3 Broeikasgas - emissies
3.3 Nationale broeikasgasemissies van de ESD- en ESR-sectoren
In Europa zijn nationale doelen afgesproken voor de broeikas
gasemissies die onder de Europese richtlijnen Efford Sharing Decision (ESD) en Effort Sharing Regulation (ESR) vallen. Het gaat daarbij om alle emissies die buiten het Europese emissiehandelssysteem (ETS) voor de grote
industrie en de energiesector vallen. Dus om emissies die voortkomen uit mobiliteit, vrijwel alle emissies uit de gebouwde omgeving en de landbouw, en de emissie uit de nietenergieintensieve industrie.
De emissies uit landgebruik (LULUCF, zie paragraaf 5.6) vallen niet onder de ESD en ESR. Er is wel een connectie tussen de twee: op basis van de Europese LULUCFverordening mogen eventuele land
gebruikscredits worden gebruikt om de reductieopgaven voor de ESRemissies deels te compenseren (zie ook CAP Reform 2019).
Omgekeerd, mocht er een beleidstekort worden geconstateerd in de Nederlandse landgebruiksemissies, dan mag dit tekort ook (deels) worden gecompenseerd met aanvullende reducties binnen de Nederlandse ESD en ESRsectoren.
Omdat vrijwel alle emissies van overige broeikasgassen9 onder de ESD en ESR vallen, is het van belang welke opwarmingspotentiëlen (GWPwaarden) van individuele gassen worden gebruikt bij het optellen van de emissies tot een nationaal totaal (in CO₂equivalenten). Zoals eerder gesteld, is er in de KEV 2021 voor gekozen om de GWPwaarden uit het A5rapport (IPCC 2014) te gebruiken (zie verder tekstkader 3.1).
Doelen voor twee periodes: 2013-2020 en 2021-2030
Voor de periode 2013 tot en met 2020 zijn de doelen en regelgeving voor elke Europese lidstaat vastgelegd in de ESD. Daarin is voor Nederland een emissiereductieopgave vastgelegd van 16 procent in 2020 ten opzichte van 2005. Onder de ESD moet Nederland voor de emissie uit 2005 rekenen met een door de Europese Commissie vastgestelde waarde van 122,8 megaton CO₂equivalenten (EEA 2016). Voor de periode 9 Onder het ETS vallen alleen de emissies van lachgas (N₂O) bij de
salpeter-zuurproductie vanaf 2008 en de emissies van methaan (CH₄) bij alumini-umproductie vanaf 2013.
20212030 staan de opgaven in de ESR. Voor Nederland is er een emissiereductieopgave van 36 procent in 2030 ten opzichte van 2005.
Onder de ESR moet Nederland voor de emissie uit 2005 rekenen met een door de Europese Commissie vastgestelde waarde van 128,1 megaton CO₂equivalenten (EC 2020). Aan de hand van deze twee reductie
opgaven zijn twee reeksen (20132020 en 20212030) afgeleid, met jaarlijks dalende emissieplafonds. Door deze jaarlijkse plafonds vervolgens per periode op te tellen, volgt een cumulatieve doelstelling per periode (zie voor de methodiek ook ECN & PBL 2016).
Verder heeft de Europese Commissie recent (14 juli 2021) nieuwe voorstellen gedaan voor een aanscherping van de ESRdoelen (EC 2021a).
Voor Nederland is er een voorstel gedaan om de reductieopgave te verhogen naar 48 procent ten opzichte van 2005. Hoewel nog niet alles duidelijk is uitgewerkt, geven we aan het einde van deze paragraaf een eerste duiding van de mogelijke consequenties hiervan.
ESD-emissies daalden tot en met 2020 vooral in de industrie
In de periode 20052020 daalden de ESDemissies in Nederland van circa 133 megaton CO₂equivalenten naar bijna 92 megaton CO₂equivalenten (figuur 3.4, tabellenbijlage, tabel 4).10 Vooral de emissies uit de industrie daalden, met bijna 19 megaton CO₂equivalenten. Dat kwam deels door een administratieve herallocatie in 2008 en 2013 van ESDactiviteiten (met bijbehorende emissies) naar het ETS, deels door daadwerkelijke emissiereductie, vooral bij de afvalverwerking. Verder was er in de periode 20052020 ook een emissiereductie in de sectoren elektriciteits
10 De ESD-emissie voor 2013 wordt niet in de KEV gerapporteerd, maar staat wel op de website van de emissieregistratie (RIVM 2019).
productie11 (7 megaton, ook vooral door herallocatie), gebouwde omgeving (8 megaton) en mobiliteit (9 megaton). Bij mobiliteit was er een grote daling tussen 2019 en 2020 (van bijna 5 megaton), deels als gevolg van COVID19 (zie paragraaf 5.6).
