• No results found

luchtmaatregelen in 2030 en kostencurven Als we alle maatregelen uit het Optiedocument per

5.1 Fysieke effecten voor de volks gezondheid

Welke gezondheidseffecten zijn in beeld gebracht? De invloed van luchtverontreiniging op de volksgezond- heid verloopt via fijnstof (PM2,5), en in veel mindere mate

69

5 Baten |

VIJF VIJF

daling van de fijnstofconcentraties zal het gemiddelde ‘verlies aan levensverwachting’ door PM2,5 tussen 2005

en 2030 met 20,2 weken (4,6 maanden) dalen, waarbij de grootste verbetering (17,9 weken) wordt verwacht in de jaren tot 2020 (figuur 5.1).

Het Commissievoorstel verlengt de levensverwachting verder met bijna een maand en vermindert het ziekte verzuim

Zonder het voorstel voor aanscherping van emissie- plafonds zou de verbetering van de luchtkwaliteit in de baseline na 2020 afvlakken. Het nieuwe Commissie- voorstel zorgt voor een beleidsintensivering en daarmee een verdergaande daling in de fijnstofblootstelling. Met dit voorstel zal het ‘verlies aan levensverwachting’ door blootstelling aan PM2,5 in 2030 afnemen met

bijna een maand, van gemiddeld 23,3 weken voor het nulalternatief (zonder voorstel) tot gemiddeld 20,1 weken voor het projectalternatief (met voorstel). Anders gezegd betekent dit dat de statistische levensverwachting van de Nederlandse bevolking door het voorstel naar verwachting zal toenemen met 3,2 weken, oftewel bijna een maand (zie tabel 5.1).

De jaarlijkse monetaire baten berekenen we op basis van de indicator ‘Years of Life Lost’ (YOLL) (zie paragraaf 2.3.1, tabel 5.1). Deze indicator beschrijft het aantal jaren dat de Nederlandse bevolking korter leeft door een één jaar lange blootstelling aan PM2,5. Met het voorstel zal het

aantal verloren levensjaren door blootstelling aan (door de mens veroorzaakt) PM2,5 verminderen van 89.400 in

2030 voor het nulalternatief (zonder voorstel) naar circa 77.300 voor het projectalternatief (met voorstel). Het

Commissievoorstel levert voor de Nederlandse bevolking vanaf 2030 jaarlijks een winst op van circa 12.100 extra levensjaren.

Met het Commissievoorstel zal niet alleen de vroegtijdige sterfte door luchtverontreiniging verminderen, maar zullen ook de nadelige effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van Nederlanders verder afnemen. In een vervuilde lucht worden mensen door luchtweg- klachten gehinderd in hun dagelijkse activiteiten, met onder andere ziekteverzuim als gevolg. Het aantal dagen in een jaar dat de Nederlandse bevolking door bloot- stelling aan vervuilde lucht wordt beperkt in haar normale activiteiten, wordt voor de raming in 2030 geschat op 9,7 miljoen. Met het voorstel daalt dit aantal met circa 1,3 miljoen dagen, oftewel een vermindering met 14 procent. Ook zal de beroepsbevolking zich bij doorvoering van het voorstel minder dagen ziek melden. Anders geformuleerd, betekent dit dat er minder werk- dagen verloren gaan. Het aantal verloren werkdagen door blootstelling aan antropogeen PM2,5 wordt volgens de

raming in 2030 geschat op 2,44 miljoen dagen. Met het voorstel daalt dit aantal met circa 0,33 miljoen dagen tot circa 2,11 miljoen dagen.

