• No results found

Moderne vreemde talen Frans in de tweede graad en Engels in de derde graad (leerplan Syntra 2016/1278/5)9

Voldoet niet

De aangeboden leerinhouden sluiten niet volledig en evenwichtig bij de leerplandoelstellingen aan. De evaluatiepraktijk is onvoldoende op de leerplandoelstellingen afgestemd. Het aanbod en de evaluatie beantwoorden onvoldoende aan het verwachte beheersingsniveau.

Onderwijsaanbod Volledigheid Evenwicht Beheersingsniveau Samenhang

In de doorlichting van 2015 vertrok het onderwijsaanbod onvoldoende van de hoofddoelstelling, namelijk de moderne vreemde taal effectief en interactief gebruiken als communicatiemiddel in relevante situaties met het oog op zelfredzaamheid in alledaagse situaties. De mondelinge interactie en de spreekvaardigheid stonden niet als belangrijkste taalvaardigheden voorop. Het aanbod van woordenschat en spraakkunst was ruim, maar de leerlingen kregen onvoldoende oefenkansen tot actief en functioneel gebruik ervan. Het aanbod van lees- en luistervaardigheden was onvoldoende functioneel.

In beide graden vertoont de afstemming van het onderwijsaanbod op de leerplandoelstellingen nog verschillende tekorten. In de tweede graad zijn de lesinhouden van Frans initieel wel gericht op communicatieve vaardigheid in alledaagse situaties. De dialoog is er de uitgesproken invalshoek. De uitwerking focust echter te veel op woordenschat en spraakkunst en onvoldoende op de ontwikkeling van mondelinge interactie door de leerlingen. Ook in de derde graad is er onvoldoende doelmatige wisselwerking tussen enerzijds het aanbod van de woordenschat en de grammatica en anderzijds de taalvaardigheden.

In beide graden zijn de lees- en luistervaardigheden onvoldoende concreet gericht op het kunnen bepalen van het onderwerp, het kunnen achterhalen van de hoofdgedachte, het kunnen selecteren van relevante informatie en het kunnen volgen van de gedachtegang. Bij heel wat lees- en luistervaardigheden focussen de opdrachten te veel op de herkenning en de betekenis van woorden in plaats van op tekstbetekenis. Leer-, lees- en luisterstrategieën zijn niet altijd voldoende geëxpliciteerd en op een correcte manier geïntegreerd. Een leerlijn van begeleid naar zelfstandig gebruik ervan is onvoldoende merkbaar.

De keuze van tekstsoorten is te weinig gevarieerd. In de tweede graad gebeurt het aanbod van lees- en luistervaardigheden bijna uitsluitend aan de hand van dialogen. Andere tekstvormen (informatief, prescriptief, narratief) komen te weinig voor. In de derde graad zijn er hoofdzakelijk narratieve en informatieve teksten uit de entertainmentwereld. Die sluiten wel aan bij de leefwereld van de leerlingen, maar dit aanbod is te eenzijdig om leerlingen taalvaardig en redzaam te maken in alledaagse functionele situaties.

Mondelinge interactie staat nog altijd niet als voornaamste taalvaardigheid voorop. In de lessen Frans vullen de leerlingen heel wat oefeningen, gericht op

mondelinge interactie, in als schrijfoefeningen. In de lessen Engels zijn

verschillende gesprekken geïntegreerd in het onderwijsleergesprek. Ze hebben echter een te vrijblijvend karakter en zijn onvoldoende gekoppeld aan concrete doelen en strategieën rond gespreksvaardigheid.

In beide graden komt spreekvaardigheid voor onder meer in de vorm van een presentatieopdracht die ook deel uitmaakt van de permanente evaluatie. Die opdracht sluit voldoende bij de leerplandoelstellingen aan. In de lessen komen heel wat schriftelijke invuloefeningen voor. Die zijn gekoppeld aan de lees- en luistervaardigheden en aan de woordenschat- en grammaticaoefeningen. Vele van deze invuloefeningen zijn beperkt tot het in- of aanvullen van woorden of zinsdelen. Ze overstijgen heel vaak het kopiërende niveau niet. Er zijn te weinig doelgerichte functionele schrijfopdrachten op het beschrijvende niveau. Het gebruik van schrijfkaders komt zelden of nooit voor.

