• No results found

Het is een mythe dat verkiezingscampagnes steeds harder worden en dat politici steeds vaker op de man spelen. Door de

In document Werk, winst en bezuinigingen (pagina 62-65)

jaren heen blijkt het fenomeen negatieve campagnevoering niet

te zijn toegenomen. Bovendien, ook vroeger — na de Tweede

Wereldoorlog — was men niet altijd even aardig tegen elkaar.

Ook niet bij de PvdA.

PHILIP VAN PRAAG & ANNEMARIE WALTER

Universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit van Amsterdam respectievelijk universitair docent politieke communicatie bij de afdeling Communicatiewetenschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam

In de campagne van 2006 kreeg Wouter Bos zware kritiek te verduren van het CDA.1 In mei 2006, na de voorstellen van Bos om ouderen te laten meebetalen aan de AOW, lanceerde Maxime Verhagen de oneliner ‘Met Bos bent u de klos’. De aanvallen op Bos vonden hun hoogtepunt in het radiodebat van 29 oktober waarin Jan-Peter Balkenende Bos toebeet: ‘U draait en bent niet eerlijk.’ Een dag later deed Bos in Nova / Nederland kiest een beroep op Bal-kenende om toch vooral op een zakelijke ma-nier campagne te blijven voeren. Het is het beeld dat de PvdA graag uitdraagt, een partij die zakelijk en inhoudelijk campagne voert. Maar klopt dit zelfbeeld?

Systematisch onderzoek naar de mate waarin politieke partijen in Nederland elkaar aanvallen vindt pas de laatste vijftien jaar plaats. Daarbij vallen twee resultaten op. In de eerste plaats blijkt dat in de campagne van

2006 de PvdA de partij was die zich het meest

met negatieve campagnevoering bezighield.2

Twintig procent van de negatieve uitspraken in deze campagne kwam voor rekening van de PvdA, terwijl elf percent afkomstig is van het CDA.3 Wel blijkt dat het CDA relatief vaak haar aanvallen richt op de PvdA, terwijl de PvdA haar aanvallen over veel meer partijen spreidt. Verder maakt het onderzoek duidelijk dat Wouter Bos veel vaker het doelwit was van aanvallen van het CDA dan Jan-Peter Balkende het doelwit was van PvdA-aanvallen.

In de tweede plaats blijkt, op basis van on-derzoek naar televisiespotjes en televisiede-batten, dat er sinds 1981 geen sprake is van een toename van negatieve campagnevoering in Nederland.4 Er is wel sprake van een zekere schommeling van verkiezing tot verkiezing, maar er is geen stijgende trend. Als het gaat om karakteraanvallen op politici is er

even-65 65

min duidelijke sprake van een stijging. Het onderzoek laat zien dat negatieve campagne-voering geen recent verschijnsel is in Neder-land, noch is het onder invloed van de succes-volle negatieve campagne van Pim Fortuyn in 2002 toegenomen. Sinds 2002 is er wel een nieuw begrip in de Nederlandse politieke cul-tuur geïntroduceerd: demonisering. Naar aan-leiding van een vergelijking met Mussolini en verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog beschuldigde Pim Fortuyn zijn tegenstanders en de media ervan hem te demoniseren. De-monisering is het afschilderen van een per-soon of partij als de personificatie van het kwaad5 — het is een extreme vorm van nega-tieve campagnevoering.

Campagnes historisch beschouwd

Hoe zit het historisch gezien met de negatieve campagnevoering van de PvdA? Met die vraag in gedachten analyseerden we de PvdA-cam-pagnes uit de eerste decennia na de oorlog, gedeeltelijk campagnes uit de hoogtijdagen van de verzuiling, de periode 1946–1959. On-derzoeksgegevens uit deze periode zijn schaars. We zullen ons primair baseren op bestaand politicologisch en historisch onder-zoek. Het gaat daarbij veelal om voorbeelden van de wijze waarop de PvdA haar tegenstan-ders soms aanviel, waarbij de relatie tussen PvdA en KVP centraal zal staan.

