• No results found

luchtmaatregelen in 2030 en kostencurven Als we alle maatregelen uit het Optiedocument per

5.3 Fysieke effecten voor natuur

Welke natuureffecten zijn in beeld gebracht?

De invloed van luchtverontreiniging op de Nederlandse natuur verloopt via de depositie van stikstofverbindingen en zuurverbindingen. Stikstofdepositie leidt tot een overmaat aan voedingsstoffen in de bodem, waar- door de natuurlijke vegetatie met karakteristieke planten- en diersoorten in de verdrukking komt en een eenzijdige vegetatie van snelgroeiende soorten, met veel grassen, overblijft. Vooral beschermde planten- en diersoorten zijn sterk gevoelig voor te hoge stikstofdepositie (Hinsberg et al. 2008). De biodiversiteit

Figuur 5.5 Meteorologie 2003 Meteorologie 2010 -20 -10 0 10 20 % Bron: RIVM pb l.n l SOMO35

Effecten van beleid en meteorologie op ozonindicatoren, 2005 – 2030

Meteorologie 2003 Meteorologie 2010 -20 -10 0 10 20 % pb l.n l SOMO10

Nederlandse raming op basis van vastgesteld beleid Emissiereductieverplichting Commissievoorstel

77

5 Baten |

VIJF VIJF

van de Nederlandse natuur staat hierdoor onder druk. Beschermde soorten kunnen alleen worden behouden in een gebied als aan de milieucondities wordt voldaan. Ook verzuring van de bodem zet de biodiversiteit van natuurgebieden onder druk. Momenteel zorgt vooral de stikstofdepositie voor acute problemen (Koelemeijer et al. 2010; Smeets et al. 2012). Problemen doen zich vooral voor in die delen van Nederland waar de natuur extra gevoelig is voor stikstof, namelijk op de zandgronden in het oosten en zuiden en de stuwwallen van de Veluwe en de Utrechtse heuvelrug.

We beoordelen de fysieke schade van luchtvervuiling voor de natuurkwaliteit op grond van de over een heel jaar gesommeerde depositie boven kritische depositie- niveaus (zie aanpak in paragraaf 2.3.1). Deze gesommeer- de depositie is een goede maat voor het verlies aan biodiversiteit welke evenredig is met de stikstofdepositie boven de kritische waarde. Deze indicator is dan ook een internationaal geaccepteerde maat om effecten op bio- diversiteit uit te drukken. Met de afnemende mate van overschrijding neemt de mate van herstel van bio- diversiteit toe. Wanneer lokaal de depositie daalt onder

Figuur 5.6 2005 Raming vastgesteld beleid Commissie- voorstel PBL- variant Technisch potentieel 0 20 40 60 80 100 Index (2005 = 100) pb l.n l Alle natuurgebieden Natura 2000-gebieden

Overschrijding van kritische stikstofdepositieniveaus

Effecten van stikstofdepositie op natuurkwaliteit

2030 2005 Raming vastgesteld beleid Commissie- voorstel PBL- variant Technisch potentieel 0 20 40 60 80 100 Index (2005 = 100) Bron: PBL/RIVM pb l.n l

Natuurareaal met overschrijding van kritische stikstofdepositieniveaus

2030 o.b.v.

VIJF

de no-effectniveaus zal volledig herstel mogelijk kunnen worden en zullen alle soorten kunnen terugkeren. Hierbij moet worden aangetekend dat de via de lucht aangevoer de stikstof zich gedurende vele jaren heeft opgehoopt in de bodem. Deze ‘stikstoferfenis’ uit het verleden zal eerst moeten worden opgeruimd voordat de gewenste doel- soorten in een natuurgebied weer zullen terugkeren. In werkelijkheid zal een vermindering van de stikstof- depositie pas met een vertraging van vele jaren leiden tot een herstel van doelsoorten (Smeets et al. 2012). In aan- vulling op deze centrale indicator hebben we ook het effect van het voorstel op ‘het areaal natuur met over- schrijding’ in beeld gebracht. Het gaat hier om het areaal natuur waar de depositie zich nog boven de kritische no-effectwaarde bevindt.

We hebben de analyse uitgevoerd voor stikstof en zuur afzonderlijk, en voor zowel de gehele landnatuur in Neder- land als voor de Natura 2000-gebieden hierbinnen. De Natura 2000-gebieden hebben een speciale be scherm de wettelijke status. Nederland heeft de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ontwikkeld om te kunnen voldoen aan de eisen die de Europese wet geving stelt aan de milieucondities in Natura 2000-gebieden.

Overmaat aan stikstofdepositie op natuur daalt tussen 2005 en 2030 met circa 50 procent door bestaand beleid Ook zonder het nieuwe Commissievoorstel, met alleen het vastgestelde beleid, zullen de emissies van stikstof- en zuurverbindingen de komende jaren dalen en zal de depositie op natuurgebieden verminderen (figuur 5.6). De geaccumuleerde stikstofdepositie boven kritische depositieniveaus (op de totale Nederlandse landnatuur) daalt naar verwachting tussen 2005 en 2030 met circa 50 procent (53 procent niet afgerond). Deze maat voor de depositie daalt dan van circa 435 miljoen mol stikstof per jaar in 2005 naar circa 205 miljoen mol stikstof per jaar in 2030 (tabel 5.5). De stikstofdruk op de natuur in Nederland neemt dus duidelijk af en dit zal zich op termijn vertalen in meer soortenrijkdom in natuurgebieden. Voor de Natura 2000-natuur is het beeld vergelijkbaar (figuur 5.6). Ondanks de forse verbetering in stikstofbelasting blijft de depositie in een groot deel van de natuurgebieden in 2030 nog boven de no-effectniveaus. Figuur 5.6 laat ook zien dat de daling in het natuurareaal met overschrijding van de kritische depositie dan ook minder snel gaat dan de daling in de gesommeerde stikstofoverbelasting. Dit verschil wordt verklaard doordat er op dit moment een groot areaal aan natuurgebieden is waar de kritische depositieniveaus ruim worden overschreden. In deze gebieden neemt de mate van overschrijding van no-effectniveaus af, maar dit leidt er niet toe dat de depositie ook onder de no-effectwaarde uitkomt. Een voorbeeld hiervan zijn gevoelige natuurtypen zoals heide en bossen op de hoge zandgronden en hoogvenen (Koelemeijer et al. 2010).