Het aanbod van grammatica en woordenschat is in beide graden heel ruim en leent zich voor de ondersteuning van functioneel taalgebruik. De leerlingen krijgen echter onvoldoende oefenkansen om de woordenschat en grammatica door middel van de taalvaardigheden in concrete situaties te gebruiken.

Uitrusting ICT Inzet uitrusting Leermiddelen

In de doorlichting van 2015 was in de lokalen voldoende uitrusting aanwezig om de lessen audiovisueel te ondersteunen.

De audiovisuele ondersteuning van het lesmateriaal verschilt van voldoende tot degelijk. Voor Engels is deze actueel en op de leefwereld van de leerlingen afgestemd. Voor Frans is er bij het lesmateriaal vooral auditieve ondersteuning.

Met uitzondering van enkele aanvullende beeldbronnen is de visualisering van het lesmateriaal er verouderd en onvoldoende authentiek en actueel. In beide graden kunnen de leerlingen gebruik maken van ondersteunende leermiddelen zoals woordenboeken en ICT.

Evaluatiepraktijk Evenwicht Volledigheid Beheersingsniveau Transparantie

In de doorlichting van 2015 was de evaluatiepraktijk onvoldoende op de leerplandoelstellingen afgestemd. Het dagelijks werk was vooral een beoordeling van houding en medewerking. De examens peilden te eenzijdig naar de kennis van woordenschat en grammatica en overstegen zelden het kopiërende niveau.

Het centrum organiseert niet langer dagelijks werk en examens, maar permanente evaluatie. Deze gebeurt door middel van frequente

evaluatieopdrachten die onmiddellijk bij het onderwijsaanbod aansluiten.

Daarmee zijn de tekorten van afstemming op de leerplandoelstellingen in het onderwijsaanbod ook merkbaar in de evaluatiepraktijk.

In de tweede graad zijn er voor Frans onvoldoende evaluatieopdrachten gericht op functionele lees- en luistervaardigheden en mondelinge interactie. De evaluatie bestaat hoofdzakelijk uit schriftelijke invuloefeningen aansluitend bij de dialoog-, woordenschat- en grammaticaoefeningen in de leerlingencursus.

Ze zijn gericht op reproductie van kennis en overstijgen onvoldoende het

kopiërende niveau. Verschillende oefeningen spreek- of gespreksvaardigheid worden verkeerdelijk geëvalueerd aan de hand van schriftelijke oefeningen. De evaluatie van woordenschat en grammatica gebeurt uitsluitend reproductie- en kennisgericht en peilt onvoldoende naar het gebruik ervan in functionele taaltaken. De spreekopdracht is dan wel voldoende op de betrokken leerplandoelstellingen afgestemd.

In de lessen Engels is de evaluatie gestructureerd volgens lees-, luister- en spreekvaardigheid, woordenschat en grammatica. Schrijfvaardigheid en

mondelinge interactie komen onvoldoende voor in de evaluatie. Woordenschat en grammatica worden hoofdzakelijk reproductie- en kennisgericht

geëvalueerd, niet in de vorm van functioneel gebruik en toepassing in de taalvaardigheden. De spreekoefening is wel voldoende leerdoelgericht.

Voor Frans zijn er geen duidelijke puntenverhoudingen tussen de onderdelen taalvaardigheden, woordenschat en grammatica. Voor Engels is dit wel het geval. Dit maakt de evaluatie transparanter, maar de relatie tussen de puntenverhoudingen en de frequentie van evaluatieopdrachten is niet

optimaal. Zo is er slechts één spreekoefening waaraan evenveel gewicht wordt toegekend als aan de evaluatie van woordenschat of leesvaardigheid, waaraan telkens minstens zes evaluatieopdrachten gekoppeld zijn.

