D E I N G E B E E L D E Z I E K E . 4 1 Gy ha d het fteene Beeld van Memnon hooren fpreeke n De tweede Vader e n de Zonneblom gezien .
M A N S H A R T .
Hoor Dochter,geef uw hand , wan t ik kom u gebieden , Dat gy de Heer Bartran d zult voor uw Ma n verkiezen.
H E L E N A . Ik Vader ?
M A N S H A R T .
Ja, kom voort, men moet geen tijd verlieten. H E L E H A .
Hoe, zo o ten eerften ? ey , zo o haaftig niet Papa., Geen eerbre Juffrouw zei d zoo licht ten eerden Ja; Maar door verkeering leert men eerf t elkaa r recht ken
-nen.
M A N S H A R T .
Eer ft trouwen, da n za l ' t veel vermaakelijker wennen , H E L E N A .
Een wederzijdze mi n moet voorgaan, o f de trouw Is onvolmaakt,dat baar d veel ramp aan Man e n Vrouw.
B A R T R A N D .
Wat my belangt> he t is onnoodig meer te wachten . H E L E N A .
Zijt g y zoo haaftig Heer ? ik niet, 'k wil niet verachte n Uwe go e genegentheid to t my, maa r weet, mijn riii n Heeft to t u noch in 't minft genomen gee n begin^
M A N S H A R T . (men . Een Juffer s liefd e moe t nooi t voo r he t trouwen
koo-H E L E N A . Ik bi d u geef my tijd ?
M A N S H A R T .
Detijddient waargenoomen . H E L E N A .
Hoe Vaderlief, wil t gy da t ik uw oudfteKind, In weerwi l van mijn hert, m y aan de boejen s bind Vandeonverbreekb're trouw, , indie n mij n Hee r w i l
weezen (vreezen .
Een eerlijk M a n, moe t h y voo r zulk een Huysvrou w
4 i D E I N G E B E E L D E Z I E K E .
Die tegens haaren dank hem tot haar Bruygom nam, Is dat niet waar?
B A R T R A M D .
Nego confequetitiam .
Mejuflèr hoor, i k kan wel eerlyk zijtien Jeeven, Met u in de Echt, alsu , u w Vader my wilgeeven.
H E L E N A .
T e dwingen tot de min, heef t de alderminfte fchyn, De Liefde lyd geen dwang, di e moet vrywillig zyn.
B A R T » A N D .
Veel oude lieten niet haar wil haar Dochters fchaaken , Om haare kuysheid dan daar door bekent te maaken.
H E L E N A .
JLaatdeoude, deoudezyn , w y zijn hier niet van't oud. 't Is nugeen oneer dat een jonge Juffer trouwt
Met een die haar behaagt, a l laat zy haat niet fchaaken, Geen oudheid,maar 't gebruyki maakt wettig veele
zaa-hcn.
Zoo gy oprechte trouw en liefde tot my draagd, Zoo w i l, al s ik wil, e n doe al wat my behaagd.
B A R T R A N D .
Ik zal, behalv e dat my n liefde zoude krenken.
H E L E N A .
Eén Minnaar die oprecht bemind, doet niet als denken, Hoe hy zijn wil bef t in de-handen f telt van haar, Die hy bemind.
B A R T R A N D .
Maar hoor, diftinguo , he t is waar, Zoo veel zijn eygendom niet aangaat ,• vat de zaaken, Quod cedo , maar wat dat zyn eygendom mag raaken, Nego.
T a y N.
Jy bent bet kwyt, hy komt Tan 't nooge School, Hy zal't met woorden van u winnen,of ik dool. Maar waarom laat jyjouook zoo onrek'Jyk vinden, Daarnyu doo r de trouw aa n 't Doétoorstiild wi l
bin-den.
-1>E INGEBEELD E Z l E K I . 4 3
A N N A .
Een and're Vrijer maalt haar moog'Iijk u i de tin . H E L E N A .
Als da t zo was,Mevrouw,wat k waat fteekt daar toch in? A N N A .
Papa Lief, i k zou haa r niet dwingen omtepaaren , Maar ik2011 haar,in 't korr,het Kloofter doen bewaaren .
H E L E N A .
Ik ka n de goedheid, dieg y voor my hebt,verftaan . Maar'tgcengy Vatierraad , wor d altijd niet gedaan.
A N N A .
A l wa t d e Vader wil ,da t muet het Kind behaagen. H E L E N A .
De 1 aften lijn bepaald , die Kinders moeten draagec. A M K A .
U w meenin g i s dat gy wil t trouwen, maar . meteen Die u behaagt, nie t waar ?
H E L E N * .
O ja , me t anders geen. Zoo Vader , na mijn zin, m y meent geqn man te gecvetl* Zoo hoo p ik da t hy my niet zal in de Echt doen leeven . Met zul k een die ik ganfch onmoog' lijk minne n kan j Geen Vader mach zyn Kind,zoo dwingen aan een Man,
M A N S H A R T .
