• No results found

Bovemaaten, Zoo hy zyn Zieken zoo geneert als hy kan praaten

In document INGEBEELDE ZIEKE. (pagina 40-48)

M A N S H A R T .

Kom,kom,geen tyd verzuymt, geeft (loeien by der hand.

Heer

D E I N G E B E E L D E Z I E K E . 3 3 Heer Narticoforus, e n gy mijn Heer Bartrand, Z è t u , ze t u ter neer, Hee r Doctor een goet teeken, Elk (laat verwondert die uw Zoo n heeft hoorenfprec

-ken,

Mijn Dochte r zelfs ftaat ftom^elijk ee n roerloos beeld, 't I s uw geluk, datg y die Jongen hebt geteelt.

N A R T I C O F O R U S .

Dat ik zijn Vader ben,mijn Heer , da t kan niet raaken. Hy heeft wat anders dat my kan gelukkig maaken. A l wi e hem kent,kent hem geeniints voor zot of mal, Maar vry van alle kwaad, vo l goetheid , zonde r gal. Daar is geen vuur in als in veele jonge bloemen, Noch zijn verftant is ook niet vlug om van t e roemen; Maar't is een Jongman,die bepaald is van verrtand, Hy draagt zijn lufte n en zijn wijsheid i n zijn hand. Toen h y een Kind was wift i k dat te Profeteeren , Hy liep ruym twaalef Jaar om 't A, B, C. te leeren. Hadacht ik, dat is goet, een Boo m die langfaam waft , Draagt vaak de befte vrucht, dat maakt de wortel vaft . Daar is meer tijt van doen,om in het Staal te fchrijven , Als in het zachte zand, maar 't zal weer langer blij ven-Hy heeft tot Leyden geftudeerd b y dag en nacht, Gelijk het Yzer dat tot buygen word gebragt ,

Door itaadig fmeeden, zo o heeft h y hem door ftudee-ren,

Bekwaam gemaakt,om hem te laateu Promoveeren. De Medicijnen zijn hem reedel ijk wel gelukt. De reegels van de Kunft zij n hem in '1 hoofd gedrukt. Hy difputeerd zoo fnel, en redeneerd zoo krachtig, Dat wie'e r oponeerd, die maakt hy leugenachtig. De reeden waar door hy verdiend noch meerder gunft , Is. dat hy de oude volgt, als ik doe, in de Kunlt.

Diedeómmeloopvan 't bloed nu anders willen leeren, Daar lacht hy me, en derft daar tegen difputeeren.

B A H T K A N D .

De omloopers met het bloed die heb ik vaft gezet , Mét deeze Teezes, ha ! die toont hetwondernet.

44 D * I K G E B J E K L P * Z I E K F . *k Zal die met uw vferlof uw Dochter ofrereeren , Als de eerflelingyan myn verftand, e n mya itudecren > Die ik haar fchuldig ben .

H E L E N A .

Dat huysraad is , my n Heer , M y heel onnodig, ik vertta a 't niet, daar is 't weer.

T R Y N .

Kom,kom,geef hier , geef hier, ik zal het printje plakken Daar elk het zien zal, diegemakkely k wi l kakken.

B A K t R A N D .

't Verzoek MejufFer doe my de eer aan, kan 't gefchien, K o m , ho e ik menfehen ka n ontleeden, toc h eens zien. Een Vrouw e lichaa m zal ik Anatomizeeren .

Gy moet het zien, i k zal daar over Harangueeren. T R Y N .

Dat zal vermaakelyk t e zien zyn, fchoo n en raar , Daar ' s de Komedie maar een kreng by, is't niet waar ?

M A N S H A R T . (ren , Myn Heer,meent g y uw Zoon ook naar het Hof te ftuu-By Prins of Koning, want daar leert men groote kuuren .

N/» R T I C O F O R U S .

Neen, onze Kunligelukt by grootezelden wel, . Want groote willen voort als op een fprong en ftel Geneezen zyn, maa r hoor, den Burger die kan geeven, Waardoor ee n Doctor vry kan zonderopfpraak leven , Ik vol g de flenter by den Burge r en niet meer ,

Gelaaten, gepurgeert , gezweet , daarhebjetHeer . En volgt de dood dan, ' t word het nootlot toegefchree r

ven,

Een Koning wil dat hem de Doctor lengt het leeven , O f andersichreeuw t me n hem uy t voor ee n moorde

-M A N S H A R T . (naar . W e l dat i s onbeleeft, ho e zoud gy Heeren haar Het leeven rekken of geneezen, watt e gekken , Gy gaat by Zieken, om Vifitens, loo n te trekken, Haar raa d te geven en dan heb jy 't al gedaan,

't Ma g met de Ziekenden, zo o ais het witk vergaan . N A R »

D E I M C E S K E L D E

Z i € X e . $ f

N A R T I C O F O R U S .

Dat is zoo, hoor, ik volg de fleur by al myn Kranken, Die fterft verwyihe t nooit, die op komt mag bedanken.

M A N S H A R I .