Het begrip ‘negative campaigning’, nega-tieve campagnevoering, komt oorspronkelijk uit de Verenigde Staten, maar wordt in Neder-land ook steeds vaker gebruikt door journalis-ten en wejournalis-tenschappers om campagnes te ana-lyseren. Negatieve campagnevoering staat in het algemeen in een kwaad daglicht. Het wordt geassocieerd met de verkiezingscam-pagnes in de Verenigde Staten en met name met sterk op de persoon gerichte suggestieve aanvallen. Dat is maar ten dele terecht.

Negatieve campagnevoering is een veelge-bruikte campagnetactiek om kiezers te win-nen, niet alleen in de VS maar ook in veel an-dere landen, waaronder Nederland. Het gaat

er daarbij om het beeld dat over andere par-tijen of politici bestaat in negatieve zin te be-invloeden. Dat kan zowel inhoudelijke als per-soonlijke kritiek zijn, en zowel zijn gericht op partijen als op personen. Een persoonlijke aanval, zoals de aanval van Balkenende op Bos, is slechts een van de vormen van negatieve campagnevoering. Tegenover negatieve cam-pagnevoering staat positieve campagnevoe-ring, waarbij de eigen kwaliteiten en verdien-sten nadrukkelijk onder de aandacht van de kiezers worden gebracht.6

De traditionele campagne

De PvdA is opgericht in 1946 met het doel de bestaande vooroorlogse politieke verhoudin-gen te doorbreken. Het streven was om grote groepen katholieke en protestantse arbeiders en middengroepen te bewegen voortaan op de PvdA te steunen. De verkiezingscampagnes van de PvdA stonden lange tijd sterk in het teken van de Doorbraak. De Katholieke Werk-gemeenschap (KWG) binnen de PvdA en de Protestantse Werkgemeenschap speelden om deze reden een belangrijke rol in de campag-nes. Tot 1959 waren ze vertegenwoordigd in het Actiebureau, het bureau dat onder verant-woordelijkheid van het partijbestuur de ver-kiezingscampagnes opzette en organiseerde.

Het ging in deze periode om traditionele campagnes, waarbij de hoofdlijnen werden vastgesteld op het partijbureau, maar de uit-voering grotendeels decentraal was. Partijle-den voerPartijle-den met tienduizenPartijle-den vrijwilligers campagne huisbezoek was een van de belang-rijkste campagnemiddelen. ‘Het begin en het einde van elke verkiezingsactie is huisbezoek’ zoals het PvdA-actieboek voor de verkiezingen van 1956 stelt.

Daarnaast speelde Het Vrije Volk, partijkrant en in de jaren vijftig met een oplage van bijna 300.000 de grootste krant van Nederland, in de campagnes van de PvdA een zeer belang-rijke rol. De berichtgeving in de krant stond volledig onder controle van de partij. De hoofdredacteur van de krant werd door het

vanger, woonde in de regel de vergaderingen van het partijbestuur en de Tweede Kamerfrac-tie bij. De krant was, samen met de radio-uit-zendingen van de VARA, het belangrijkste massamedium dat de partij tot haar beschik-king had. Oproepen tot deelname aan mani-festaties stonden in de krant, vaak als een re-dactionele tekst, soms als een soort advertentie. Andere dagbladen berichtten slechts mondjesmaat over de PvdA en meestal niet in gunstige zin. Advertenties van de partij werden in 1959 nog geweigerd door kranten als het Algemeen Dagblad, de NRC en Trouw.

