• No results found

Miko Elwenspoek en Barend van der Meulen

In document De uitdaging (pagina 74-76)

De module ‘domeinverkenning’ heeft in het honoursprogramma een speciale plaats. Zoals de naam van deze module in de eerste lichting van het programma aanduidt gaat het daarin om studenten uit te dagen om dieper in hun eigen vakgebied te duiken. In het oorspronkelijke concept van het honoursprogramma dat werd opgesteld door Frank de Mink was er een kleine plaats voor een eigen onderzoek – dit onderdeel is in omvang sterk uitgebreid en inhoudelijk veranderd. De beschikbare tijd – zelfs na de aanzienlijke uitbreiding op 12.5 EC, overeenkomend met een studielast van 350 uur – is te beperkt voor het uitvoeren van eigen onderzoek. Een opdracht van die omvang is, zo is onze eigen ervaring, net genoeg om in een lopend onderzoek mee te kunnen komen en daarin een klein onderdeel, dat door anderen is voorbereid, uit te voeren. Dat vonden we niet voldoende appelleren aan de zelfstandigheid van de studenten. Het voor de hand liggende alternatief is om de studenten de gelegenheid te bieden om een onderzoek op een zelf gekozen gebied uit te voeren, maar dat is door de korte beschikbare tijd uitgesloten. Ook wilden we niet iets doen wat zou lijken op de eindopdrachten van de bachelor. Zo werd het idee geboren om niet een eigen onderzoek, maar een eigen onderzoeksplan op te laten stellen door de studenten. En dat op een door hun zelf gekozen terrein binnen hun studierichting. Het resultaat zou dan een onderzoeksvoorstel moeten zijn datpast in de tweede of derde geldstroom (bijvoorbeeld in de vorm van een VENI-voorstel voor NWO).

Dit idee stootte binnen de universiteit op behoorlijk veel weerstand: studenten zijn in het tweede of derde jaar en kennen het vakgebied nauwelijks, laat staan de grenzen ervan. Studenten zouden hopeloos overvraagd zijn. Maar er was ook veel steun voor dit idee: wie weet ontstaan er waardevolle ideeën, ook al verwacht uiteraard niemand dat dan in grote aantallen onderzoekvoorstellen naar NWO worden gestuurd.Noch de docenten van de module, noch de docenten betrokken bij het honoursprogramma hadden ervaring met het begeleiden van studenten op dit niveau voor het schrijven van een onderzoeksvoorstel. De module werd op de Als ik nu de oogst van de eerste edite grote wetenschappers doorneem, dan ervaar ik

direct weer het plezier dat ik eraan beleefd heb. Een hele reeks werkstukken en essays die ik met genoegen gelezen en becommentarieerd heb. Er zitten natuurtalenten qua schrijven bij, met de Sanderproef als geheim van de smid. Zelfs de missers zijn geen gemakzucht en luiheid, maar met inzet en overleg geschreven. Het is onderwijs waarin je als docent evenveel terugkrijgt als je geeft.

142 143

ze nemen zelf de beslissing wat ze zorgvuldig, en wat ze oppervlakkig of helemaal niet lezen. De studenten hebben geleerd om met een andere kijk wetenschappelijke literatuur te lezen.

Het blijkt ook dat goede cijfers halen in vakken iets heel anders is dan creatief bezig te zijn in een vakgebied. Sommige studenten vonden het erg moeilijk om een onderwerp te kiezen. Andere studenten hadden daar helemaal geen problemen mee. Organiseren van eigen werk werd als moeilijk ervaren: zelfstandig de tijd in de gaten houden, ervoor zorgen dat er contact is met de begeleider, het evenwichtig verdelen van de belasting. Ze vonden dat ze erg veel geleerd hadden. Naast de verdieping in het vakgebied, wordt het proces genoemd om van een (wild) idee te komen tot het formuleren van onderzoekbare vragen. Ook het doorstoten in een discipline tot aan de grens van het bekende was een opmerkelijke ervaring. Zo leerden ze het ‘echte’ werk kennen. Eén onderzoeksvoorstel werd daadwerkelijk ingediend bij IOP, echter men vond daar dat de strekking van dit voorstel niet goed in het IOP-programma paste, de kwaliteit van het voorstel was wel goed(!).

