• No results found

luchtmaatregelen in 2030 en kostencurven Als we alle maatregelen uit het Optiedocument per

5.4 Monetaire baten natuur

In de vorige paragraaf is weergegeven hoe de depositie van stikstof op natuur afneemt bij een aanscherping van emissieplafonds. Deze afname in depositie leidt op termijn tot minder voedselrijke omstandigheden, waardoor kenmerkende doelsoorten terugkeren en de biodiversiteit van de natuur weer toeneemt. De af- name in depositie leidt ook tot een verbetering van ecosysteemdiensten, onder andere door een verbetering van de waterkwaliteit vanwege de afname van uit- spoe ling van stikstof naar het grondwater en door een afwisselender en aantrekkelijker landschap met minder brandnetels en vergrassing. De verbeteringen in biodiversiteit en ecosysteemdiensten hebben een positief effect op onze welvaart. Hierna wordt verder ingegaan op de verbeteringen in biodiversiteit. Het PBL (Smeets et al. 2012) heeft mogelijke verande- ringen in biodiversiteit in een eerdere beleidsstudie kwantitatief onderbouwd en toegelicht. Tabel 5.7 geeft een inschatting van het percentage doelsoorten dat uit natuurgebieden verdwijnt als gevolg van een over- schrijding van de kritische depositieniveaus voor stikstof.

Tabel 5.5

Fysieke natuureffecten door antropogene emissies in 2005 en 2030

- Raming Commissie- voorstel PBL-variant Technisch potentieel 2005 2030 2030 2030 2030 Vermesting Totale natuur

Gesommeerde overschrijding no-effectniveaus miljoen mol per jaar

436 206 146 166 113

Percentage landnatuur areaal met overschrijding

no-effectniveaus % 77 72 67 69 62

Natura 2000

Gesommeerde overschrijding no-effectniveaus miljoen mol per jaar

237 111 80 90 63

Percentage landnatuur areaal met overschrijding no-effectniveaus

% 66 60 55 57 51

Verzuring Totale natuur

Gesommeerde overschrijding no-effectniveaus miljoen mol per jaar

768 455 389 409 353

Percentage landnatuur areaal met overschrijding

no-effectniveaus % 79 76 76 76 75

Natura 2000

Gesommeerde overschrijding no-effectniveaus miljoen mol per jaar

322 185 157 166 142

Percentage landnatuur areaal met overschrijding

no-effectniveaus % 77 75 75 75 75

1 De over het Nederlandse natuurareaal gesommeerde jaarlijkse depositie van stikstof (dan wel zuur) boven de kritische no-effectniveaus.

De tabel laat zien dat een overschrijding met 500 tot 1.500 mol stikstof per hectare per jaar (N/ha/jr) kan leiden tot een daling van de soortenrijkdom van circa 10 tot 30 procent. De tabel laat ook zien dat het effect verschilt per habitat en afhangt van de doelsoorten waarnaar wordt gekeken. Aangenomen dat het verlies aan bio- diver siteit evenredig is met de verandering in stikstof- depositie boven de kritische waarde, dan bedraagt het aandeel verlies aan soorten per 100 mol stikstof per hectare per jaar ruwweg 1 tot 2 procent, afhankelijk van het habitattype. Voor de afleiding van deze bandbreedte is de totaalregel uit tabel 5.7 gebruikt. De laagste waarde is daarbij 15 procent gedeeld door 1.500 mol stikstof per hectare per jaar. De hoogste waarde is 10 gedeeld door 500. Uitgaande van een directe lineaire omkeerbaarheid van de relatie tussen overschrijding en soortenverlies, kan worden afgeleid dat een deel van de doelsoorten die door stikstofoverbelasting verloren zijn gegaan, bij vermindering van de depositie weer terug zal keren. De gemiddelde stikstofoverbelasting in 2005 is berekend op 1.130 mol stikstof per hectare per jaar. Combineren we dit cijfer met tabel 5.7, dan volgt daaruit een grove indicatie voor de mate van soortenverlies in natuur- gebieden (onder ander voor droge heide, bos op arme

81

5 Baten |

VIJF VIJF

Tabel 5.6

Vermindering in fysieke natuureffecten in 2030 ten opzichte van het nulalternatief met vaststaand beleid (‘de raming’) Eenheid Commissievoorstel tov de raming PBL-variant tov de raming Technisch potentieel tov de raming 2030 2030 2030 Vermesting Totale natuur

Geaccumuleerde overschrijding kritische stikstofdepositie1

miljoen mol per jaar

60 40 92

Percentage landnatuur areaal met overschrijding

no-effectniveaus % 5 3 10

Natura 2000

Geaccumuleerde overschrijding kritische stikstofdepositie1

miljoen mol per jaar

31 21 48

Percentage landnatuur areaal met overschrijding no-effectniveaus

% 5 3 9

Verzuring Totale natuur

Geaccumuleerde overschrijding kritische stikstofdepositie1

miljoen mol per jaar

66 46 102

Percentage landnatuur areaal met overschrijding

no-effectniveaus % 0 0 1

Natura 2000

Geaccumuleerde overschrijding kritische stikstofdepositie1

miljoen mol per jaar

28 19 43

Percentage landnatuur areaal met overschrijding

no-effectniveaus % 0 0 0

1 De over het Nederlandse natuurareaal geaccumuleerde jaarlijkse depositie van stikstof (dan wel zuur) boven de kritische depositieniveaus.