Een van de weinige systematische onder-zoeken naar de campagneberichtgeving in de jaren van de verzuiling laat zien dat Het Vrije

Volk volledig in dienst stond van de PvdA-ver-kiezingscampagne.7 Het merendeel van het campagnenieuws in de maanden voor de ver-kiezingen van 13 juni 1956 ging over de PvdA en was zeer positief van toon. Het ging daarbij om paginagrote portretten van PvdA-politici als Mansholt, Suurhoff, Drees en Burger, om aankondigingen en verslagen. Grote manifes-taties werden soms in zeer lyrische termen beschreven: ‘stormachtig gezongen strijdlie-deren’, een ‘woud van kleur en een golf van muziek’, ’kletsnat (van de regen) en laaiend van geestdrift’ (11 mei 1956). De berichten over de KVP en andere partijen waren bijna zonder uitzondering negatief van toon. Bij de

Volks-krant was een vergelijkbaar, maar iets minder extreem patroon zichtbaar. Zo stonden er wel een aantal positief getoonzette berichten over met name Drees in deze katholieke krant.

De televisie speelt tot begin jaren zestig nog geen rol in de campagne. De rol van de radio is zeer moeilijk te achterhalen, maar ongetwijfeld steunde de VARA de partij vol overtuiging. De omroepen mochten echter de laatste weken voor de verkiezingen geen pro-paganda maken voor een politiek partij. Om die reden verbood KVP-minister Cals de KRO aan de vooravond van de verkiezingen een portret uit te zenden van KVP-lijsttrekker

Romme.8

Vergelijkingen met Göbbels

De verhouding tussen de PvdA en de KVP is bij de eerste drie verkiezingen na de oorlog goed. Er is nog geen sprake van harde wederzijdse aanvallen tussen beide partijen. De KVP is bang voor een mogelijk succes van de Door-braak en zoekt mede uit electorale overwegin-gen in 1946 toenadering tot de PvdA. De partij doet een voorstel tot een gemeenschappelijk urgentieprogramma, maar de PvdA voelt daar weinig voor, vooral de oude SDAP-vleugel wenst dit niet uit angst voor stemmenverlies aan de CPN. Bij beide partijen leeft wel de wens om na de verkiezingen samen te gaan regeren. De campagne van de PvdA is weinig aansprekend, mede door een gebrek aan mid-delen en het nog ontbreken van een goede partijorganisatie.9 Ook bij de verkiezingen van 1948 en 1952 zijn de verhoudingen goed, maar daarna zal dat snel veranderen.

In 1952 heeft de Doorbraak eindelijk enig succes, met name in de grote steden in het Zuiden. Het leidt er mede toe dat de PvdA qua stemmenaantal voor het eerst de grootste par-tij wordt. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1953 en de Provinciale verkiezingen van 1954 zet deze tendens door. De geschokte KVP verandert vanaf 1952 haar electorale strategie en zoekt in toenemende mate de confrontatie met de PvdA. Dat blijkt al bij de Algemene Be-schouwingen van 1952 als KVP-leider Romme de katholieken in de PvdA een gevaar voor het land, voor het katholieke volksdeel en voor henzelf noemt.10

Het katholieke episcopaat steunt daarbij nadrukkelijk de KVP, en dringt aan op herstel van de eenheid onder de katholieken. Er wordt vooral druk uitgeoefend op de Katholieke Na-tionale Partij van Welter, een rechtse afsplit-sing van de KVP. In 1954 verschijnt het mande-ment van de bisschoppen De katholiek in het

openbare leven van deze tijd waarin katholieken worden opgeroepen trouw te blijven aan de eigen organisaties. Het lidmaatschap van soci-alistische organisaties als het NVV en de VARA wordt verboden en het lidmaatschap van de

67 67

PvdA sterk ontraden. Het KVP-bestuur is overi-gens weinig gelukkig met dit herderlijk schrij-ven.11 Binnen de PvdA wordt het mandement gezien als een directe aanval op het principe van de Doorbraak. Katholieken binnen de PvdA zijn ontsteld, sommigen ook woedend. Het partijbestuur van de PvdA besluit echter om het mandement buiten de verkiezings-strijd te houden.