In een groot areaal van de Nederlandse natuur worden momenteel de no-effect niveaus overschreden en tot 2030 zal dit niet drastisch veranderen. In 2005 ligt de depositie in circa 77 procent van het natuurareaal boven de kritische no-effectwaarde. In 2030 is dit met bestaand beleid verminderd tot 72 procent.

De resultaten voor depositie van verzurende verbin- dingen zijn analoog aan die van stikstof verbindingen (figuur 5.7). Dit komt uiteraard deels omdat ook stikstofverbindingen verzurend werken, zodat een belangrijk deel van de oorzaak van het probleem van vermesting en verzuring (NOx en NH3) gelijk is. Alleen SO2

draagt dan nog extra bij aan verzuring. De geaccumu- leerde zuurdepositie boven kritische niveaus op de totale landnatuur daalt tussen 2005 en 2030 met circa 40 procent, van circa 770 miljoen mol zuur per jaar in 2005 naar circa 455 miljoen mol zuur per jaar in 2030. Het areaal natuur met overschrijding van de kritische depositie voor zuur neemt tussen 2005 en 2030 af, van 79 procent in 2005 tot 76 procent in 2030.

Overmaat aan stikstof daalt tussen 2005 en 2030 met circa 70 procent door bestaand beleid plus het Commissievoorstel

Bestaand beleid en het Commissievoorstel leiden gezamenlijk tot een daling in de gesommeerde stik- stof depositie (boven kritische niveaus) tussen 2005 en 2030 met circa 70 procent (67 procent niet afgerond). De 67 procent is 14 procent(punten) meer dan de daling door het bestaande beleid alleen (van 53 procent). De overmaat aan stikstofdepositie bedraagt volgens de raming met bestaand beleid circa 205 miljoen mol per jaar in 2030, en daalt met het voorliggende voorstel naar circa 145 miljoen mol per jaar. Ten opzichte van alleen het bestaand beleid verbeteren de milieucondities in natuurgebieden en neemt de mate van herstel van biodiversiteit in de Nederlandse natuur toe.

Zoals hiervoor verklaard, daalt het areaal natuur met overschrijding van kritische niveaus met bestaand beleid van 77 procent in 2005 tot 72 procent in 2030. Na door- voering van het Commissievoorstel zal nog circa 67 procent van de Nederlandse natuur in 2030 te maken hebben met overschrijdingen van no-effectniveaus. Dat is een extra daling van 5 procent(punt). Om het niet- bescherm de natuurareaal te beschermen tegen de nadelige effecten van stikstofdepositie blijven herstel- en beheermaatregelen nodig.

Bestaand beleid en het Commissievoorstel leiden samen, in vergelijking tot de geraamde depositie met bestaand beleid (nulalternatief), tot een daling in de gesommeerde zuurdepositie (boven kritische niveaus) tussen 2005 en 2030 met circa 49 procent. Dit is 8 procent(punten) meer dan de daling van 41 procent door bestaand beleid alleen.

79

5 Baten |

VIJF VIJF

Kijken we naar het areaal natuur (met overschrijding van kritische niveaus voor zuur) dan zien we weinig

verbetering bij doorvoering van het voorstel. Met bestaand beleid daalt dit areaal van 79 procent van de landnatuur in 2005 tot 76 procent in 2030 (zie tabel 5.5). Na doorvoering van het Commissie voorstel zal dit percentage nagenoeg niet veranderen en zal nog altijd 76 procent van de landnatuur in 2030 te maken hebben met overschrijdingen van no-effect niveaus voor zuur. De resultaten van de berekeningen zijn gegeven in tabel 5.5 en 5.6.

– Tabel 5.5 geeft de fysieke effecten weer van lucht- verontreiniging op de natuurkwaliteit, uitgedrukt als (i) de gesommeerde depositie op natuur boven de kritische depositieniveaus – in miljoen mol per hectare –, en (ii) het areaal natuur – in vierkante kilometers – met een depositie hoger dan de kritische depositiewaarde.

– Tabel 5.6 geeft de vermindering weer in (i) de gesom meerde depositie op natuur boven de kritische depositieniveaus – in miljoen mol per hectare –, en (ii) het areaal natuur met overschrijding – in vierkante kilometers –, als gevolg van het voorstel.

Figuur 5.7 2005 Raming vastgesteld beleid Commissie- voorstel PBL- variant Technisch potentieel 0 20 40 60 80 100 Index (2005 = 100) pb l.n l Alle natuurgebieden Natura 2000-gebieden

Overschrijding van kritische zuurdepositieniveaus

Effecten van zuurdepositie op natuurkwaliteit

2030 2005 Raming vastgesteld beleid Commissie- voorstel PBL- variant Technisch potentieel 0 20 40 60 80 100 Index (2005 = 100) Bron: PBL/RIVM pb l.n l

Natuurareaal met overschrijding kritische zuurdepositieniveaus

2030 o.b.v.

VIJF