zandgronden en voedselarme natte graslanden). We wer- ken hier met gemiddelden voor heel Nederland. Er is een groot aantal natuurgebieden waar de overmaat aan stik- stofdepositie hoger ligt dan deze 1.130 mol per hectare per jaar. De gemiddelde overmaat van 1.130 mol per hectare per jaar in 2005 geeft dan een soortenverlies van 11 tot 23 procent . In 2030 zal dit verlies bij een stikstof- overbelasting van 570 mol per hectare per jaar bij bena- de ring zijn afgenomen naar 6 tot 11 procent. Met een verdergaande aanscherping van het beleid door het Commissievoorstel daalt de stikstofoverbelasting tot 435 mol per hectare per jaar. Hierdoor kan het soorten- verlies verder afnemen naar 4 tot 9 procent in 2030. Het gaat bij deze analyse uitdrukkelijk om een quickscan. De verbinding die we aanbrengen tussen biodiversiteits- verandering en welvaartsbaten in euro’s, is onzeker en indicatief. Deze is alleen bedoeld om enig beeld te krijgen van de omvang van de te verwachten winst in biodiversi- teit van de voorgestelde emissiereductieverplichtingen. Het is niet mogelijk om bovengenoemde veranderingen in soortenrijdom te vertalen in geld. Dit komt omdat we niet weten hoe Nederlanders de gegeven veranderingen

in soortenrijkdom waarderen. Oftewel, de betalings- bereidheid van Nederlanders voor deze positieve natuureffecten is onbekend. Nieuwe studies zijn nodig om deze natuurbaten te kunnen monetariseren. Merk op dat we bij de berekening van het KBA-saldo in hoofdstuk 6 wel een kostenbesparing hebben opge- nomen die samenhangt met de vermindering van schadelijke natuureffecten (zie hoofdstuk 2). Immers, bij een verlaging van de stikstofdepositie door vermindering van de NH3-uitstoot zijn er minder beheer- en herstel-

kosten nodig in wettelijk beschermde Natura 2000- gebieden. Deze kostenbesparing mag niet worden verward met de werkelijke natuurbaten. Dit zou princi- pieel onjuist zijn. Bij de inschatting van natuurbaten gaat het er nadrukkelijk om na te gaan hoe Nederlanders veranderingen in natuurkwaliteit waarderen, en dat is iets anders dan bovengenoemde kostenbesparing. De werkelijke natuurbaten kunnen fors hoger dan wel lager liggen dan de kostenbesparing op beheer- en herstel- kosten. We weten het niet. Voor meer informatie over de waardering van veranderingen in natuurkwaliteit verwijzen we naar het PBL-rapport Kosten en baten van

VIJF

strengere emissieplafonds voor luchtverontreinigende stoffen (zie Smeets et al. 2012).

Noten

1 De som van de maximale 8-uursgemiddelden per dag voor zover die concentraties hoger waren dan 35 ppb (= 35 ozon- deeltjes per miljard luchtdeeltjes), dat is gelijk aan 70 micro- gram per kubieke meter.

2 De som van de maximale 8-uursgemiddelden per dag voor zover die concentraties hoger waren dan 10 ppb (= 35 ozon- deeltjes per miljard luchtdeeltjes), dat is gelijk aan 20 micro- gram per kubieke meter.

Tabel 5.7

Geschat percentage soorten dat verdwijnt bij een overschrijding van kritische depositienormen voor stikstof met 500/1.000/1.500 mol stikstof per hectare per jaar ten opzichte van een situatie zonder overschrijding

Bos op arme zandgronden

Bos op rijke zandgronden

Droge heide Natte heide Hoogveen Voedselarme,

natte graslanden

Vlinders Ns Ns 16/29/41 Ns Ns 35/58/73

Vogels 8/17/25 5/10/15 5/10/14 11/22/33 9/20/32 8/15/23

Planten 17/30/42 24/43/58 14/27/38 ns Ns Ns

Totaal 9/18/25 8/15/22 10/19/27 ns Ns 10/19/28

Bron: Hinsberg et al. (2008)

ZES

maatregel van de Commissie voor Nederland (zie para- graaf 3.2 voor een verdere toelichting). De PBL-variant op het voorstel bevat uiteindelijk een extra emissiereductie van 0,8 kiloton PM2,5 (ten opzichte van de nationale

raming), waar de Commissie een reductie van 1,9 kiloton PM2,5 als kosteneffectief beschouwd voor Nederland (ten

opzichte van de Europese raming), en waar het PBL de beleidsopgave voor het Commissievoorstel op nul inschat (ten opzichte van de nationale raming).

De PBL-variant op het voorstel laat dus zien hoe de emissiereductieverplichtingen voor de periode 2005-2030 er ongeveer zouden hebben uitgezien als de Commissie bij de afleiding van het voorstel zou zijn uitgegaan van de nationale emissieramingen als vertrekpunt en gelijke veronderstellingen zou hebben gebruikt over de kosten van emissiereductie van PM2,5. De bijbehorende

aanpassingen in de absolute emissiereductieopgaven voor 2030 zijn gegeven in tabel 6.1: voor zwaveldioxide (SO2) van 7 kiloton volgens het Commissievoorstel naar

4 kiloton volgens de PBL-variant, voor stikstofoxiden (NOx) van 42 naar 22 kiloton, voor ammoniak (NH3) van

6 naar 1 kiloton, voor NMVOS van 45 naar 5 kiloton en voor PM2,5 van 0 naar 0,8 kiloton.

6.1 Kosten en baten van het