• No results found

De heete lucht trilde boven de onaanzienlijke lage huisjes van het dorp. Tegen den verlept blauwen hemel plekten de oranje gele pannen en de zilverig bruine rieten daken weggeschoven boven gewitte en rood-bruine gevels met groene blinden en grijze kozijnen. Al weken lang blakerde het schroeiend witte zonlicht het stoffige nest, dat aan weerszijden van een plompen kazei weg met breede grauwe

zandbermen vol plokken hooi en plakken koemest, in de onafzienbare roggevelden, heide en mastbosschen verloren lag.

Rekkend en geeuwend stond Henk de Laater op het balkon van het oude logement in het zanderige dorp, naar een troepje spartelende musschen te kijken, die zandbaden namen in de diepe met stof gevulde kuilen van den goren straatweg. Door de stilte trilde het gonzen der wespen en bijen, van muggen en vliegen, het dunne gesjierp der pijlsnelle zwaluwen en het eentonige gekwaak van kikkers in de rottende waterpoelen achter de scheef gezakte hutten van bezembinders en matten vlechters.

Sinds weken sloeg Henk hier in grenzenlooze verveling zijn tijd dood, ver van de wereldstad en haar vacantieoorden. Dor en eentonig vergingen hier de dagen als zon-beschenen stofwolken door een heeten wind voortgejaagd, spoorloos in de levenswoestijn verdwijnen. Zwemmen in de lauwe vennen op de heide, wandelen door de eenzame dennen wouden, droomen, mijmeren, vergeten. Lag hij lange, blauwe, goud-zonnige dagen in het bosch of op de heide, geroosterd, loom door de heete Augustus zon. Tuurde naar de ronde witte zon schijf die achter glinsterend groene naalden en goudige, schilverende stammen, langzaam purper rood

verkleurde. Soms aan het wereldstadsleven denkend, dat ver weg van dit stille vergeten oord naar onbekende verschieten toomeloos voortsnelde; over de menschen die slavend en zwoegend dag en nacht door tobden, alsof zij een onvergankelijk eeuwig werk moesten voltooien dat geen verzuim dulde. Een ontzaglijk uurwerk met alle kracht en energie in beweging hielden: de aarde draaien, het zonnevuur onderhouden, de sterren van olie voorzien, de winden en de golven der oceanen voortranselen....

Of zij niet pijlen afschoten, millioenen en milliarden, op de zon als doel, ernstig en vastberaden, niet als tijd verdrijf maar overtuigd van het nut om te schieten naar het onbereikbare doel in de oneindige ruimte....

Toen op een dag leken hem zijn gedachten over leven en toekomst zoo duf en zielloos, dat hij de eenzaamheid begon te schuwen en naar gezelschap haakte. In de hoofdstad had hij eens een joodsch koopman bij een zijner vrienden ontmoet, die in dit dorp woonde en in de omstreken antiquiteiten en oude meubels opkocht. Aan het eind van het nuchtere stikkend heete dorp had hij David's woning gevonden, een ruim rood baksteenen huis, verscholen achter lindeboomen gesnoeid in waaier vormen. Hier zocht en vond hij, na lange tochten door woud en heide, afleiding. In 't begin grasduinde hij in David's antieken rommel of sprak uren met den schranderen jood over antiquiteiten en stijlen, kanten en brokaatsoorten, meubels en klokken. En later trok hem David's oude woning nog meer aan, toen hij daar Natalie leerde kennen een mooi en eigenaardig meisje, waarmee hij zonder schroom over 't leven en de menschen kon praten als met een vriend.

Langzaam als vruchten rijpen in de zon, was er vriendschap ontstaan tusschen de drie vreemdelingen in het saaie vijandige dorp. Voorheen dacht Henk soms met angst aan den volgenden stillen, heeten dag, even vervelend, lang en belangeloos als de vorigen. Thans kon hij zijn verveling en misnoegdheid verjagen door aan Natalie te denken. Al 's morgens bij het opstaan werkte die gedachte

geestverkwikkend; en 's avonds als hij slapen ging, herdacht hij het vreemde meisje en de zonderlinge gesprekken die hij met haar gevoerd had over de verhouding tusschen verloofden en gehuwden, over de rechten van mannen en vrouwen en de eerlijkheid voor en na het huwelijk.

