• No results found

gemeentelijke opschaling en bezuinigingen is onmogelijk

In document Werk, winst en bezuinigingen (pagina 90-94)

93 93

kant, die in het huidige debat grotendeels onbelicht is gebleven. In zijn nota Bestuur in

samenhang rept de minister er slechts een-maal over en ook Ruud Koole benoemt deze problematiek in zijn bijdrage slechts één keer. Terwijl dit toch het eigenlijke hoofdprobleem achter de plannen van het kabinet is. De op-schaling van gemeenten en provincies is het institutionele vehikel dat nodig is om de be-grote bezuinigingen op de AWBZ, de sociale werkplaatsen en andere beleidsterreinen te kunnen incasseren. De impliciete argumenta-tie is vooral dat de grotere gemeenten zo veel efficiencywinst zullen opbrengen dat ze de-zelfde taken op het gebied van de zorg, partici-patie en maatschappelijke ondersteuning kunnen uitvoeren, terwijl tegelijkertijd € 4,5

mrd bezuinigd kan worden.7

Die combinatie van gemeentelijke opscha-ling en bezuinigingen zal een schier onmoge-lijke opgave bonmoge-lijken. De additionele argumen-tatie die de regering daarbij aanlevert voor decentralisaties mag verder goed klinken, maar is toch vooral hol. Het idee dat het lokale bestuur dichter bij de mensen staat wordt breed gedragen en blijkt ook in veel gevallen te kloppen. In die zin is het helemaal geen gek idee om te bezien welke taken naar de ge-meenten kunnen worden overgeheveld. Dat de Jeugdzorg bijvoorbeeld in principe door gemeenten wordt uitgevoerd, lijkt mijn eigen partij zo gek nog niet. Maar de combinatie van decentralisatie aan de ene kant en bezuinigin-gen en taakstellinbezuinigin-gen aan de andere kant, maakt de verschillende voorstellen buitenge-woon en dubieus — en ondermijnt daarmee het maatschappelijke draagvlak.

Het lijkt me geen ruige gedachte dat met deze plannen het nationale bestuur en de nati-onale politiek in Den Haag tegenover het lo-kale bestuur komen te staan. De bezuinigingen zullen voor het lokale bestuur tot toenemende spanningen leiden. Op dit moment kampen veel gemeenten al met een slechte financiële uitgangspositie door eerdere bezuinigingen van bovenaf en door de verliezen die zij heb-ben moeten nemen op hun grondposities.

Naar alle waarschijnlijkheid zullen ge-meenteraadsleden de eersten zijn die van bur-gers te horen krijgen dat het mis gaat. Burbur-gers zullen hun volksvertegenwoordigers op het lokale niveau aanspreken, met alle politieke gevolgen van dien. De afgelopen jaren is het aantal weggestuurde wethouders stevig ge-groeid. Die trend zal zich waarschijnlijk ver-sterkt voortzetten wanneer gemeenten zich geconfronteerd zien met een toename in het aantal taken en een verslechterende financiële positie. Een dergelijke trend staat haaks op het versterken van het lokale bestuur zoals de vi-sienota betoogt. Nog los van de wenselijkheid van alle voorgenomen bezuinigingen8, moet dit voor minister Plasterk alle reden zijn om in zijn nieuwe nota op deze spanning op het lo-kale niveau in te gaan en aan te geven hoe te voorkomen dat we het lokale bestuur in een onmogelijke spagaat brengen.

De gemeenteraadsverkiezingen als referendum over de kabinetsplannen

De structuur van het Nederlandse bestuurlijke stelsel is gaandeweg gegroeid. Nederland is inderdaad een land waarin de huidige gren-zen en grootheden soms worden bepaald door middeleeuwse twisten tussen graven, zoals de visienota van minister Plasterk betoogt. We hebben een inrichting die volgt uit onze ge-schiedenis. Een geschiedenis met een bevol-king die vaak wars is van al te veel gecentrali-seerde macht maar ook een geschiedenis van gegroeide eenheid. We zijn één land met een grondwet die zegt dat iedereen, waar hij ook woont, gelijk is voor de wet.

Hoewel alles zich slechts langzaam ontwik-kelt, verandert de inrichting van onze staats-bestel wel. In de huidige Eerste Kamer kwa-men vroeger de Staten van Holland bijeen, later de adel van Nederland en België en nu de Senaat: het kenmerkt de veranderingen die ons staatsbestel door de eeuwen heen heeft doorgemaakt. In 1900 telde ons land nog 1121 gemeenten, nu doen we het met 408, die ook nog eens op allerlei manieren met elkaar

len in Amsterdam en de deelgemeenten in Rotterdam afgeschaft.

In die zin zijn de huidige grenzen van ge-meenten en provincies niet heilig. De SP pleit er al langere tijd voor de mogelijkheid serieus te onderzoeken of het aantal provincies in ons land niet beter vergroot kan worden in plaats van verkleind.9 Naast de voordelen die uit het eerder genoemde onderzoek van Henri de Groot naar voren komen, zouden kleinere pro-vincies beter in staat moeten zijn om inhoude-lijk vorm te geven aan gemeenteinhoude-lijke samen-werking. Dat heeft onder meer als voordeel dat de eerste, lokale overheid dicht bij burgers kan worden georganiseerd. Tegen de huidige praktijk van gemeentelijke opschaling bestaat vaak breed verzet onder burgers, die hechten aan de gemeentelijke onafhankelijkheid van hun eigen dorp of stad. Met kleinere provin-cies kunnen deze zaken beter op elkaar wor-den afgestemd, terwijl de landelijke overheid de verantwoordelijkheid op zich neemt voor zaken als ruimtelijke ordening, die in een rela-tief klein en dichtbevolkt land al snel een nati-onale component hebben.