Het zich eigen maken van kennis en het werken aan onderzoek blijken twee verschillende werelden te zijn. Studenten zijn in de bachelorfase eigenlijk alleen met het eerste bezig. Onze ervaring met deze module is dat er echt een meerwaarde inzit, wanneer studenten al relatief vroegtijdig met het zelf aanpakken van

onderzoek in aanraking komen. volgende manier uitgevoerd. Studenten werden bekend gemaakt met de vorm van

onderzoeksvoorstellen, met de procedures van beoordelen, toekennen en afwijzen, en er werden cases aangedragen waar het verloop van een onderzoek, beginnend bij het ontstaan van het idee tot de uitkomsten beschreven werden, zowel in de technische als in de maatschappijwetenschappen. (Voor de docenten trouwens was nieuw dat er grote verschillen bestaan in de geldstromen, mogelijkheden om aan middelen voor onderzoek te komen, en de procedures in technische en maatschappijwetenschappen.) De docenten hebben gepoogd om een overzicht te geven over de processen waarin ideeën voor onderzoek ontstaan, welke criteria gehanteerd worden om een thema voor onderzoek te kiezen (zoals maatschappelijke of technisch-wetenschappelijke relevantie, persoonlijk interesse, neuzen in onderzoeksbladen als Science of Nature, praten met collega’s en vrienden, enzovoorts.). De studenten werd gevraagd om een A4tje te schrijven over het gebied waarop ze zich zouden richten, en vervolgens namen de docenten contact op met wetenschappers die verstand hebben van het gebied dat de studenten beschreven. Die hebben de studenten dan inhoudelijk begeleid. Meer dan dank is dan ook gepast bij dr. ir. Alexander Brinkman, dr. Angele Reinders, dr. Andreas Warntjen, dr. ing. Guus Rijnders en prof. dr. ir. Harry Hoeijmakers. In twee gevallen bleek dat het betreffende gebied niet wordt bewerkt aan de UT. In een geval is de begeleiding overgenomen door de docenten van de module, in het andere geval heeft de student een ander thema gekozen.

De bijeenkomsten waren veel minder frequent dan bij de andere modules doordat de studenten ook afspraken moesten maken met hun docenten en doordat studenten vooral individueel bezig waren. De bijeenkomsten werden vooral benut om voortgang en problemen te bespreken. De module werd afgesloten met twee dagdelen waar studenten een voordracht voor elkaar hebben gegeven over hun onderzoeksvoorstel. Het idee om studenten aan een onderzoeksvoorstel te laten werken blijkt vruchtbaarder te zijn dan we in het begin dachten. De verdieping in hun domein vindt als het ware terloops plaats, want studenten bestuderen het materiaal dat ze nodig hebben voor hun onderzoek op een voor hen nieuwe manier. Er is niemand die toetst of ze alles gelezen hebben dat aan hen wordt voorgelegd – ze moeten gewoon weten wat speelt op het voor het onderzoek relevante gebied,

144 145

hoe groot is het risico, welk risico vind je zo groot om er een grote hoeveelheid middelen aan te besteden, komen aan de orde, welke onderzoeksprogramma’s zijn denkbaar, wie betaalt die programma’s, wie mag beschikkken over de resultaten. Wetenschap is het resultaat van mensenwerk, verkregen door de inspanning van individuen die wetenschap bedreven in een historische en maatschappelijke context. De tweede module, ‘Grote wetenschappers’, beoogt dit duidelijk te maken. Er worden originele teksten gelezen en de betekenis van het werk van deze wetenschappers in hun en in de huidige tijd geanalyseerd. Er is voor wetenschappers gekozen die bekend zijn onder studenten en die een belangrijke vernieuwende bijdrage hebben geleverd, en dat verspreid over verschillende disciplines. Deze criteria leverden de volgende lijst op: Nicolo Machiavelli, Isaac Newton, Charles Darwin en, de meest omstreden en daardoor ook meest discussie uitlokkend, Siegmund Freud. Dit onderdeel wordt verzorgd door dr. ir. Fokko- Jan Dijksterhuis, die hierover in zijn eigen bijdrage aan dit boek meer schrijft. Als eindopdracht van deze module moeten studenten zich in een wetenschapper van eigen keuze verdiepen. In de module ‘Wetenschap in de Praktijk’, de opvolger van ‘Grote vraagstukken’ waaraan drie docenten meewerkten, worden aan de hand van dr. ir. Mieke Boon (zie haar bijdrage in dit boek) de stappen gezet die nodig zijn om vanuit een thema, een interesseveld, of een probleemstelling tot onderzoekbare vragen te komen. Als kapstok is voor de klimaatproblematiek gekozen. Verschillende invalshoeken worden naast elkaar geplaatst door te kijken wat voor vragen gesteld, welke methodes en kennisbronnen gebruikt worden, op welke wijze vragen worden beantwoord en welke eisen aan bevredigende antwoorden worden gesteld. Er wordt een methode aangereikt die studenten in staat stelt om een wetenschappelijke publicatie te beoordelen op betrouwbaarheid. Deze methode blijkt vruchtbaar te zijn voor de volgende module. In tijd is deze module de meest omvangrijke. Ze behelst een individueel project, waarbij binnen het eigen domein verkenningen worden gedaan. Hier moeten studenten zich verdiepen in een thema van de eigen discipline om de grenzen van het bekende gebied op te zoeken. Zij kiezen zelf een thema, en er worden docenten vanuit de Universiteit Twente gezocht om dit proces inhoudelijk te begeleiden. Het doel is om over de grenzen van het bestaande heen te kijken door een onderzoekvoorstel te formulieren.

Honoursprogramma:

achtergrond en organisatie

In document De uitdaging (pagina 74-76)