Nu weer, turend over de stille dorpsstraat, voelde hij zich tevreden gestemd, blij om het scherpe contrast: het suffe dorre dorp en dat jonge, ontwikkelde maar raadselachtige meisje, een koel glas bronwater na een langen tocht over stoffige heete wegen

't Was het uur van de vespers en de koster luide het schraal klinkende kerkklokje voor het ‘ave Maria’, toen Henk de winkel van David binnen stapte.

II.

- Dag Henk, begroette ze den binnentredenden met blije stem terwijl ze haar koele lange witte hand uitstrekte. Ik had je bijna niet meer verwacht.

- Dat weet je wel beter, antwoordde hij. Moet ik nu nog zeggen dat ik nergens liever ben dan hier? Als gewoonlijk ging hij, na David begroet te hebben, op de toonbank zitten. Tevreden glimlachend keek hij Natalie aan en zei gekscherend: Je ligt daar als een sultane in ‘dolce farniente.’

In het koel blauwe donker van den diepen winkel, tusschen eiken kasten en zacht glimmende klokken, lag zij daar als een droomerige madonna; de gladde zwarte haren in scheiding op den schedel, zuiver weggekamd over den schelprand der kleine ooren, sloten in twee strenge lijnen het ovale bleeke gelaat af. Rood brandden de volle lippen in het bijna lijdend blanke gezicht, raadselachtig tuurden de

goud-bruine oogen naar onbestemde dingen.

- Vermors je complimenten niet aan mij, Henk, zei ze een beetje schamper. - De voorraad is onuitputtelijk, Natascha, antwoordde hij en keek haar uitdagend, strijdvaardig aan.

- Bij jou zal de kwantiteit de kwaliteit moeten vervangen. Je wordt er niet kieskeuriger op, Henk, in dit dorp.

- Dat zou ik in jouw plaats nooit gezegd hebben, antwoordde hij vinnig. Je kent 't spreekwoord: wie zijn neus schendt....

- Oe-joe-joe! riep een stem in het naaste voor-kamertje. Wat benne jullie vandaag weer schèrrùp. 't Was Natalie's vader die in de rommelkamer oud porcelein lijmde. - Wat moet je anders beginnen in dat afschuwelijk vervelende nest, riep Natalie uit, terwijl zij loom de armen boven 't hoofd uitrekte en de lange beenen strekte.

- Nou moet je mijn lieve dorp niet zoo bar afkammen, zei Henk spottend. 't Is vervelend.... maar er gaat een verrukkelijke, indolente, philosofisch-geneeskrachtige verveling van uit.

- Bravo! meneer de Laater, juichte David die in den winkel verscheen. Philosofisch vervelend. Hij is prachtig. Natalie hoor je 't hoe verrukkelijk vervelend jouw philosofen zijn....

- Vader! schei in godsnaam uit, snauwde Natalie af. Als jullie geen andere geestigheden kunt debiteeren, zwijg dan maar liever.

- Wat 'n humeur, wat 'n humeur, zei David zuchtend. Zoo is ze nu den godzaligen dag, morde hij tegen Henk. Kom,

verzet je eens. Ga voor ons nu 's een lekker bakje thee zetten.

- Thee? vroeg Natalie. 't Is veel te warm om thee te drinken. Hèè, zuchtte ze, nou aan 't strand. Fijn! met een ‘café glacé.’ De zee wind zoo lekker door m'n dunne japon. Hèè als ik daar aan denk, dan zou ik me hier wel dood kunnen grienen. Hoe kan iemand nu zoo onwijs zijn, om in dit muggen en vliegen nest z'n vacantie te gaan vieren. Daar moet je Henk de Laater voor heeten, spotte ze en drukte heur wijsvinger tegen het voorhoofd. Dat zou ik anders doen, zei ze en keek hem hoofdschuddend aan. Zij stond loom uit haar stoel op, rekte ongegeneerd de armen, drukte diep adem halend de smalle schouders terug, tot de borsten strak spannend in de wit zijden blouse puilden en ging toen lusteloos en mat naar de keuken.

