• No results found

3. BELEIDSINSTRUMENTEN, DOELEN, NORMEN EN FORFAITS

3.3 Het mineralenaangiftesysteem (MINAS)

MINAS is in 1998 ingevoerd als opvolger van het systeem van gebruiksnormen met bijbehorende mestboekhouding. Door MINAS werden landbouwbedrijven verplicht om de aan- en afvoer van stiksof en fosfaat van en naar het bedrijf te registeren. Het verschil tussen aan- en afvoer (het overschot) wordt vergeleken met de verliesnorm (het heffingvrije

overschot). Als dit overschot hoger is dan de norm dan moet de betrokken ondernemer een heffing betalen. De hoogte van de verliesnormen en de hoogte van de heffing bij eventuele overschrijding bepalen dus enerzijds de landbouwkundige speelruimte en anderzijds de acceptabele emissies naar het milieu.

De voornaamste redenen om MINAS in te voeren waren:

q De behoefte om zowel stikstof als fosfaat, uit zowel kunstmest als dierlijke mest te

kunnen reguleren. Het stelsel van gebruiksnormen reguleerde alleen het gebruik van dierlijke mest. Overigens was vanwege discussie rondom gronden met een lage fosfaattoestand besloten om kunstmestfosfaat voorlopig buiten MINAS te houden;

q De behoefte aan een nauwkeurig systeem: de mestboekhouding werkte met forfaits en

had een onnauwkeurigheid van circa 40%. De behoefte aan een nauwkeuriger systeem werd destijds groter geacht, naarmate de gebruiksnormen dichterbij het niveau van de feitelijke gewasafvoer kwamen (evenwichtsbemesting);

q De behoefte om de verantwoordelijkheid (en de prikkel) voor een goed mineralenbeleid

bij de individuele ondernemer te leggen. MINAS is dus zowel een regulerend instrument als een management instrument. De MINAS-boekhouding geeft inzicht in de

mineralenstromen van een bedrijf en mogelijkheden om mineralengebruik te beperken. Het ambitieniveau van MINAS wordt met name bepaald door de hoogte van de verliesnorm. MINAS is gefaseerd ingevoerd; het aantal MINAS-plichtige bedrijfstakken is geleidelijk vergroot, de normen zijn geleidelijk aangescherpt en de regulerende heffingen zijn geleidelijk verhoogd.

Werking MINAS

Bedrijven die aangifteplichtig zijn moeten jaarlijks aangifte doen van de hoeveelheid stikstof en fosfaat die op het bedrijf is aan- en afgevoerd. Vanaf 1 januari 1998 waren alle bedrijven met meer dan 2,5 Grootvee-eenheden per ha aangifteplichtig. Sinds 1 januari 2001 zijn alle bedrijven met meer dan 3 Grootvee-eenheden (absoluut) of meer dan 3 ha aangifteplichtig. Bedrijven met minder vee dan 2,5 GVE per ha waren in de periode van 1998 tot en met 2001 "beperkt vrijgesteld". Dit betekent dat zij net als de niet-aangifteplichtige bedrijven alleen te maken hadden met fosfaataanvoernormen voor dierlijke mest.

Indien deze bedrijven mest aanvoeren mag deze aanvoer samen met de productie op het eigen bedrijf niet meer dan de aanvoernorm (85 kg fosfaat per hectare) bedragen. Bij overschrijding worden de bedrijven alsnog aangifteplichtig voor MINAS. Verrekening en saldo. De bedrijven doen per kalenderjaar aangifte. Het kan echter voorkomen dat door omstandigheden de aangifte voor een bepaald jaar ongunstig uitvalt (minder mestafzet dan gepland, een grote voerleverantie net voor het einde van het jaar). Hierdoor moet heffing worden betaald. Indien binnen drie jaren erna de verliesnormen onderschreden worden, dan kan een deel of alle betaalde heffing worden teruggevraagd. Inmiddels ligt er een wetsvoorstel voor verruiming naar zes jaar.