Mijn Heeren , i k verzoek, wil t my dit doch vergeeven . N A R T I C O F O R U S ,
Dat i s onnoodig, want daar is noch niets misdreeven . H E I E N / » .
Ik wi l een man oprecht beminnen, nie t in fchijn , En ee r ik trouw, w il i k daar van verzeekertzyn . Daar trouwender om maar alleen te zyn ontllagen Van d e Ouders wetten, di e haar laftig zyn te draagen . Ook zynde r die alleen maar trou wen o m het goed, Om ri j k te worden, maa r ik zeg al wie dat doet , Verkoopt zyn lij f o m geld ; daa r zynder ook dit trou
-wen,
Om prachtige r te gaan, e n grooter Staa t te houwen. Ook
44 D E I N G E B E E L D E Z I E K E . Ook zijnder diealleen maa r trouwen om de zwier , O m dies te vrijer zonder opfpraak he t pleizie r Van al de waereld te genieten, zulk e vrouwen
Verfcfaeeld he t weinig aan wat mannen datze trouwen. A N N A .
Gy valt nu fpraakzaam, maa r wat hebje daar me voor ? H E L E N A .
Ik geef maar antwoord op het geen ik zie en hoor . A N N A .
U w onbeleefthei d i s onmoog'lijk te verdraagen. H E L E N A .
Gyzoudwel wenfchendatikftoutfprak , o m t e klaa -gen,
Maar dat geluk zal u Mevrouw nu nietgefchien . A N N A .
Ik heb geen (louter noch geen boozer Kind gezien , Alsgyzijt.
H E L E N A .
HoorMevrouw,gy komt u zelf maar kwellen, Zeg wat u luft , g y kunt my daar door niet ontftellen.
A H M A .
*k Zeg door u (loute bek, g y onverdraagflij k zijt . H E L E N A .
Dat 's vruchteloos, ik wil nu wijs zijn, to t u fpijt . Maar om u verder tot geengramfchap téyerwekken , Zal ik met dat gy hier gehoopt had gaan vertrekken.
Binnen.
M A N S H A R T .
Helena, 'k geef u noch vierdaagen, e n niet meer, O m te verkiezen of gy trouwen wilt dien Heer, O f datgein Tt Kloofter wilt voleyndigen uw daagen.
Stel u geïuft,mijn Heer, gy zult haar haaft béhaagen. A N N A .
Het valt my moey'lijk Lief van u ook weg t&gaan. Maar ' k heb een boodfchap dienoodlaak'lij k dien d ge^
daan.
Maar zijt verzekert da t ik fpoedig weer zal koomen . M A N S
-D E I N G E B E E L -D E Z I E K E . tf M A N S H A R T .
Zeg aan Notaris Pronk, 't geen hy heeft me genomen , Dat hy dat opmaakt .
A N N A .
W e l Monceur , dat zal gefchien. Vaar wel Papa Lief,ik hoo p u haaft weer te zien.Binnen.
M A N S H A R T .
Vaar wel ,mijn Schoon e , h a 1 dat is een Vrou w de r Vrouwen,
Haar trouwe liefde doet my't leven noch behouwen. N A R T I C O F O R U S .
W y tulle n ook, mijn Heer , vertrekken. M A N S H A R T .
Eer gy gaat, Zoo zeg my,hoehetmetmijnziektenudochftaat ?
N A R . T I C OF O R U S
Bartrand neem de and'rc hand.ik leen aandagtige ooren, Om u w wijs oordeel van mijnHecr zijn pol s te hooren. Quiddicis.
B A R T R A N D .
Dico. Da t die pols, he t kan niet mis, De pols is van een man . die niet gezond en is.
N A R T I C O F O R O S . Heel goet.
B A R T R A N D .
Se Haat, feflaatalvry , a l vry (lijfachtig , Om nie t te zeggen (lijf .
N A R T I C O F O R U S .
Dat raadje wel waarachtig. B A R T R A N D .
Ze (loot weerom.
N A R T I C O F O R U S .
Zoo is't. B A R T R A N D .
Ze huppelt heen en weer. N A R T I C O F O R U S .
Dat's recht .
4Ó D E I N G E B E E L D E Z I E K E .
B A R T R A N D .
Pareuchyma, d e mild die doet n zeer. N A R r I C O F O R U S .
Optime.
M A K S H A R T .
Florentijn ze y dat al mijn gebreeke n Niet i n de mild, oneen , maa r in de lee ver (keken.
N A R n c O F o R U S . Pareuchyma dat is het een zo wel als 't aar , De leveren de mild' die leggen by elkaar,
En zij n door buurfchap zoo medogent met elkander, Dat zo o der een lyd, voor zoo lijd ook ftraks den ander. Eeveeld den Doöor u niet dagelijks gebraad
O m teeeten ?
M A N S H A R T .
Neen, mijn Heer , al s ik doe na zij n raad , Eet ik gekookte kolt.
N A R T I C O F O R U S . Gezooden of'gebraaden , Dat i s al eeven veel, hy kovjt u 't belle raaden.
M A K S H A R T .