Henk bleef, zachtjes met de beenen wiebelend, op de toonbank zitten. Af en toe gaf hij antwoord op de vragen van David, die altijd in beweging, nu weer in den half donkeren winkel scharrelden, maar met zijn gedachten was hij bij Natalie. Allang bemerkte hij, dat hij haar niet meer als vriendin alleen lief had. Telkens zocht hij naar een verklaring voor die langzame maar stage verandering in zijn gevoelens. In den beginne hield hij van haar, omdat ze heur ras niet verloochende, hartstochten nog onbeteugeld kon uitvieren, lief en bits, zoet en bitter kon zijn al naar haar luim gestemd was. Haar handelingen waren natuurlijk, nukkig, ondoordacht, brutaal en timide, maar zelden onecht. Hij schatte haar vernuft, haar fijn geslepen verstand, doch begreep niet hoe ze aan die wrange ironie, het bijtend sarcasme en de soms pessimistische altijd sceptische levens-opvattingen gekomen was. Er waren oogenblikken dat hij voelde hoe lief zij hem had, maar meestal behandelde zij hem stug en moedwillig. Hoe houden we van elkaar vroeg hij zich al dagen af; doch een gelegenheid om haar dit te vragen en daardoor zelf tot klaarheid te komen, had hij noch dringend gezocht, noch onverwacht gevonden. Hij was niet schuchter; soms echter meende hij een stem te hooren die zei: dat hij alles maar zoo moest laten, onberoerd als de teere kleuren op vlinder vleugels. Verder leven, alsof er geen eind aan dit fijne geluk kon komen, zonder vragen en ophelderingen. Even streelden hun handen, maar koel bleef de geest, een lentewind langs witte seringen. Soms trilde er iets in hun oogen, vluchtig als 't zilverige licht over 't avond zwarte water dat niet openbaart en niets beroert. Soms bliksemsnel openden woorden afgronden van zinnen- en gedachtenlusten, of een gebaar waaruit al het betoomde in één flitsende vonk

spetterde. Maar 't was als in een droom, loom, mat en vaag verliefd. Een toenadering zonder nuchterheid in bits licht. Linden in het late licht uit zeegroene hemelen. Avondstille weiden; droomen, verbeelden; waarom de alledaagschheid? Ik moet en zal dat raadsel oplossen dacht hij, wanneer hij al te lang in haar spotzieke oogen gestaard had. Of zij van een ander zou houden? Welke gedachten koesterde zij achter dat rimpellooze blanke voorhoofd? Welke fantasiën bloeiden in die meisjesziel, wanneer zij peinzend in den leunstoel lag, turend onder de lange zwarte wimpers als uit schaduwen, naar zwevende pluisjes in de ruimte? Hij hoorde hoe zij met rustige, langzame schreden door den langen gang liep, doch bleef vol gedachten naar de grijze kippen kijken, die met een ros gouden haan voor op, in het mulle heete zand ploeterden. Natalie zette de kopjes op een zilveren blad uit en schonk thee. Haar vader sleepte een stoel aan en ging zitten.

- Blijf jij daar op de toonbank, Henk, of zal ik ook een stoel voor je halen, vroeg Natalie.

- Dank je, antwoordde Henk. Ik hou er van om alles van een zekere hoogte te bekijken. Dat schijnt een oude gewoonte van me te zijn. Want als kind klom ik altijd op stoven en kisten. Dan was 't net alsof ik een andere kijk op de dingen kreeg, dan wanneer ik gelijkvloers stond.

- Eerst stoven en kisten en nu toonbanken. 't Is nog een langen weg voor jij een arends hoogte bereikt, spotte Natalie.

- Daar heb je gelijk in. Maar wanneer ik val, dan kom ik ten minste op m'n beenen terecht; en dat staat nog te bezien wanneer jij aan 't klimmen gaat.

- Dat zou mij niets kunnen schelen, riep Natalie geestdriftig uit. Als ik man was, dan zou ik hoog, 't hoogste willen bereiken. Dat kan ook.... als iemand maar wil.

- Met den mond... zei David zuchtend.

- Je vader heeft groot gelijk, stemde Henk toe. Met willen alleen kom je er niet. Probeer jij nou eens, als je in 't gedrang staat, om er alleen met je wil uit te komen.

- Met je wil en je ellebogen natuurlijk. Maar hebben jullie soms last van de rokken die om onze beenen slingeren? 't Is voor de mannen duizend maal gemakkelijker om alleen door de wereld te komen dan voor vrouwen. Jullie kunt doen en laten wat je wil; alles aanpakken? Maar wij? onze rokken hangen ons in den weg.