11 In 2005 viel nog circa 3,5 megaton CO₂-equivalent in de elektriciteitssector onder de ESD/ESR.
2005 2010 2015 2020 2025 2030
0 25 50 75 100 125
150megaton CO2-equivalenten
Bron: Emissieregistratie (realisatie); KEV-raming 2021
pbl.nl
Realisatie
Raming vastgesteld en voorgenomen beleid
Emissieruimte 2013 – 2020 2021 – 2030 Nieuw voorstel 2021 – 2030 (48% doel)
Bandbreedte Scheiding realisatie en raming
Emissie broeikasgassen door ESD- en ESR-sectoren Figuur 3.4
EU-verplichting voor ESD voor 2013-2020 ruim gehaald
De emissies uit de ESDsectoren daalden tussen 2013 en 2020 met bijna 17 megaton CO₂equivalenten. Die daling komt vooral voor rekening van de gebouwde omgeving (ruim 8 megaton) en mobiliteit (bijna
6 megaton) (zie ook paragraaf 5.3 en 5.6).
De maximaal toegestane cumulatieve ESDemissie voor Nederland voor de periode 20132020 bedraagt 921 megaton CO₂equivalenten.
Daadwerkelijk komen de cumulatieve geraamde ESDemissies voor die periode uit op 798 megaton CO₂equivalenten.12 Hiermee blijven de emissies ruim onder het verplichte cumulatieve emissieplafond (figuur 3.4).
EU-verplichting van -36 procent voor ESR voor 2021-2030 binnen bereik Naar verwachting dalen tussen 2020 en 2030 de geraamde emissies uit de ESRsectoren met het voorgenomen beleid met bijna 8 [314] megaton CO₂equivalenten tot bijna 84 [7789] megaton (figuur 3.4). Dit komt door dalende emissies in alle betrokken sectoren (gebouwde omgeving bijna 3 megaton, mobiliteit bijna 2 megaton, landbouw en industrie beide ruim 1 megaton).
Eind 2020 heeft de Europese Commissie de jaarlijkse emissieruimte voor de lidstaten voor de periode 20212030 opnieuw vastgesteld (EC 2020).
Hiermee komt de maximaal toegestane emissie in het jaar 2030 neer op bijna 82 megaton CO₂equivalenten (9 megaton minder ten opzichte van 2020), en de cumulatieve emissie in de periode 20212030 voor
Nederland op net onder 903 megaton CO₂equivalenten. Uitgaande van het voorgenomen beleid, komt de verwachte cumulatieve geraamde 12 In de berekening zijn de emissies voor 2020 gebaseerd op voorlopige
statistieken.
ESRemissie voor 20212030 uit op 903 megaton CO₂equivalenten.
Er resteert een klein beleidstekort van cumulatief 0,5 megaton CO₂equivalenten.
Met alleen het vastgestelde beleid komen de cumulatieve ESRemissies voor 20212030 uit op 919 megaton CO₂equivalenten, en resteert er een beleidsopgave van cumulatief ruim 16 megaton CO₂equivalenten.
Deze opgave is 16 megaton hoger dan bij de ramingen inclusief het voorgenomen beleid. In de context van deze verwachte beleidsopgave onder de ESR is, zoals eerder gemeld, ook de ontwikkeling van de landgebruiksemissies (LULUCF) relevant. Nederland kan er namelijk voor kiezen om eventuele landgebruikscredits over de periode 20212030 te gebruiken om deze opgaven deels te compenseren (zie paragraaf 5.6).
Onder de bestaande LULUCFregelgeving kunnen de credits van ongeveer 11 megaton CO₂equivalenten volledig ingezet worden.
Met bijna 84 megaton CO₂equivalenten voor 2030 is de geraamde nationale ESRemissie in deze KEV ruim 3 megaton lager dan die in de KEV 2020. Ook het geraamde kleine cumulatieve beleidstekort in deze KEV (0,5 megaton) staat in contrast met de eerder geraamde
beleidsopgave in de KEV 2020 (36 megaton). Dit heeft een aantal oorzaken. Voor een groot deel wordt de afname van dat cumulatieve beleidstekort verklaard door een door de Europese Commissie voorgeschreven wijziging in de te hanteren ESRemissies voor het basisjaar 2005. Begin 2020 (en in de KEV 2020) moest Nederland de cumulatieve opgave nog uitrekenen tegen 122,8 megaton emissies voor 2005, en in 2021 (en deze KEV) is dat gestegen naar 128,1 megaton. Deze wijziging in basisjaar alleen verklaart een afname van het cumulatieve beleidstekort met bijna 20 megaton vergeleken met de KEV 2020. Een ander deel van de verklaring ligt bij de lagere emissies in de periode
20202030 door nieuw beleid en postCOVID19effecten in (vooral) de mobiliteitssector (in 2030 bijna 3 megaton), een boekhoudkundige aanpassing in de industrie (na review van de Nederlandse methode, waarna emissies vanuit de kunstmestsector moesten worden aangepast, ruim 1 megaton lager), een methodewijziging en nieuwe inzichten (een extra jaar realisatie als basis voor ramingen, rond 1 megaton lager).
In deze KEV vallen de emissies in de landbouw daarentegen wat hoger uit dan in de KEV 2020 (rond 1 megaton hoger in 2030).
Nieuw Europees ESR-voorstel van -48 procent voor Nederland leidt tot fors hoger