De terughoudende opstelling van de PvdA verandert als de KVP in juni 1955 als startsein voor de verkiezingsacties van de partij het pamflet Overwinning’56 uitbrengt. Het pamflet wordt massaal na afloop van de mis bij katho-lieke kerken verspreid en laat in brand staan-de katholieke instituten zien als ziekenhuizen, scholen en de KRO met als onderschrift ‘Als de rooie haan victorie kraait’. Het pamflet is ook in katholieke kring omstreden.12 PvdA-partij-voorzitter Vermeer spreekt van een ‘misdadige insinuatie’ en voert een weinig vruchtbare briefwisseling met KVP-voorzitter Van Doorn over deze wijze van campagnevoering.13

De campagne van de PvdA in Limburg en Noord Brabant gaat gepaard met veel inciden-ten. In de loop van de campagne worden de uitspraken van de PvdA over de KVP steeds harder. Naar aanleiding van acties van school-kinderen tegen socialistische propagandisten schrijft partijvoorzitter Vermeer in de krant ‘ze hebben daar altijd van kinderexploitatie ge-houden, zoals in de fabrieken van Regout’. Het

Vrije Volk noemt de methoden van de KVP-jon-geren ‘fascistisch’ en stelt dat de Rooms-katho-lieke pers in haar verslaggeving van de cam-pagne ‘het nieuwe fascisme aanmoedigt’ (25 mei 1956). De krant stelt dat de geestelijke vrij-heid en democratie in deze provincies op het spel staan. De KVP- voorzitter en het kringbe-stuur van de KVP distantiëren zich overigens van de incidenten maar hebben wel begrip voor het feit dat veel Limburgers zich geprovo-ceerd voelen door de PvdA-propaganda. De PvdA wijst dit af als een halfslachtige reactie.

Minister Suurhoff gaat enkele weken later in deze stijl verder en schrijft vlak voor de ver-kiezingen een bijna paginagroot artikel op de

voorpagina van Het Vrije Volk. Onder de kop ‘Domweg LIEGEN, dat doet de KVP’ omschrijft hij de campagnemethoden van de KVP als ‘Göbbels gedoe’. Suurhoff maakt zich met name kwaad over de wijze waarop de KVP pro-beert de verdienste van de PvdA bij de realise-ring van de AOW te relativeren.

In 1956 laat de PvdA zich voor het eerst in dergelijke harde, negatieve bewoordingen uit over de KVP. Het is echter niet de eerste keer dat de PvdA zich dit taalgebruik permitteert. In 1948 worden vooral de pas opgerichte VVD en de (oude) ARP als politieke vijanden gezien. Onder de kop ‘De kleine Göbbels’, wordt de nieuwe liberale partij verweten geen onder-scheid te maken tussen het aan de man bren-gen van beginselen en het verkopen van scheerzeep. De partij zou slechts de emoties

van de kiezer proberen aan te spreken, in plaats van een beroep te doen op zijn ver-stand. Deze gobbeliaanse minachting voor de massa is volgens de partijkrant toch wel een triest teken van verval (12 mei 1948). In Paraat, de ledenkrant van de PvdA, worden enkele weken later vergelijkbare opmerkingen ge-maakt. Overigens richtte de VVD als, opposi-tiepartij haar zware kritiek op het regerings-beleid vooral op de PvdA terwijl de andere regeringspartij KVP buiten schot bleef. In de campagne van 1948 is dan ook duidelijk spra-ke van polarisatie tussen PvdA en VVD.

De ARP, een andere politieke tegenstander van de PvdA, wordt in 1948 wat minder hard aangepakt. Naar aanleiding van de instructies in het Handboekje voor het huisbezoek van de ARP wordt onder de kop ‘U vraagt… en zij

Na 1956 verdwijnen termen

In document Werk, winst en bezuinigingen (pagina 62-65)