David was, binnensmonds brommend dat de tegenwoordige jeugd er zulke rare ideeën op nahield, weer in 't nevenvertrek aan het werk getogen.

- Dat was vroeger zoo, meende Henk. Maar tegenwoordig bezitten jullie bijna dezelfde rechten als wij.

- Bijna! daar zeg je 'n waar woord. In werkelijkheid zijn we nog net zoo onmondig als vroeger. Jullie hebben andere rechten dan wij. Die van ons, dat zijn aalmoezen, cadeautjes, afval. Kunnen wij ons leven net zoo inrichten als jullie? 't Mocht wat. Als we 't wagen, dan worden we met den vinger nagewezen. Blauw-kousen, man-wijven, de vrouw met de broek aan. Jullie vraagt een meisje en wij moeten afwachten tot we gevraagd worden. Anders zijn we man-ziek, hysterisch onvrouwelijk. Wij worden gedwongen om passief te zijn. Jullie kunnen handelen, doen, bewegen, dwingen. Die toestanden maken me woest.... en toch is 't nutteloos.

- Reden te meer om er in te berusten, zei Henk zuchtend.

- Jawel, als je jezelf gemaakt had. Maar ik kan nou eenmaal niet berusten. Ik moet zien, weten, begrijpen. Ik wil 't leven voelen, betasten.... en nou hebben ze me hier opgesloten in een kooi. In dit verfoeielijke dorp. O! als ik een man was.... Je moest eigenlijk zonder geslacht op de wereld komen, zei ze ironisch. Als je dan je

verstandstanden gekregen had zou je moeten kiezen: mannelijk of vrouwelijk. - Kind! riep Henk lachend uit, wat 'n dwaasheid. 't Wordt hoog tijd dat je hier weg komt. Waarom trouw je niet, vroeg hij nog altijd gekscherend.

- Daar moet je met je tweeën voor zijn, spotte ze.

- Een meisje zooals jij, kan aan elken vinger een man krijgen.

- Dat hangt van 't soort af, smaalde zij. Meen jij misschien dat ik met de eerste de beste tevreden zou zijn? Dank je hartelijk. Ik wil een man hebben die me begrijpt en een eigen oordeel heeft.

- Doe daar geen moeite voor, zei Henk sceptisch. Die vin je toch niet. Hij had er wel aan toe willen voegen: wanneer je niet met mij trouwt. Maar hij vond die woorden pedant en gewaagd. Daarom zweeg hij na z'n dwarse opmerking. Natalie keek hem nieuwsgierig aan toen ze vroeg:

- Zoek jij dan geen meisje dat jou begrijpt?

- Nooit aan gedacht, antwoordde Henk koeltjes. Ik ben niet zoo èrg gecompliceerd. Ik geloof ook niet dat 't huwelijk zoo ingewikkeld is. 't Zal er wel op aan komen of je elkaar begrijpen wil.... maar dan

dien je toch eerst je zelf te begrijpen.... en ook je zelf te beheerschen. Ik heb zoo'n idee, dat de meeste huwelijken mislukken of ongelukkig zijn, omdat de hoofdpersonen van het drama elkaar met klein-zielig-heden dood koeionneeren.

- Prettig vooruitzicht, spotte Natalie.

- Mooi is 't niet, dat geef ik toe, zuchtte Henk. Maar ik stel me voor dat je met een nuchtere kijk op het huwelijkstooneel, 'n heel stuk verder komt dan met een hoofd vol romantische frazen en verwachtingen. Geloof jij misschien nog aan 't sprookje dat 't huwelijk een soort vreemden tuin is vol witte bloesems.... zilverig schemerende meer spiegels onder Italiaansch blauwe hemelen? Zoenen, minnen, liefkoozen, muziek, spel, dans, bloemen, auto-ritten door onbekende landen, juweelen, kanten, zijden dessous en nieuwe japonnen? Hij lachte spotachtig en vervolgde met bijtende ironie: ‘Weet je wat de meesten onder liefde verstaan?.... Uitkleeden en naar bed gaan.... Shocking.... maar waar. Hij zweeg een oogenblik en zei toen zacht overredend: ‘Ik ben tot de conclusie gekomen dat de ouden met hun deugden, dichter bij het gelukkige huwelijks-leven waren dan wij met onze anarchistische ideeën en levens-beschouwingen. Omdat Natalie ironisch glimlachte betoogde hij heftig: ‘Er bestaan geen gelukkige huwelijken zonder zelfbeheersching, eerlijkheid, onbaatzuchtigheid en hoe al die andere zoogenaamde versleten burgerlijke deugden mogen heeten.