Leerbegeleiding Preventief Curatief

In de doorlichting van 2015 was de leerbegeleiding onvoldoende gericht op het preventief inschatten van de talige beginsituatie van de leerlingen en de integratie van leer- en taalstrategieën. Doelmatige remediëring was binnen de beperkte onderwijstijd moeilijk haalbaar.

Bij de aanvang van de lessenreeks schatten de docenten de beginsituatie van de leerlingen in door te polsen naar de vooropleiding en de voorkennis. Er is geen systematische gedifferentieerde aanpak voor leerlingen met taalachterstand of -voorsprong. Dit betekent niet dat de docenten geen oog hebben voor de zorgnoden. De kleine lesgroepen en de activerende werkvormen maken het mogelijk iedere leerling van nabij te volgen en te begeleiden.

Het leren toepassen van leer- en taalstrategieën gebeurt weinig systematisch.

Ontwikkeling van gesloten naar open oefeningen en van begeleid naar zelfstandig probleemoplossend denken is evenmin duidelijk merkbaar. Tot en met het zesde leerjaar blijven de oefeningen heel gesloten, waardoor het niveau van zelfstandig functioneel taalgebruik heel beperkt blijft en zich enkel uit in één presentatieopdracht.

Nazicht van de leerlingencursus, frequente evaluatieopdrachten en ‘verslagen permanente evaluatie’ (‘FIGOCT’-methode) wijzen op een toegenomen

aandacht voor feedback over de leerprestaties van de leerlingen. De organisatie van het aanbod in vier lesdagen van telkens acht lesuren is weliswaar niet bevorderend voor de procesmatige verwerving van het talenaanbod bij de leerlingen. De mogelijkheden tot tussentijdse bijsturingen en differentiatie zijn heel beperkt.

3.3 Opleiding binnen de sector Administratie en onthaal: Administratief medewerker

Voldoet niet

De opleidingsdoelstellingen van de erkende referentiekaders worden niet in voldoende mate gerealiseerd.

Het aanbod is te weinig doelgericht. De competenties worden bij de leerlingen onvoldoende gradueel opgebouwd, verworven en geëvalueerd. De minimale materiële middelen en infrastructuur zijn ontoereikend. De evaluatiepraktijk beantwoordt onvoldoende aan de kwaliteitsverwachtingen van representativiteit, transparantie en betrouwbaarheid. De uitreiking van de certificaten steunt bijgevolg te weinig op valide evaluatiegegevens.

Onderwijsorganisatie

Organisatie curriculum De doorlichting van het paritair college is gebaseerd op gegevens van het tweede opleidingsjaar van de opleiding Administratief medewerker van het schooljaar 2017-2018. Wegens geen inschrijvingen biedt het centrum de opleiding niet aan in het schooljaar 2018-2019.

Onderwijsaanbod Volledigheid Evenwicht Beheersingsniveau Samenhang

In de doorlichting van 2015 was het onderwijsaanbod onvoldoende in overeenstemming met de opleidingsdoelstellingen. Een planning van het leertraject van de leerling en een overzicht van de afgewerkte leerinhouden ontbraken. Het centrum kon niet aantonen dat de activiteiten op de werkplek voldoende toegespitst waren op alle essentiële onderdelen van de opleiding.

Eerder verworven competenties werden niet gevalideerd in het leertraject van de leerling. Het beheersingsniveau voldeed niet.

In de doorlichting van het paritair college blijkt dat het centrum nog altijd onvoldoende kan aantonen dat alle opleidingsdoelstellingen volledig en evenwichtig zijn gerealiseerd. De aanpak vertoont te weinig planmatigheid en samenhang en strookt onvoldoende met de principes van individueel maatwerk en competentieontwikkelend leren.