Ons openbaar bestuur past zich aan de ver-anderende omstandigheden aan, maar geluk-kig niet meteen aan alle grillen van elke rege-ring. Van de plannen van het vorige kabinet die met veel bombarie werden aangekondigd — de vorming van één Randstadprovincie en het met een derde kortwieken van de Eerste en Tweede Kamer — is na de val van Rutte I niets meer vernomen. Eerdere provinciale herinde-lingen hebben ook alleen plaatsgevonden in

ders. En dat is maar beter ook: veel van die voorstellen getuigen van een visie die ‘even lui als loos’ was, om het in de woorden van Thor-becke te zeggen.

Volgend jaar zijn er gemeenteraadsverkie-zingen. Idealiter gaan die over lokale politieke thema’s. Maar met de plannen die de regering voorlegt, lijken ze tot een referendum te wor-den over de bezuinigingen en de decentralisa-tie. Wie een blik op de peilingen werpt, snapt waarom gemeenteraadsleden van de lande-lijke regeringspartijen zich steeds ongemak-kelijker gaan voelen. Dat op zich kan weer een bedreiging voor de stabiliteit van de regering vormen, zo heeft het verleden ons laten zien.

Daarom is het goed dat de minister orde op zaken stelt door een echte visie op de moder-nisering van het openbaar bestuur uit te wer-ken en aan het parlement en de overige be-stuurslagen voor te leggen, vooraleer met concreet uitgewerkte plannen te komen. De eerste kans daartoe heeft de minister laten lopen — alle reden voor hem om de tweede kans met beide handen aan te grijpen. Vervol-gens geldt dan voor alle politieke partijen om op basis van dat verhaal Plasterks plannen te wegen.

In de Eerste Kamer liep de appreciatie van SP en PvdA tot nu toe gelijk op. De minister zal met meer moeten komen dan met ‘een aanzet tot een visie’ om de woorden van Ruud Koole tijdens het debat van 18 juni aan te halen. An-ders zou een Senaat die zijn taken serieus neemt die plannen wel eens naar de prullen-bak dienen te verwijzen.

Noten

1 Motie-Vliegenthart over een andere analyse over nut, noodzaak en democratische wenselijkheid van de voorne-mens (EK CII, B).

2 De PvdA-fractie steunde deze motie niet. De overwegingen

van de motie, dat de visienota tekortschoot op het gebied van nut, noodzaak en demo-cratisch draagvlak, deelt zij wel, zo bleek uit de stemver-klaring van Ruud Koole. Koole verwacht echter niet dat een nieuwe visie van Plasterk veel zal opleveren en noemde de

motie daarom ‘een oefening in overbodigheid’. 3 Aanvankelijk gaf minister

Plasterk aan de notitie in sep-tember af te willen hebben (Brief aan de Eerste Kamer van 4 juli 2013 (EK CII)), later liet hij de Kamer weten tot okto-ber nodig te hebben (Brief aan

95 95 Arjan Vliegenthart Het huiswerk van Plasterk

de Eerste Kamer van 25 sep-tember 2013 (EK CII)). 4 Brief van minister Plasterk

aan de Tweede Kamer van 26 april 2013 (kenmerk 2013-0000265619).

5 Concept-zienswijze herinde-lingsontwerp fusie Flevoland, Utrecht en Noord-Holland, 29 augustus 2013.

6 Presentatie van Henri de Groot tijdens de bijeenkomst van Platform 31, 17 mei, Den Haag.

7 De cijfers even kort op een rij: de ingeplande bezuinigingen op de Jeugdwet moeten € 450 mln opleveren, de bezuinigin-gen op nieuwe zorgtaken € 1,7 mrd, de korting op de

huis-houdelijke hulp € 590 mln, de inperking van de Wajong € 1,18 mrd, de kortingen op de soci-ale werkplaatsen € 680 mln, de bezuinigingen op baanga-rantie € 370 mln en het beper-ken van de WIA € 150 mln Dat is in totaal € 5 mrd, waartegen-over investeringen van € 485 mln in de Participatiewet en € 50 mln in de Wmo staan. 8 In deze context waarschuwt

onder andere de Raad voor het Openbaar Bestuur dat het gelijkheidsbeginsel dat bij-voorbeeld leidend is in de zorg, onder druk kan komen te staan wanneer de AWBZ naar de gemeenten zou gaan (ROB briefadvies van 23 april

kenmerk 2013-0000254209).

9 Opmerkelijk genoeg was het idee dat Nederland met meer provincies beter af zou zijn dan met minder ook leidend voor de debatten in de jaren 70 en 80. Oud-VVD-leider Hans Wiegel heeft zich wel eens laten ontvallen dat van deze plannen niets gekomen is, omdat dat voor de koningin tot veel meer werkbezoeken zou leiden. Waar of niet, in de jaren negentig, toen schaal-vergroting in het hele Open-baar Bestuur in zwang kwam, is deze optie uit het debat verdwenen.

Poedeldiplomatie of de kunst

In document Werk, winst en bezuinigingen (pagina 90-94)