modale persoonsvorm. De modaliteiten geven moeten,

noodza-kelijkheid of mogen weer. Alle vertalingen impliceren dus, dat hier

van een infiniete syntaxis geen sprake kan zijn.

Tot slot is het zinvol om, evenals bij het eerste voorbeeld, in het kader van de behandeling van deze zin de commentaren er op na te slaan. Dit zal de noodzaak van het onderzoek naar de liqtol verder verduidelijken.

Bertheau (1854, 340) vertaalt de infinitiefzin met muss man den

Frevler helfen. Hij verwijst naar zijn uitleg van 1 Kronieken 5:1 en

de daarin voorkomende vorm ׂשחיתהל. Bertheau (1854, 153) stelt dat dit soort infinitieven in Kronieken modaliteiten uitdrukt: der

Infinitiv mit

ל

um das Sollen und Müssen auszudrücken: und nicht

onderwerp in deze zin Ruben is, die ook het onderwerp van de hoofdzin is, en hij verwijst hierbij naar de lezingen van Septua-ginta en de Vulgaat.10

Keil (1872, 284) biedt ten opzichte van Bertheau niets nieuws. Keilt vertaalt de zin als Soll man den Frevler helfen. Ook Keil ver-wijst, evenals Bertheau (1854), naar 1 Kronieken 5:1 en 1 Kronieken 9:25. Bij 1 Kronieken 5:1 merkt Keil (1872, 73) op dat de infinitief

Sollen oder Müssen uitdrukt en hij verwijst daarvoor naar Ewald

§237c. Met Kimchi neemt Keil (1872, 73–74) aan dat niet Ruben, maar Josef het onderwerp van de vorm ׂשחיתהל is, waarin hij dus afwijkt van Bertheau.

Curtis en Madsen (1910) volstaan met een korte noot bij de vorm רזעל, waarin ze verwijzen naar §114k van Gesenius’ gram-matica.

Galling (1954, 120) geeft de infinitiefzin weer met musstest du

einem Frevler helfen. Hoewel duidelijk is dat Galling de vorm רזעל niet als l-infinitief leest, beargumenteert Galling in zijn bespre-king van dit vers zijn keuze voor een vertaling met persoonsvorm echter niet.

Hoewel Van den Born (1960, 176) de infinitiefzin in 2 Kro-nieken 19:2 weergeeft met moest gij een booswicht te hulp komen, meldt Van den Born in zijn uitleg geheel niets over de infinitief in 2 Kronieken 19:2.

Japhet (2003, 223) vertaalt de vorm רזעל Willst du denn dem

Bö-sewicht helfen. Japhet (2003, 233) gaat op deze vorm niet nader in.

Beentjes (2006, 248) merkt op dat Kronieken ten opzichte van 1 Koningen 22 een eigen slot heeft toegevoegd met de passage 2 Kronieken 19:1–3. Op de vorm רזעל gaat Beentjes niet in.

Deze korte schets van de liqtol afsluitend, kan geconstateerd worden, dat de problematieken waarvoor deze vorm ons stelt, zeer divers van aard zijn. Het gaat hierbij niet uitsluitend om taalkundige problemen die voor de exegese van generlei belang zouden zijn. Ook voor de exegese van de boeken Kronieken levert de liqtol een aantal problemen op. Uit de selectie van

commen-10 Septuaginta vertaalt met een derde persoon aoristus passief: καὶ οὐκ ἐγενεαλογήθη εἰς πρωτοτόκια. Ook de Vulgaat leest Ruben als onderwerp van de zin: et non est ille reputatus in primogenitum.

taren die hierboven zijn opgenomen, blijkt dat een deel van de commentaren het probleem niet onderkent of niet behandelt en dat de commentatoren die het probleem wel beschrijven, niet tot een adequate analyse komen, maar volstaan met een verwijzing naar andere verzen waarin de liqtol ook is geattesteerd, dan wel verwijzen naar grammatica’s of grammaticale studies. Voor verta-lers van het Hebreeuws van de boeken Kronieken blijkt de liqtol al evenmin een eenvoudig op te lossen probleem. Vertalingen geven de vorm weer met een grote verscheidenheid aan infinitieven en persoonsvormen met gebruik van verschillende (nevenschik-kende) voegwoorden. Daarnaast geeft een aantal vertalingen de

liqtol weer met modale werkwoordsvormen. Een analyse van de liqtol zal derhalve gevolgen moeten hebben voor zowel de

gram-matica van het klassiek Hebreeuws, de exegese van onder andere de boeken Kronieken, alsmede voor de vertalingen van de zinnen waarin deze vorm voorkomt.

Hoewel zowel vertalingen als commentaren met interpretaties met persoonsvorm de liqtol als het ware intuïtief correct weer-geven, is het duidelijk, dat een taalkundige analyse van de liqtol vooraf moet gaan aan een vertaling of exegese van deze vorm, om