De verantwoording van de realisatie van de opleidingsdoelstellingen op de werkplek blijft een knelpunt. Het centrum zet daartoe een takenboekje en een evaluatieformulier voor de werkgever in. De meerwaarde ervan is echter beperkt, gezien de aangeleverde gegevens te summier en weinig betrouwbaar zijn. De instrumenten bieden bijgevolg onvoldoende duidelijkheid over de werkcontext en concrete oefenkansen waardoor er onvoldoende garantie is dat de leerlingen het essentiële takenpakket van administratief medewerker hebben kunnen inoefenen en verwerven.

Het leren op de lesplaats verloopt nog te weinig doelgericht en gestructureerd.

Het aanbod is in hoofdzaak gericht op het zelfstandig verwerven van ICT-vaardigheden. Een aantal andere competenties worden onvoldoende intentioneel geïntegreerd in praktijkopdrachten en ondersteund door functionele kennis. De docent tracht zich een beeld te vormen van de

werkzaamheden van de leerling op de werkplek, maar stemt het aanbod op de lesplaats er nauwelijks op af. Zo is de beroepsgerichte vorming onvoldoende gericht op het opvangen van hiaten van het werkplekleren. Uitgestippelde leerlijnen en afspraken met de werkgever met het oog op het bereik van het verwachte beheersingsniveau, ontbreken. Het aanbod haakt bijgevolg te weinig in op de specifieke noden van de individuele leerling.

Uitrusting ICT Inzet uitrusting Leermiddelen

In de doorlichting van 2015 bleek dat de inzet van didactisch materiaal en geschikte leermiddelen beperkt was. Het centrum beschikte niet over de minimale materiële middelen om de basisvaardigheden van een aantal competenties zoals klasseren, ondersteunende onthaal- en kantoortaken en communicatie voldoende aan te leren en in te oefenen.

In de doorlichting van het paritair college blijkt dat het centrum nog altijd onvoldoende leermiddelen ter beschikking stelt voor de realisatie van de competenties. De leerlingen krijgen wel voldoende kansen om ICT-vaardigheden in te oefenen.

Evaluatiepraktijk Evenwicht Volledigheid Beheersingsniveau Transparantie

In de doorlichting van 2015 bleek dat het centrum onvoldoende oog had voor de volledigheid, de betrouwbaarheid en de transparantie van de evaluatie. Het centrum kon de competentieontwikkeling op de werkvloer niet voorleggen.

Door een gebrek aan criteria en afspraken was er onvoldoende onderbouwing voor de evaluatiecijfers van het dagelijks werk. De examens waren veelal reproductief, onvoldoende vaardigheidsgericht en te weinig op de

doelstellingen afgestemd. De (eind)praktijkproeven verschaften onvoldoende informatie over de mate waarin de leerlingen alle competenties verworven hadden. De beslissing over het al dan niet bereiken van de competenties berustte niet op objectieve gegevens.

In de doorlichting van het paritair college blijkt dat de verantwoording voor de realisatie van de opleidingsdoelstellingen nog altijd niet voldoet. Het centrum beschikt niet over individuele leertrajecten die alle gegevens per leerling centraliseren en toelaten de leervorderingen van iedere leerling op te volgen.

Het centrum opteert nu op de lesplaats voor permanente evaluatie. Dit gebeurt via observaties en beoordelingen van zelfstandig werk van de leerlingen. De docent hanteert de ‘FIGOCT’-methode om de vorderingen van de leerlingen in kaart te brengen. Deze systematiek is verdienstelijk maar staat nog niet op punt, waardoor deze werkwijze niet het gewenste resultaat oplevert. Hoe de scores uiteindelijk tot stand komen, blijft onduidelijk. Transparante criteria en een normstelling omtrent het beheersingsniveau ontbreken om te bepalen of een leerling al dan niet de doelstellingen bereikt heeft. Uit de voorliggende documenten blijkt dat de evaluatie slechts een beperkt onderdeel van de opleidingsdoelstellingen toetst.

