• No results found

Financieel en menselijk kapitaal zijn cruciaal om met succes te innoveren. Vooral voor subsidies en gerichte investeringen (bijvoorbeeld in R&D) is geld nodig. Maar ook arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid zijn essentieel om te bevorderen dat arbeidskrachten beschikken over de vaardigheden die noodzakelijk zijn bij innovaties. Massa creëren in de middelen gericht op innovatie lijkt te renderen. Daarbij is het zinniger om in te zetten op een beperkt aantal terreinen, dan een veelheid aan verschillende projecten en sectoren te ondersteunen. In hoofdstuk 3 zijn er drie genoemd: de biobased economy, een duurzame gebouwde omgeving en de circulaire economie. Groen innovatiebeleid heeft baat bij het zoveel mogelijk investeren van financieel en menselijk kapitaal op deze terreinen in plaats van het uitsmeren van de middelen.

Marktvorming

Om innovaties voor schone technologie en producten te bevorderen, is het veel- al noodzakelijk om in eerste instantie op kunstmatige wijze marktcondities te scheppen. Belastingvrijstellingen voor innovatieve projecten of het verplichten van katalysatoren voor personenauto’s zijn hiervan voorbeelden. De overheid kan daarnaast haar eigen uitgaven en investeringen verder verduurzamen. Zodoende creëert zij een markt voor duurzame producten. Dit blijkt in de praktijk daad- werkelijk te werken. Zo straalt gemeentelijk beleid gericht op de bouw van energiezuinige overheidskantoren ook uit naar de particuliere sector. Strenge overheidsstandaarden hebben de innovatie bevorderd, en later worden dan de nieuwe normen elders overgenomen (Simcoe & Toffel 2012).

Het Rijk koopt anno 2013 al bijna 100 procent duurzaam in. Dat wil zeggen dat bijna alle rijksinkopen voldoen aan de minimumeisen voor duurzaamheid, die per product of dienst zijn vastgesteld. Daarmee ligt er een belangrijke bodem in de markt. Dit inkoopbeleid is echter toe aan een nieuwe fase van verdieping: het stel- len van minimumeisen stimuleert niet tot innovatie die verder gaat dan de minimumeis en geeft bedrijven die zich onderscheiden op duurzaamheid geen voordeel. Om verduurzaming te bevorderen, kan innovatiegericht inkopen cen- traal worden gesteld. Er is brede steun van het Nederlandse bedrijfsleven voor dit voorstel (VNO-NCW et al. 2011).

Hierbij horen ambitieuze criteria om de ontwikkeling te stimuleren van bedrijven die vooroplopen met duurzame innovatie. Zo kan bij de gunning rekening worden gehouden met de totale kosten van het gebruik van een product (inclusief aan- schaf, onderhoud en dergelijke), de zogenoemde total cost of ownership. Op deze wijze kan de overheid producten kopen die over de totale levensduur goed scoren. Dat hoeven niet de producten met de laagste aanschafprijs te zijn. Door verder- gaande eisen te stellen, krijgt de markt voor duurzame producten een impuls. Op deze wijze vallen grotere stappen te zetten richting een duurzame economie en groene groei. De gezamenlijke overheden in Nederland kopen jaarlijks voor ruim 50 miljard euro in. Daarmee heeft de overheid een behoorlijke inkoopmacht.

86

Een verdere professionalisering van de inkoop en het bevorderen van groene innovatie zijn belangrijk om de Nederlandse economie meer te verduurzamen. Daarvoor is het dan wel nodig dat meer duidelijkheid wordt gegeven over de ambi- tie en doelstellingen van duurzaam inkopen. In het Verenigd Koninkrijk zijn goede ervaringen opgedaan met het aanstellen van een Chief Procurement voor de gehele overheid. Dat heeft een impuls gegeven aan het innovatiegericht inkopen en geleid tot besparingen.

Aandacht voor verschillende belangen

Willen we in Nederland meer vruchten plukken van de innovatiekracht van nieuwe, kleine en middelgrote bedrijven, dan zouden onderzoeks- en ontwikke- lingsmiddelen zich meer op deze groep ondernemers moeten richten. Een optie is dit op te tuigen naar model van het Small Business Innovation Research Program in de Verenigde Staten (zie de tekstbox).

Er zijn uiteraard ook verliezers: bedrijven die niet in staat zijn om te vernieuwen, te laat zijn of zelfs bewust vasthouden aan hetgeen waarmee ze hun dagelijks brood verdienen. Let wel: Nederland drijft sterk op fossiele brandstoffen, en bedrijven zijn doorgaans niet de frontrunners van de transitie naar duurzamere energie- bronnen. De brede visie op een groene én concurrerende economie is dus vooral ook een debat tussen beide partijen. En ook daar heeft de overheid een verant- woordelijkheid. Soms is het nodig om een level playing field te genereren: voor iedereen dezelfde eisen. Dat betekent een speelveld dat veelal de nationale gren- zen overstijgt, waarbij soms een Europa-brede, of zelfs mondiale inspanning nodig is. Soms vergt dit het nader aanscherpen van regelgeving door de overheid en het beprijzen van milieubelastende activiteiten. Maar veel meer moet het wor- den gezocht in een overheid die grote risico’s en onzekerheden voor bedrijven verkleint. En waarbij ook nieuwe (terug)verdienmodellen passen, omdat de over- heid die risico’s overneemt, bijvoorbeeld door voorinvesteringen te doen. Dat laat onverlet dat niet iedereen een winnaar kan zijn. Ook hier is creative destruction van toepassing: oude productie- en consumptiemethoden worden afgedankt en afge- broken. Dankzij innovatie ontstaan op die puinhopen nieuwe, aantrekkelijk alternatieven.

Uit een interview met Van Houtum

‘SenterNovem heeft destijds criteria opgesteld om duurzaam in te kopen en toen hebben ze eerst 80 cate- gorieën onderscheiden. Dat was te complex, dus dat moest terug naar 40 groepen en daarin stond eigen- lijk helemaal uitgeschreven waar producten aan moesten voldoen. Dat heeft twee effecten: de ambtenaar wordt minder kritisch en gaat niet meer nadenken, kijkt alleen naar de criteria, zet een vinkje en zegt: nu ben ik duurzaam. Terwijl het interessanter is om een systeem te creëren waarbij je op productniveau de ambtenaar zelf kan laten rekenen of beredeneren om zo de koplopers te stimuleren. Het andere negatieve punt is dat hygiënepapier in geen enkele productgroep was ondergebracht. Dus stonden we daar bij de overheid en die kijkt in de criteria: oh hygiënepapier staat er niet tussen, dus daar hoeven we niet naar te kijken. Dat is overigens opmerkelijk, want kopieerpapier staat er wel in.’

87

Geen industriepolitiek, maar een groen innovatie- en