Taal-meefter toon wat aan mijn Dochter is geleerd. F E R D I N A N D .

Dit Paftorcl heeft zy van daaggetranflateerd ,

UytFransin Duyts, men hoord'er twee te tarnen fpree-ken.

Het is een Herder» Spel, vo l fijne Minne-ftreeken. M A N S H A R T .

Zeg ons den inhoud, op dat elk het beeter vat. F E R D I N A N D .

't Is van een Herde r die in diepen aandacht «at.

Hy zag een Herders Spel, da t hem zeer koftbehaagen , Maar wierd geftoord,door dien hy deerlijk hoorde

klaa-gen,

Hylceerd zich o m, e n ziet een Herderin in laft, Door vuyte woorden, va n eeri ongebonden gaft. Hy neemt het voor haar op, gelij k oo k alle mannen Verplicht zijn over al haar krachten inte fpannen, Om 't Vrouwelijk gedacht, uy t allerhande noot Te redden, ja al waar 't met prijkel van de dood. Als hvde booswicht had verjaagd en ftraf gegeeven, Sprak hy de Herderin, di e door die fmaat gedreeven , Vaft traanen uyt haar óogen perfte, di e vol glans", De Zon verbeelden aan des Hemels Opper-trans. Ach! zey hy, meteen tucht, toude ik u niet verdedigen? Ha booswicht* ha Barbaar,dorft gy dit beeld beleedigen ? Waar vind me n zulk een her t ontmenfch t e n roo ver

-fteent,

Datdeete traanen ziet, ïic h niet tot traanen weeud. Hy ftwyté voort de Joop dier traanen op haar kaaken. Zy die afcmknkbaarheid haar niet wou fchuldig maaken, Vefïuymt geen tijtom he m t e danken, w y l een gloed, Uyt haar bekoorlijk oog doorftraald zijn teer gemoed: Hy Jégalsineenbeemt , doo r zuchten, minndonken ,

g6 P B I M G E B E E L P E Z I E K E .

Van dat aanminnig beeld, vol welluft , al s verdronken. Elk woordje datze fprak, e n yder tedere zacht, Doorgriefde hem het hert, h y vong die zoete lucht, Ën fprak, volmaakt e beeld, bevalli g en aanminnig, Daar's geen gevaar zo o groot, noc h geen geweld zo o

vinnig,

Dat ik ontzie, i k le e voor u de zwaarfle pijn ,

O m van u dankbaar beel d maa r een s belonkt te zijn , Zy nam haar at'fcheid, z y vertrok op deeze klagten, En lie t hem toen alleen verzeld met zijn gedachten . Hy draagt doo r d e eerft e maal va n haa r te zien, mee r

fmert,

Als meenig Minnaar door veel Jaaren in zijn hert . Op haar vertrek, lchijn t hem haar afzijna l tedooden , Haar weer t e fpreeken wier d he m

fcherpelijkverboo-den,

Hyzuchte, fprak , helaas ! di e ik zoo weinig tijd , Gezien heb , me t vermaak, raak ik voor eeuwig kwijt . Hy fpant zijn krachten i n, o m haar maar een s te

fpree-ken , (fpree-ken ,

Maar haarekluyfterszijn met lift, noc h krachttebree -Dies port zijn Minnevlam hem aan tot dit befluyt, DeHerderin t e doen verzoeken to t zijn Bruyd , Dat zy hem toe ftaat, i n een brief,aan hemgefchreeven ; Maar in die zelve brief, doe t zy hem kennis geeven , Hoe dat haar Vader had beflooten , vaf t gezet , Haar, aa n ee n ander, n a de Vaderlijke W e t, Die zelve dag.haar in haar weerwil tedoen trouwen. Bedenk eens in wat angft, wat hertzeer, wa t benouwen Die Herder was, hoe hy vol fchrik gtpijuigt werd, Hem drukt een heele berg vol rampe n op zijn hert . Hy kan dat denkbeeld nooi t uyt zijn gedachten krijgen , Van dat een ander maakt zijn Herderin zicheygen. Dat hy gedoogen zal, ho e dat bekoorlijk beeld Omhelft word en gekuft, gevley t word en geftreeld ; Zijn tochtig hert geftelt om geen gevaar t e vreezen , Befluyt, di e zelve dag, b y haar in huys te weezen .

D E I N G E B E E L D E Z I E K E . 3 7 De Minneluft ontdekt voor hem gelegenthefd ,

Die hem de toegang tot zijn Herderin bereid, Om in dit noodgeval, zel f uyt haar mont te hooren Haar uytfpraak,eu wat lot zy voor hem had befchooren . Hygaat daar , en bevind, al wathyhadgevreeft , Ja al de toeftel wierd bereid va n 't ttruyloftsFet'ft; Hy zag de on waardige zijn Mede-Vreije r komen, Diedoor haar Vader s drift , wier d waardigaangenoo

-men.

Die zeegepraalend reets de zachte zy bekleed, Van 't fchoonfte Schèpzel, dat hy op de waereld weet , Die hy als winnaar me t ee n nijdig oog begluurde, Vol bitt're haat, 't was vreemt dat hy hem noch

bcftuur-de.