De aangeleerde en verworven competenties tijdens de vier opleidingsdagen op de werkplek worden nog onvoldoende gevalideerd in het leertraject van de leerling. Het centrum laat de werkgever drie keer per opleidingsjaar de leerling beoordelen aan de hand van een elektronisch evaluatieformulier. Dit systeem laat echter niet toe te achterhalen welke opdrachten de leerling precies heeft ingeoefend en of alle facetten van een competentie met voldoende diepgang bereikt zijn. Ook hier ontbreken eenduidige beoordelingscriteria en een normstelling als basis voor de beoordeling. Bovendien is de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens veeleer beperkt en geven deze gegevens geen

aanleiding om het leerproces bij te sturen.

De eindpraktijkproef sluit aan bij het opleidingsprofiel. De modaliteiten, de inhoud en de puntenverdeling zijn vastgelegd. De beoordelingscriteria vergen verfijning.

De evaluatiepraktijk stelt het centrum nog onvoldoende in staat om de studiebekrachtiging te onderbouwen. De uitreiking van certificaten steunt momenteel op onvoldoende valide evaluatiegegevens van het leertraject.

Begeleiding Leerbegeleiding Loopbaanbegeleiding

In de doorlichting van 2015 bleek dat de activiteiten bij het ondernemershoofd-opleider onvoldoende aansloten bij het curriculum van administratief

medewerker. Een analyse van de beginsituatie van de leerling en een afstemming van het leertraject erop, ontbraken. De docent vertaalde de competenties onvoldoende doelgericht, samenhangend en systematisch naar functionele kennis, vaardigheden en attitudes, om van daaruit aangepaste oefeningen en opdrachten aan te bieden op maat van de individuele leerling.

Het lesmateriaal ondersteunde het leerproces onvoldoende. Tijdens hun opleiding konden de leerlingen een beroep doen op begeleiding en

ondersteuning van de leertrajectbegeleiders, maar de focus lag hierbij te weinig op beroepsgerichte aspecten. De docenten werden niet ingeschakeld bij de vaktechnische begeleiding op de werkplek, waardoor er onvoldoende aandacht uitging naar de opvolging en bijsturing van de beroepsgerichte leervorderingen.

In de doorlichting van het paritair college blijkt dat vorig schooljaar nog onvoldoende aandacht uitging naar de registratie, de afstemming en de beoordeling van de tewerkstellingsactiviteiten in de totaliteit van de opleiding.

Het centrum levert dit schooljaar ernstige inspanningen om de begeleiding bij te sturen. De centrumleiding stelt dat ze bij de heropstart van de opleiding, conform recente interne bijsturingsafspraken, een vakdeskundige

opleidingsbegeleider inschakelt om de afstemming tussen het werkplek- en lesplaatsleren te verbeteren. Daarnaast leggen de leertrajectbegeleiders zich sterker toe op de intake, de screening, de trajectbepaling en de opvolging van het administratief dossier van de jongere.

Het centrum zet sinds kort ook een aantal tools in om zicht te krijgen op de vorderingen van de leerlingen, teneinde de begeleiding te verbeteren. Zo werden recent de ‘FIGOCT’-methode, een nulmeting voor de leerling, een digitaal evaluatiesysteem voor de mentor en permanente evaluatie

geïmplementeerd. De informatiewaarde van deze instrumenten is verdienstelijk maar volstaat evenwel niet om stelselmatig een voldoende breed en

overzichtelijk beeld van het gevolgde traject te krijgen. Dit overzicht is nochtans essentieel voor het adequaat vormgeven van een efficiënt en doelgericht leerparcours op maat van elke jongere. Het geheel biedt nog onvoldoende garantie dat de leerlingen via de activiteiten in een onderneming en op de lesplaats voldoende variatie en oefenkansen krijgen. Het is ook nog

onvoldoende duidelijk hoe de evaluatiegegevens worden gebruikt voor het opzetten van remediëringstrajecten tijdens de lescomponent.

3.4 Opleidingen binnen de sector Verkoop en marketing: Aanvuller, Kassier en