MaarhoeveelkorlenzoutvereyfleenEy, mijnHee r ? N A R T i C O F O R U S .
Maar zes, o f acht, o f tien, oftwalefennietmeer . 't Getal moet even zijn, of'ttou kwaa d voetzel geeven. Maar metde pillen moet het altijd zijn oneven.
M r t N S H A R T .
T o t wede r ziens mijn Heer, g y hebt hier nu gedaan. B A R T R A N D .
Vaar tweede Vader wel.
N A R T I C O F O R U S .
V sar wel, mij n Heer, wy gaan.
-D E INGEBEEL-D E Z I E R E . 4 7
Z E V E N D E T O O N E E L .
M A N S U A R i e n A N N A . A N N A .
P
Apa, Helen a (rond daar met een man te praaten, Maar toen hy my zag, heef t hy haar terrtondverlaa-ten.
M A N S H A R T .
Een man,een man.is 't waar?Mama Lief kan 't gcfcuien?
A N N A .
Alet, u w Dochter, heef t hem neevens my gezien. Die was ook by haar, g y kund haar eens ondervraagen.
Binne-M ANSHART .
Zend haar by my. Heeft zy haar daarom zoo gedraagen ? H a , da t zal de oorzaak zijn van dat zy haare hand, Niet uyt wou ft eek en om te trouwen met Bartrand. A C H T S T E T O O N E E L .
M A N S H A R I e n A L E T . A L E T .
K
An ik Papa Lief nu in 't een of't aar behaagen ? Mama zy dat Papa my yets hadde af te v raagen ?M A H S H A R r .
Kom hier en flaa uw oog eens op my, zi e my aan, Kunt gy Alet, wat gy my zeggen moet, nietraan ?
A L E T .
Ik wil Papa Lief omuwziektetfe verlichten,
Zoo wel watfprookjensof wat raadzeltjens verdichten.
M A N S H A R T .
Daar vraag ik u niet na, wee t jy niet anders ?
AlEX.
Neen.
-4$ D E I » G B B £ E t D E Z*1BKfc . M A N S H A R T .
Ojonflimptijtje, o j y , j y weet we l wat ik meen . Zie dat klein pinkje, da t en kan je nie t bedriegen. Zeg op al watje weet, maa r maakme niet te liegen.
A L E T . Vergeef het my Papa.
M A N S H A R T . Gehoorzaamt dan. A L E T . Ikïal .
M A « H A Ï T . Hebik u niet belaft, da t gy my al en al *
Wat gy maarzaagt,aan m y voort kennis zoude gceven. A L E T .
Oja.
M A M S H A K T .
Bedenkje w e l, hebj y dan niet misdreeven ? A L E T .
O neen Papa, i k zeide u altijd wat ik zag. M A N S H AR T .
Kom zeg, wa t zagje van je Zufter dez e dag. A L E T . Ik zag niet. M A N S H A R T . Niet. A L E T . O neen ! M A N S H A R T .
Kom, kom,ik wil u zweeren, Dat deeze gard van daag u noch zal klappen leeren.
A L E T . Och! och ! Pap a Lief, och !
M A N S H A R T .
Kom jou geveinfde pry. A L E T .
Mijn liefft e Paatje Lief .
M A N S H A R T .
Zaljy zo o liegen, j y.
Ü E I N G E B E E L D E Z I E K E . 4 9 A Ï E T .
Ik bid u Paatje Lief, e y wilt het my vergeeven, Ik zal 't niet weer doen,'k zal 't niet weer doen van rrirjji
leeven.
Gena Papa. Mafeu r die had het my verboon. M A N S H A R T .
Alet, d e gard alleen maakt deeze misdaad fchoon.
A L E T .
Gena, gena , gyzult , g y zult het alles weeten . M A N S H A R T .
Ncen,eerft gegeezelt, want dat mocht ik aars vergeeten. A L E T .
Mijn zoet e Paatje Lief, gena , gena , gena . M A N S H A R T .
Ik zal genadig zijn , maa r voel eerft hoe ik fla. A L E T.
Omy! ó m y ! ikfterf , eymy . Zykgdah dood.
M A N S H A R T .
Wat wi l di t weezen ? Sta op Alet, fl a op, oc h ik begin te vreezen. AletjeLief, mij n Kind , kun d gy my niet verftaan. Ik ongelukkige, ik, ach! wat heb ik gedaan.
Vervloekte gard moeftgy mijn jongfteDochter dooden. Barbaar, wreedaardige, 'k heb u niet meer van nooden.
A L E T .
Papa, ey fchrey niet meer, ik ben pas hallef dood, De fchrik is over, u w Aletje heeft geen nood.
M A N S H A R T .
Kom, myn kleyn kleutertje, 'k zal u dat nu vergeeven , Zoo je my alles zegt, wa t datter is bedreeven.
A L E T . 'k Beloof het u Papa.
M A N S H A R T .
Dat jyjou nie t bedriegt, Dit pinkje weet het al, maa k datje maar niet liegt.
A L E T , Maar zeg het tog niet aan mijn Zufter.