Het omgekeerde is ook mogelijk. Indien de verliesnormen worden onderschreden, dan wordt saldo opgebouwd. Als in één van de volgende jaren de verliesnormen worden overschreden dan kan met het opgebouwde saldo worden verrekend, waardoor geen of minder heffing hoeft te worden betaald. De verrekeningstermijn voor saldo’s is onbeperkt indien aaneengesloten verfijnd aangifte is gedaan. Vrijwillige deelname Beperkt vrijgestelden bedrijven hadden van 1998 tot en met 2001 de mogelijkheid om op vrijwillige basis verfijnd aangifte te doen. Dit bood een aantal voordelen, waarvan het opbouwen van (stikstof)saldo het belangrijkste was. Omdat kunstmestfosfaat tussen 1998 en 2001 niet onder MINAS viel, was het niet mogelijk om voor fosfaat saldo op te bouwen. Een tweede reden was dat bedrijven iets meer mest konden aanvoeren. Een

bijkomend voordeel was dat wanneer er net iets teveel mest werd aangevoerd, de betaalde heffing later weer kon worden teruggevraagd bij onderschrijding. Verfijnd of forfaitair? Bedrijven kunnen kiezen voor een zogeheten verfijnde of forfaitaire aangifte. De verfijnde aangifte is nauwkeuriger, maar iets complexer. De forfaitaire route is iets eenvoudiger, omdat deze werkt met vastgestelde normen (forfaits). Deze forfaits zijn bewust vrij

ongunstig gekozen, om te voorkomen teveel bedrijven voor de forfaitaire route kiezen. Indien een bedrijf bepaalde regels overtreedt, of bepaalde informatie niet kan leveren, dan wordt het teruggezet in het forfaitaire spoor. Een ander nadeel van het forfaitaire spoor is dat verrekening of het opbouwen van saldo niet mogelijk is. Bedrijf of mestnummer?

Bedrijven doen bij Bureau Heffingen als "mestnummer" aangifte. Dit nummer moet bijvoorbeeld voor alle mesttranssacties worden gebruikt. Ook de varkens- en pluimveerechten staan per mestnummer geregistreerd. Ten tijde van de mestboekhouding (1988-1997) was het soms gunstig om het bedrijf te splitsen in meerdere mestnummers. Dit was toegestaan, mits het echt om herkenbare eenheden gaat (gescheiden voeropslag, mestopslag etc.). In het kader van MINAS is het vaak nadelig dat er meerdere mestnummers zijn, onder andere omdat dit veel extra administratie vraagt. Samenvoeging was niet altijd mogelijk, omdat dan bijvoorbeeld de varkensrechten afgeroomd zouden worden. Hiervoor is inmiddels een voorziening getroffen. Alle gegevens van Bureau Heffingen worden per mestnummer gerapporteerd. Bureau Heffingen weet niet hoeveel bedrijven hierachter schuilgaan.

Procedure aangifte

Het doen van aangifte gaat met een soort belastingformulier. Dit formulier moet voor 1 september van het daarop volgende jaar zijn ingeleverd bij Bureau Heffingen. Met behulp van het formulier moeten de agrariërs tevens berekenen of zij heffing moeten betalen en, zo ja, hoeveel. Dit bedrag moet ook voor 1 september zijn overgemaakt. De ingediende aangiften worden door Bureau Heffingen gecontroleerd. Vervolgens wordt berekend of er voldoende heffing is betaald. Wanneer blijkt dat te weinig heffing is betaald, worden wijzigingen aangebracht in de ingediende aangiften en wordt een naheffingsaanslag opgelegd. Naast de aangiften zelf registreert Bureau Heffingen gedurende het jaar ook de mesttransporten en de veevoerleveranties. Andere aan- en afvoerposten moeten traceerbaar zijn in de onderliggende (financiële) boekhouding van het bedrijf.

Intermediairen

Ook intermediairen (loonwerkers, transportbedrijven, mesthandelaren) moeten jaarlijks aangiften doen. In veel gevallen halen zij namelijk voor eigen rekening de mest op en mengen deze soms met andere mest, alvorens deze bij een akkerbouwer af te zetten. Intermediairen kunnen niet verrekenen, wel mogen zij voorraadmutaties verwerken in de aangifte. Intermediairen hoeven alleen voor fosfaat aangifte te doen.

In 2000 besloot de Europese Commissie om Nederland voor het Europese Hof van Justitie te dagen wegens het niet tijdig en onvoldoende implementeren van Nitraatrichtlijn. Daarop is MINAS per 1 januari 2002 ingrijpend gewijzigd, door de verliesnormen van 2008/10 te vervroegen tot 2003 en door invoering van extra scherpe verliesnormen voor

uitspoelingsgevoelige gronden. Sinds de invoering van MINAS in 1998 zijn er circa 40 wijzigingen doorgevoerd (Hubeek en de Hoop, 2004). In 2002 werden er 77.900 MINAS- aangiften gedaan, waarvan ruim 68.500 volgens het verfijnde systeem, 8200 volgens het forfaitaire systeem en 1200 door intermediairs volgens een apart systeem (CBS, 2004b).