De berekeningen van de gezondheidseffecten (vervroeg- de sterfte en verminderde gezondheid) kennen onzeker- heden. De hiervoor gegeven 3,2 weken langer leven geeft een meest waarschijnlijke puntschatting van het te verwachten effect. Dit effect is berekend op basis van de resultaten van epidemiologische studies waarin de relatie is onderzocht tussen langdurige blootstelling aan PM2,5 en

vervroegde sterfte (EMRC 2014; WHO 2013a,b). De resul-

Figuur 5.1 2005 Raming o.b.v. vastgesteld beleid Commissie- voorstel PBL- variant Technisch potentieel 0 4 8 12 16 maanden Bron: PBL/RIVM pb l.n l

Meest waarschijnlijke waarde Schatting van gezondheidseffecten

Hoge schatting Lage schatting

Verlies in levensverwachting door blootstelling aan antropogeen fijnstof (PM2,5)

VIJF

taten van deze studies (uitgedrukt in sterftekansen) hebben we vertaald naar levensduurverlenging. Hieruit blijkt dat de levensverwachting van de Nederlandse bevolking door het voorstel met naar verwachting 3,2 weken wordt verlengd, met een onzekerheidsmarge van 2,2 tot 4,2 weken (95 procent betrouwbaarheids- interval). De marge van afgerond 2 tot 4 weken heeft betrekking op de onzekerheid voor het populatie- gemiddelde, dat wil zeggen dat het effect op de gemiddel-

de levensverwachting (met een kleinere kans) ook 2 of 4 weken kan zijn. Deze range van 2 tot 4 weken zegt nog niets over de spreiding in effecten over personen in de bevolking. Het effect op de levensverwachting van individuele Nederlanders vertoont een grotere spreiding, afhankelijk van hoe gevoelig iemand is voor langdurige blootstelling aan PM2,5. Daarnaast wordt het effect voor

een individueel persoon bepaald door de concentraties waar de betreffende persoon aan wordt blootgesteld.

Over de spreiding in de gevoeligheid van mensen voor langdurige blootstelling aan PM2,5 hebben we geen

kwantitatieve informatie. Wel is bekend dat bepaalde groepen mensen extra gevoelig zijn voor luchtveront- reiniging, zoals mensen die lijden aan luchtweg- en hart- en vaataandoeningen.

De PBL-variant op het voorstel verlengt de levens- verwachting met 3 dagen minder dan bij doorvoering van het Commissievoorstel

De gezondheidswinst bij doorvoering van het Commissie voorstel is iets groter dan bij doorvoering van de PBL-variant. Zo is de berekende toename in levensverwachting volgens het Commissievoorstel 3 dagen meer dan volgens de PBL-variant. De toename in levensverwachting bij doorvoering van het Commissie- voorstel wordt geschat op circa 3,2 weken, en bij de PBL-variant bedraagt dit circa 2,8 weken: een verschil van

Tabel 5.1

Fysieke gezondheidseffecten door antropogene emissies in 2005 en 2030.

Eenheid Raming Commissie-

voorstel PBL-variant op Commissie- voorstela Technisch potentieela 2005 2030 2030 2030 2030 Gezondheidseffecten fijnstof (antropogene emissies)

Vervroegde sterfte langdurige blootstelling fijnstof – verloren levensjaren Nederlandse bevolking

Jaren (YOLL) 163.363 89.353 77.255 78.975 70.572

Kindersterfte Aantal 13 7 6 6 6

Chronische bronchitis volwassenen – nieuwe gevallen

Aantal 4.173 2.456 2.166 2.210 1.991

Bronchitis kinderen Aantal 10.252 5.952 5.239 5.347 4.809

Ziekenhuisopnames door luchtwegklachten

Aantal 2.663 1.435 1.238 1.266 1.129

Ziekenhuisopnames door hartklachten Aantal 3.582 1.924 1.659 1.696 1.513 RAD–dagen met verminderde activiteit Dagen 17.900.118 9.734.130 8.407.263 8.595.949 7674578 Dagen met astmasymptomen bij

kinderen

Dagen 365.365 208.160 182.701 186.553 16.7324

Ziekteverzuim: verloren werkdagen Dagen 4.485.850 2.439.295 2.107.531 215.4344 1.924.109

Gezondheidseffecten ozon

Vervroegde sterfte kortdurende

blootstelling ozonepisoden Jaren (YOLL) 1.588 1.598 1.572 - -

Ziekenhuisopnames door luchtwegklachten

Aantal 339 341 335 - -

Ziekenhuisopnames door hartklachten Aantal 995 1.001 985 - -

MRAD – dagen met beperkt verminderde activiteit

Aantal 1.777.550 1.787.770 1.759.665 - -

a Om de modelberekeningen te kunnen inperken, zijn de gezondheidseffecten door ozon alleen berekend voor 2005, de raming en het Commissievoorstel.