Dit Schouwfpel deed zijn borft opzwellen, die de M i n , Aanprikkeldetot wraak, hy kon zijn Herderin

Maar metzijnoogen, zij n gedachte n laate n weeten. Doordien haar Vader was dich t aan haar zy gezecten : Doch eynd'lijk (lapt hy ftout verby die hinderpaal, En fpreekt zijn hert uyt in dtez' minnelijke Taal.

Ach! Filisach ! ontde k my uw gedachten , A l lan g genoeg, mij n fmer t is veel te groot, U Tiriï s bid, wi l zijn lijde n verzachten > Maak dat ik leef, ofgeefmeee n kortedood . N u f s 't u beurd, nu moet gy antwoord geeven , Daar is 't Tranflaat, ' k hebt voor u uytgefchreeven. Zijtgy nuFilis , i k zal Tirfis zijn , begin .

Heer let aandachtig op deftreeken va n de Min . H E L E N A .

Ach Tirfis! zietmijn lijde n uyt mijn oogen , Ik zit als gy met een zoo wreev'lezin. Ik he b om meer te zeggen, gee n vermoogen, Als Tirfis, zij t verzeekert van mijn min

M A N S H A R T . Dat wilt ik niet, kanz y zoo Tranflateere n Van Frans in Duyts.

-3? D E I N G E B E E L D E Z I E K E . F E R D I N A N D .

Ja, datkomi k haarleercn , 'Je Leer haar noch meer ,gelyk gy hooren zult. Hebt met vermaak ee n weinig maar geduld. Helaas, n u my het ai fchynt te verdrukken, Derfik z o veel niet hoopen, zonde r fmer t ? Van da t het my, mij n Schoone, za l gelukken, Datgy my geeft een Woonplaats i n uw hert.

H E L E N A .

AchTirfis! weet , i k moet u eeuwigminnen , O f anders zou mijn mond mijn hert verraan .

F E R D I N A N D .

O woorde n vol, vo l Honingraad van binnen, Maar Tirfis zacht , he b ik ze ook wel verdaan ' Ach Filis! laa t uw Tirfis noch eens hooren Die woorden, daar.g y m y het hert me grieft .

H E L E N A .

Zijt doch geruft, ' k he b u alleen verkooren , U w Fili s is op u alleen verlieft .

F E R D I N A N D .

Ha Filis! wil t die woorden noch eens fpreeken. H E L E N A .

Hoor Tirfis, i k bemin u maar alleen. F E R D I N A N D .

O woorde n ! di e mijn minnenyd verbreek en , Ey Fili s fpreek, e y fpreeker ander s geen.

H E L E N A .

't Is Filis vreugd, haa r herteblood te leggen , En honder t maal te melden haare trouw. Ik wenfe h myn tong nu anders niet kon zeggen, Als Filis blyft van nu afTirfis Vrouw .

F E R D I N A N D . Regeerders van Aard, Heme l ende Baaren. Gy Koningen, ' zoo machtig en vermaard , A1 uw geluk is niet om te eevenaaren , Naaft mijn geluk, wan t dat is meerdejr waard .

D e I N G F B E ' E L D É Z I E K E . 3 9 Oneen, ' t gczigt van die (laat te vreezen

Het byzij n van mijn Mede-Minnaar hier, Belet my degelukkigftete weezen .

Dies brandeik noch in een verflindentvier . H E L E N A .

Ach Tirfis, ach ! zul t gy mijn trouw verdenken, Maakt u ontruft een Minnaar, di e ik haat ? 'k Verzeeker u, i k zal aan niemant fchenkken, Dat hert, da t voor mij n Tirlis open ftaat.

F E R D I H A N D . Denk Filis aan uw Vader en zijn krachten, In weerwil zal hy u doen minnen.

H E L E N A . Neen,

Neen Tirfis, ' k wil de dood veel eer verwachten, Als dat befluyt toe (temmen, zij t te vreen.

M A N S H A R T . Wat ze y de Vader toen ?

F E R D I N A N D .

Die deed niet als wat vraagen. M A N S H A R T .

Dan wa s 't een groote gek, i k zou my anders draagen. F S R D I N A N D .

O Liefde!

H E L E N A . O trouw e M i n!

M A N S H A R T .

Geef die Comedie hier. Daar (leekt geen (lichting i n, ko m geef my da t papier. Die Herde r Tirfis is wel onbefchoft in 't V ryen, En Fili s is een Pry, i k zou haar draf doen lijen, Indien't myn Kin d was, maa r wat (laater op dit bjad, Hoe i s dit fchrift ? het is bekrabbeld en beklad. Waar zyn die woorden hier ?

F E R D I H A N D .

Hoor, dat was haar beggeren. Zy wi l de France Taal kort door karakters leeren .

-4* P E I N G E B E E L D E Z I E K E ; M A N S H A R T .

Vertrek, datjrlerder s Spe l is ftrijdig met de deugd,

In document INGEBEELDE ZIEKE. (pagina 40-48)