• No results found

Grote Wetenschappers Fokko-Jan Dijksterhuis

In document De uitdaging (pagina 72-74)

In diverse opzichten is de eerste editie van de module ‘Grote Wetenschappers’ pionierswerk geweest. Voor de eerste lichting honoursstudenten was dit de openingsmodule en hier moesten ze ontdekken wat honours-werken was.

Ondertussen moest dat honours-werken nog concreet gestalte krijgen. ‘Wij van het bureau’ hadden wel allerlei ideeën over ‘honours’ maar hoe dat in de praktijk van activiteiten, opdrachten en werkvormen te brengen was nog lang niet duidelijk. Van beide kanten was de module dus een ontdekkingstocht.

Het idee achter de module is dat de studenten kennismaken met een aantal klassiekers uit de wetenschap. Een selectie maken is een redelijke opgave. Er moet een redelijke dekking zijn van de verschillende disciplines en bovendien enige spreiding in het verleden. Bovendien moet een wetenschapper een centraal werk hebben geschreven dat enigszins toegankelijk is voor iemand met een algemene ontwikkeling. Ondertussen is zelfs in het honoursprogramma de tijd niet onbeperkt. Verrassend dat de uiteindelijke selectie tamelijk onomstreden is en inmiddels redelijk robuust. Darwin, Origin of Species; Machiavelli, De Heerser; Newton, Principia, Freud,

Over Dromen. Er zijn talloze namen en titels te noemen die ook grote wetenschap

zijn, maar toch doen die altijd onder voor deze geheide klassiekers. De studenten zouden er geen van willen missen, zelfs Freud niet.

Voor mij als docent is de module een genot. Waar ik meestal een Newton de revue moet laten passeren in hooguit één college over leven en werk, kan ik nu een aantal weken achter elkaar met de studenten in de Principia duiken. Daarbij sta ik nu eens niet alleen uit te leggen wat de tekst inhoudt en wat de man bedoelde maar duik ik samen met de studenten de tekst in. Lezen, analyseren, vragen stellen, bespreken. Ik ben daarbij in de eerste plaats een gids die het leesproces in goede banen stuurt. Met name de eerste editie van de module was een ontdekkingstocht. Al werkende stuitten we op vragen en inzichten die ook voor mij nieuw waren. Een mooi moment was bijvoorbeeld een grondige discussie over de vraag wat er bij Darwin nou eigenlijk evolueert. De studenten waren goed te spreken over deze

138 139

met ideeën en theorieën. Het is echter lastig om de experimentele en ontwerpende kant van wetenschap in beeld te krijgen. Hoe zou je dat aan moeten pakken, het microscoop-onderzoek van Van Leeuwenhoek of het ontwerpproces van Watt bestuderen? Als er al teksten zijn, is het eigenlijke wetenschappelijke proces meestal alleen via de omweg van secundaire literatuur zichtbaar te maken, en bovendien mis je de cruciale materiële kant van het proces. Het blijft jammer maar onontkoombaar dat er geen grote ingenieur in de module zit. De eerste editie van de module heette niet voor niets ‘grote denkers’. Dat zijn het nog steeds, maar met de nieuwe titel hebben we het accent proberen te leggen op de wetenschapskant van de zaak om te voorkomen dat het té filosofisch zou worden.

Uiteindelijk gaat het in de module om de vraag wat een wetenschapper groot maakt. Ondanks de ontegenzeglijk klassieke aard van de vier voorbeelden, zijn de studenten opvallend relativerend over de historische betekenis van de vier helden. Jazeker, ze waren slim en verstandig, maar ach, de tijd was ook wel rijp voor een theorie over zwaartekracht of evolutie. Aan hen daarom de opdracht zelf een grote wetenschapper uit te kiezen en aan hetzelfde procede te onderwerpen: een centrale tekst kiezen, deze analyseren en in context plaatsen, en de historische

betekenis bepalen.

Het leverde een mooie slotdag op met een zeer diverse portrettengalerij. In willekeurige volgorde: Maxwell, Da Vinci, Bohr, Confucius, Descartes, Mill, Shannon, Spinoza, Foucault, Madison. In de aanloop van het keuze proces bestond de wereld van ‘grote wetenschappers’ hoofdzakelijk uit ‘dode witte mannen’ en zelfs mijn uitdrukkelijk aansporing om in de marges te gaan zoeken leverde maar een paar exotische namen op. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de aard van ‘wetenschap’. Niet iedereen bleek uiteindelijk groot, niet iedereen kwam even goed uit de verf. Het valt niet eens mee om zelf op onderzoek uit te gaan in het leven en werk van een wetenschapper en daarbij de juiste vragen in het oog te houden. Ook daar heb ik als docent een belangrijke rol als gids.

De studenten ontwikkelen niet alleen hun lezen maar ook hun schrijven. Naast de discussies en besprekingen tijdens te bijeenkomsten produceren ze vooral teksten. Ze leren vragen waarover zo’n theorie eigenlijk gaat, wat het daarover zegt,

hoe de inferentiestructuur in elkaar zit, wat het bewijsmateriaal is, enzovoort. Een belangrijke les die ze daarbij leren is dat de verschillende wetenschappen op verschillende domeinen verschillende karakteristieken hebben. Een theorie over zoiets onbewijsbaars als de verandering van soorten ziet er noodzakelijk anders uit dan die over de val van appels en de banen van hemellichamen.

Fascinerend, en enigszins frustrerend, is dat studenten een tamelijk hardnekkig idee hebben over wat wetenschap is, waarbij het monolithische model van de moderne fysica dominant is. Zelfs, en misschien juist, de gamma’s onder hen hanteren strenge, bijna rigide criteria in de beoordeling van wetenschappelijke theorieën. Popper heerst en wetenschap draait om hypothese-toetsen. Op die manier houdt zelfs van ons illustere viertal niet iedereen stand. Ik heb geprobeerd te laten zien dat een domein als de menselijke geest of de diversiteit van het leven zich niet laat reduceren tot simpele empirisch-logische structuren en wellicht andere structuren van kennisverwerving vraagt, maar zo’n reflectie is zelfs voor honoursstudenten misschien wat teveel gevraagd.

Freud’s droomtheorie schiet vanzelfsprekend te kort wat betreft

wetenschappelijkheid. Psychologiestudenten zijn daar overigens het strengst over. Een goed alternatief uit de menswetenschappen is er echter niet: goed geschreven, voor een breed publiek toegankelijk, van brede betekenis voor het wetenschapsgebied. Bovendien, en daar zijn de studenten het merendeels over eens, is Freud van groot belang voor het moderne mensbeeld. Wat dat betreft had hij in zijn pretenties over de krenking die hij in het voetspoor van Copernicus en Darwin aan de eigenliefde toebracht wel enigszins gelijk. Hij is daarmee misschien toonaangevender als wijsgeer dan als wetenschapper. En misschien zijn

Over Dromen, De Toekomst van een Illusie en Het Onbehagen in de Cultuur in hun

onwetenschappelijkheid juist leerzaam voor het nadenken over de vraag wat wetenschap is.

De opzet van de module brengt ook beperkingen met zich mee. Door uit te gaan van centrale teksten van wetenschappers stel je wetenschap in zekere zin gelijk

140 141

In document De uitdaging (pagina 72-74)