• No results found

7. MILIEUKOSTEN EN MILIEUBATEN VAN HET MESTBELEID

7.4 Milieubaten

7.4.1 Vermindering stikstof- en fosfaatemissies door de landbouw

Figuur 7.3 : Bijdrage van volumemaatregelen en managementaanpassingen door het mestbeleid aan de daling van stikstof- en fosfaatemissies, 1998-2003 (2003 is een voorlopig cijfer).

In Figuur 7.3 zijn de gerealiseerde en als gevolg van het mestbeleid vermeden emissies van stikstof en fosfaat naar bodem en water beschreven. De emissie naar bodem en water is gedefinieerd als het verschil tussen de aanvoer van stikstof (excl. gasvormige verliezen) en fosfaat naar bodem en water verminderd met de afvoer van geoogst gewas. De gerealiseerde emissies zijn het startpunt voor de berekeningen van de vermeden emissies. Per maatregel is berekend tot welke emissiereductie deze geleid heeft, de zgn. vermeden emissie.

Achtereenvolgens is het effect berekend van de volumemaatregelen opkoop en afroming, reductie in excretie door voeraanpassingen en een efficiëntere dierlijke productie, daling van

het kunstmestgebruik en toename van de export (van Eerdt et al., 2004). De referentielijn geeft de emissie weer zonder mestbeleid sinds 1997.

De hoeveelheid door opkoop en afroming uit de markt genomen Dierrechten en

Mestproductierechten zijn omgerekend naar de werkelijke hoeveelheid vermeden fosfaat uit dierlijke mest op basis van Van Staalduinen et al., (2002). Daarnaast is rekening gehouden met een onderbenutting van de rechten van 15% (Hubeek en de Hoop, 2004). Als tweede maatregel is het effect berekend op de uitscheiding van voeraanpassingen en veeteeltkundige ontwikkelingen in de intensieve veehouderij. Vervolgens is berekend hoeveel emissies vermeden zijn door efficiencymaatregelen bij melkvee door verhoging van de melkproductie en verbetering van het voer- en graslandmanagement. Tot slot is het effect van

kunstmestgebruik en export op de emissies naar bodem berekend.

De stikstof- en fosfaatemissies naar de bodem waren in 2002 met respectievelijk ruim 40% en 30% afgenomen ten opzichte van 1997. Zowel in 1997 als in 2002 waren de

gewasopbrengsten relatief hoog door gunstige weeromstandigheden. Het effect van de varkenspest was in 1997 beperkt tot 1% van de fosfaatexcretie (van Eerdt, 1998). De afname van de fosfaatemissies is voor ruim 80%% veroorzaakt door het mestbeleid. Voor stikstof zijn alle vermeden emissies sinds 1997 toe te schrijven aan het mestbeleid. Vergeleken met het eerder genoemde effect van bedrijfsmaatregelen op de emissiereductie is het effect van de opkoopregeling gering: maximaal 21% voor fosfaat en maximaal 8% voor stikstof in de periode 1997-2003. Het precieze effect op de emissie naar bodem kan nog lager zijn omdat een eventuele vervanging van dierlijke mest door kunstmest als gevolg van de RBV niet is vastgesteld. Van de tweede tranche van de RBV was per 1 januari 2004 nog voor 3,6 mln kg werkelijk fosfaat aan rechten niet daadwerkelijk vervallen. De verwachting is dat deze hoeveelheid aan rechten in 2004 zal vervallen (van Vliet en Ogink, 2004).

7.4.2 Kosteneffectiviteit mestbeleid

Als maatstaf voor de berekening van de kosteneffectiviteit van het mestbeleid zijn de milieulasten per eenheid emissiereductie door de landbouw genomen. Omdat het hoofddoel van de Meststoffenwet is het terugdringen van overschrijdingen van de

milieukwaliteitsnormen voor grondwater en oppervlaktewater mag de kosteneffectiviteit niet alleen afgemeten worden aan de nationale emissiereductie. Belangrijk nevendoel is evenwel het terugdringen van de nationale verliezen naar het milieu. De route van meststoffen naar het oppervlaktewater verloopt voor meer dan 90% via het grondwater. Daarom zijn de

emissiereducties van stikstof (exclusief gasvormige verliezen) en fosfaat naar bodem en grondwater als maatstaf voor de emissiereductie genomen. Ook al valt kunstmestfosfaat niet onder MINAS, toch wordt het verminderde gebruik van kunstmestfosfaat hier beschouwd als zijnde een neveneffect van een door MINAS op gang gebrachte bewustwording van de noodzaak tot efficiënt mestgebruik.

De kosteneffectiviteit (inclusief administratieve lasten) van het mestbeleid was in de periode 1998-2002 voor stikstof ongeveer gelijk aan die in de periode van de derde fase van het mestbeleid (1995-1997). Voor fosfaat waren de milieulasten per eenheid emissiereductie na 1998 bijna 1,5 keer zo hoog. Door de hoge administratieve lasten van MINAS verslechterde de kosteneffectiviteit in 1998 fors vergeleken met 1997. Daarna is voor stikstof en in mindere mate voor fosfaat de emissiereductie per euro weer geleidelijk toegenomen. Na 1999 wordt de kosteneffectiviteit van de genomen maatregelen beter. Per kg emissiereductie waren de kosten in 2002 voor fosfaat 30% lager en voor stikstof 40% lager dan in 1999. In 2002 stond tegenover elke 100 euro aan milieulasten 31 kg fosfaat en 88 kg stikstof minder. In 1997 was dit respectievelijk 41 kg fosfaat minder en 81 kg stikstof minder.

7.4.3 Vermindering andere emissies uit de landbouw

De genomen maatregelen in het kader van de Meststoffenwet hebben ook geleid tot

vermindering van andere emissies uit de landbouw. Als een neveneffect van het mestbeleid zijn de emissies van ammoniak (9%), zware metalen (10%) en broeikasgassen (5%) uit de landbouw gedaald sinds 1997 (Tabel 7.3). Naast het mestbeleid zijn de autonome

ontwikkelingen van invloed op de emissies gegeven. Van de zware metalen zijn alleen de effecten op koper en zink bepaald.

Tabel 7.3: Reductie emissies als gevolg van maatregelen in de Meststoffenwet en het flankerend beleid, 1997-2002.

Reductie als gevolg van het mestbeleid sinds 1997

Eenheid 2002 1997 Absoluut Relatief

Emmissie naar bodem

Fosfaat mln kg 75 120 37 31%

Stikstof mln kg 239 397 176 44%

Koper 1000 kg 405 680 70 10%

Zink 1000 kg 880 1660 210 13%

Emissie naar lucht

Ammoniak mln kg 123 175 12 7%

Methaan mln kg 390 446 15 3%

N20 mln kg 21 26 3 11%

In 2002 was er als gevolg van het mestbeleid een daling van 1,2 mld CO2-equivalenten van de uitstoot van broeikasgassen door de landbouw ten opzichte van 1990. De nationale

doelstelling in het kader van het Kyotoprotocol is een reductie van 6% voor alle Nederlandse emissies in 2008-2012 ten opzichte van 1990. Gegeven de kosten per CO2-equivalent die voorzien zijn in de emissiehandel (6 euro per ton CO2), vertegenwoordigt de gerealiseerde

emissiereductie een waarde van circa 7 mln euro.

7.5 Kosten van effectgerichte maatregelen grond- en