• No results found

1. Solidariteit tussen de mantelzorger en hulpbehoevende

1.1 Motivaties tot mantelzorgen

Uit het theoretisch kader is gebleken dat de belangrijkste motivaties tot mantelzorg vaak voortkomen uit liefde of vanzelfsprekendheid (De Boer & De Klerk, 2013). Ook altruïstische motieven spelen een rol; men wil iets goeds doen. Uit de gesprekken met mantelzorgers blijkt inderdaad dat vanzelfsprekendheid de voornaamste drijfveer achter het mantelzorgen is. “Ik zeg altijd: je kiest er niet voor om mantelzorger te worden, het is geen keuze. Je wordt het.” (Interview Marjo G.). Dat er geen keuze aan het mantelzorgen voorafgaat wordt ook beaamt door Marjo B:

“Ik heb nooit getwijfeld of ik wel voor hem ga zorgen en of ik dat allemaal ga doen en wil doen en ik voel ook niet alsof mij iets overkomt. Er is gewoon iets gebeurd in ons leven en dat is ons samen overkomen en dingen overkomen je in je leven en daar moet je mee

36 proberen te dealen. Ik heb me dat nooit afgevraagd, heb ik hier een keuze?” (Interview Marjo B.)

Hennie stelde ook dat het feit dat je partner ziek wordt simpelweg betekent dat je de zorgtaak op je neemt. “Ik vond het wel zwaar, maar het was geen vraag of ik het zou doen. Dat is gewoon wat je doet omdat je samen bent. Zij heeft er ook niet voor gekozen om ziek te worden. En je bent samen dus dan doe je het samen” (Interview Hennie). Ook Tom, die opgroeide met een moeder met de ziekte van Parkinson, sprak niet van een keuze. “Nee, eigenlijk niet. Het is… Je groeit ermee op. Het is zo vanzelfsprekend dat je iets meer de handen uit de mouwen steekt.” (Interview Tom). Voor Tom was er wel duidelijk meer sprake van een zeker plichtsgevoel dan bij de andere respondenten. “Dat je het ziet als een plicht, ja, want natuurlijk doe ik het. En dat had ik soms ook: dan ging ik klagen en dan zei iemand oké dan doe ik het wel, en dan was het: nee ik doe het wel. Maar ik wil even klagen” (Interview Tom). Dat komt overeen met wat De Boer & De Klerk vaststellen: namelijk dat er bij jonge mantelzorgers die voor een ouder zorgen vaak sprake is van een groter plichtsgevoel (2013:24). Dat plichtsgevoel kwam ook naar voren in de situatie van Nadja. Zij zorgde voor haar vriend bij wie op jonge leeftijd een bijzonder vorm van kanker werd geconstateerd. In de laatste fase van zijn ziekte, voor hij zou komen te overlijden, wenste hij enkel hulp van haar te ontvangen. Terwijl de zorg voor haar op dat punt eigenlijk al te zwaar was. Het ontzeggen van de wensen van een terminaal ziek persoon was voor Nadja een ethisch dilemma: “Hoe ga je er als mantelzorger mee om dat je geen zorg meer wil verlenen, maar dat je partner geen zorg van een ander accepteert? Oh my god, wat doe je dan? En dan?” (Interview Nadja). Nadja maakte voor haarzelf onderscheid tussen het zorgen voor iemand die nog de kans heeft om beter te worden en het zorgen voor iemand die terminaal ziek is:

“En daarom zeg ik ook heel erg dat [er] verschil [is] op het moment dat iemand niet meer beter wordt. Want iemand dan ontzeggen wat diegene het fijnst vindt, en dat is dat jij er bij bent, dat is gewoon hartverscheurend om te moeten doen. Plus dat, ja als dit nou de wens is van iemand? Het is eigenlijk heel lief.” (Interview Nadja)

Een ethisch dilemma zoals in de situatie van Nadja kan dus ook een zeker plichtsgevoel opleggen. Het ontzeggen van de wens van een terminaal zieke was voor haar eigenlijk geen optie. Terwijl ze aangaf aan het begin van het zorgtraject wel degelijk te spreken van een keuze. “Het was wel een keuze. Ik weet dat ik een keuze had. Ja ik vond het logisch.” Op de vraag waarom ze dat logisch vond stelde ze dat het als een keuze voor de persoon was. Hij had er immers ook niet voor gekozen om ziek te worden. “En op dat moment koos ik wel voor hem. Ik was er ook gewoon goed in. Ik was echt wel een hele goeie mantelzorger. Dus ja, dan voelt het… het voelde meestal als: we doen het maar gewoon.” (Interview Nadja).

37 Voor Nadja verdween het gevoel een keuze te hebben toen er niet meer sprake was van zorg voor iemand die nog kans heeft om beter te worden, maar er sprake was van zorg voor iemand die terminaal ziek was. Zo is het ziektebeeld van de hulpbehoevende van invloed op de bereidheid om als mantelzorger op te treden. Marjo B. stelt ten slotte dat er ook een zeker eigenbelang zit in het mantelzorgen. Men wil simpelweg het gevoel hebben er te toe doen: “ieder mens wil van betekenis zijn, daar geloof ik heilig in, iedereen wil van waarde zijn. En dat mensen helpen, dat ze willen helpen, is dat je er wil toe doen.”(Marjo Brouns).

Kortom, wanneer in termen van framing rules zoals omschreven door Tonkens et al. (2009) naar de motivaties van mantelzorgers wordt gekeken, is te zien dat het referentiekader van de voor dit onderzoek gesproken mantelzorgers stelt dat het puur vanzelfsprekend is om de zorg voor een naaste op te nemen. Als gekeken wordt naar de definitie van solidariteit en de rol die deze toekent aan de voorwaarden die ten grondslag liggen aan de overdracht van tijd of middelen (Komter, 2000), dan zien we dat die voorwaarden eigenlijk nauwelijks gesteld worden. Vanzelfsprekendheid en onvoorwaardelijkheid is de grootste motivatie. In sommige gevallen is er ook sprake van een plichtsgevoel of de wens om iets goed te doen. Echter, wanneer de voorwaarden beter onder de loep worden genomen, lijken mantelzorgers achteraf wel degelijk te spreken van een afweging. Hun keuze om te mantelzorger lijkt dan opgelegd te worden door een ontoereikende kwaliteit van de zorg.