71

5 Baten |

VIJF VIJF

drie dagen. Op het eerste gezicht lijkt zo’n klein relatief verschil merkwaardig gegeven het grote relatieve verschil in nationale emissiereductieopgave en kosten tussen beide beleidsalternatieven (zie hoofdstuk 4). Dit wordt echter verklaard doordat de verwachte daling in fijnstofconcentraties in Nederland als gevolg van het voorstel voor het merendeel door emissiereducties in het buitenland worden bepaald (circa 70 procent onder het Commissievoorstel en circa 80 procent onder de PBL-variant). De verschillen in nationale reductieverplichtingen tussen het Commissievoorstel en de PBL-variant hebben dus verhoudingsgewijs een beperkte invloed op de berekende gezondheidseffecten voor Nederland. Het berekende verschil in gezondheids- winst tussen beide beleidsvarianten is direct gerelateerd aan het verschil in absolute emissiereducties

(kilotonnen) gegeven in tabel 3.8 in hoofdstuk 3.

De gedetailleerde resultaten voor de berekende fysieke gezondheidseffecten zijn gegeven in tabel 5.1 en 5.2. Deze tabellen geven, met uitzondering van het verlies aan levensverwachting, de effecten van een jaar lang bloot- stelling aan luchtverontreiniging.

– Tabel 5.1 geeft de totale fysieke gezondheidsschade door luchtverontreiniging in 2005, en in 2030 voor de raming (het nulalternatief), het Commissievoorstel, de PBL-variant op het voorstel en bij doorvoering van het technisch potentieel (zie paragraaf 2.1.3 voor de toelichting op deze beleidsalternatieven).

– Tabel 5.2 geeft de vermindering in fysieke gezond- heidsschade (ofwel gezondheidswinst) in 2030 ten opzichte van ‘de raming’ voor 2030 met vaststaand beleid. Deze gezondheidswinst is op basis van tabel 5.1 berekend.

Tabel 5.2

Vermindering in fysieke gezondheidseffecten in 2030 ten opzichte van de raming (het nulalternatief) voor 2030 met vaststaand beleid

Eenheid Commissie- voorstel tov de raming PBL-variant op voorstel tov de raminga Technisch potentieel tov de raminga Gezondheidseffecten fijnstof (antropogene

emissies)

Vervroegde sterfte langdurige blootstelling fijnstof –

verloren levensjaren Nederlandse bevolking Jaren (YOLL)

12.098 10.378 18.781

Kindersterfte Aantal 1 1 1

Chronische bronchitis volwassenen – nieuwe gevallen Aantal 290 246 465

Bronchitis kinderen Aantal 713 605 1.144

Ziekenhuisopnames door luchtwegklachten Aantal 197 169 306

Ziekenhuisopnames door hartklachten Aantal 265 228 411

RAD – dagen met verminderde activiteit Dagen 1.326.867 1.138.181 2.059.552

Dagen met astmasymptomen bij kinderen Dagen 25.458 21.606 40.836

Ziekteverzuim: verloren werkdagen Dagen 331.764 284.951 515.186

Gezondheidseffecten ozon

Vervroegde sterfte kortdurende blootstelling

ozonepisoden Jaren (YOLL)

25 - -

Ziekenhuisopnames door luchtwegklachten Aantal 5 - -

Ziekenhuisopnames door hartklachten Aantal 15 - -

MRAD – dagen met beperkt verminderde activiteit Aantal 28.105 - -

a Om de modelberekeningen te kunnen inperken, zijn de gezondheidseffecten door ozon alleen berekend voor 2005, de raming en het Commissievoorstel.

VIJF

5.2 Monetaire baten voor de