- Wat ben jij vandaag deugdzaam, spotte zij. Doch Henk deed of hij haar smalen niet hoorde. In zijn verbeelding zag hij hoe een huwelijk goed en liefderijk kon zijn en hij geloofde op dat oogenblik aan zijn gedachte opwelling.

- Verloofden en gehuwden moeten eerlijk met elkaar omgaan zei hij strak als een boetprediker. Hoe kunnen de menschen gelukkig zijn wanneer of de man of de vrouw of beiden tegelijk in 't geheim vreemde liefdes-betrekkingen onderhouden? Hij keek haar onverwacht met zijn koele grijs grauwe oogen ernstig, doordringend aan. Maar Natalie speelde luchtig verstrooid en blijkbaar verveeld met den gouden ketting om heur vollen, harden hals.

- Je had pastoor moeten worden, zei ze een geeuwmond achter de hand verbergend.

- Geloof jij dan aan een gelukkig huwelijk wanneer de eene partij de andere door dik en dun bedriegt en beliegt? snauwde hij met amper bedwongen woede.

- Je bent vandaag erger dan vervelend, weerde zij korzelig af. 't Schijnt dat de geniepige huichelarij van dit vieze, duffe dorp je geinfecteerd heeft. Voel je niet hoe onuitstaanbaar, vervelend en pedant of je bent?.... Waar haal je plotseling al die deugden vandaan? Heb jij er misschien naar geleefd? Ben jij zoo'n heilig boontje geweest, dat je al je fouten en misslagen aan je toekomstige vrouw kunt vertellen? Biecht eens eerlijk op....

Henk beet op z'n lip, kneep zijn handen vast om den rand van de toonbank-plank en sloeg de schoenhakken tegen elkaar om z'n drift af te leiden. Toen zei hij met smalende, sarrende stem:

- Jij beantwoord altijd 'n vraag met een andere vraag. Zeg me nu 's ronduit: kunnen getrouwden ooit gelukkig met elkaar zijn, wanneer ze 't nieuwe leven met dikke leugens beginnen?

Natalie rekte de slanke armen boven 't hoofd, vouwde toen voorzichtig de handen tegen de git-zwarte haar-wrong, spitste de volle roode lippen tot fluiten en stelde zich aan of ze Henk's vraag in 't geheel niet gewichtig vond. Maar het lang gezochte antwoord klonk weifelend:

- Zit ik hier in den biechtstoel? Wat doet 't er toe hoe ik persoonlijk over je vraag denk? De meeste menschen zullen zeggen: wat niet weet wat niet deert. Henk meende dat haar gelaat nog bleeker dan gewoonlijk was, haar oogen smartelijk onder den zwarten last der lange wimpers leken. Ernstig en met nadruk vervolgde ze: Zijn er niet een massa dingen die je niet vertellen kunt? Weet je van te voren hoe ze opgevat en uitgelegd worden?.... Wat gebeurd is kan toch niemand ongedaan maken. Welk nut heeft 't dan, om elkaar noodeloos te pijnigen en te martelen?.... 't Is volgens mij meer dan voldoende wanneer er één onder 't verleden lijdt.... of berouw heeft.... wat erg goedkoop is.... Weer zweeg ze in diep nadenken, als luisterde ze naar stemmen die in haar geest om den voorrang twistten. Dan zei ze bijna toonloos, langzaam: Neem nu 's aan, dat twee menschen heel gelukkig met elkaar zijn.... 'k bedoel zonder die generale biecht.... waarvan jij daar net sprak. Nou komt er een derde.... en die vertelt iets uit 't verleden van den een of de andere. De zaligheid van die twee onwetenden is natuurlijk naar de maan.... Moeten ze nu dien

In document Groot Nederland. Jaargang 19 · dbnl (pagina 21-48)