• No results found

Migratieprofielen van buitenlandse kenniswerkers

internationale kenniswerkers

2.2.2 Migratieprofielen van buitenlandse kenniswerkers

Om beter te kunnen beoordelen in hoeverre de algemene theorieën over arbeidsmigratie van toepassing zijn op internationale kenniswerkers is het noodzakelijk om helder te krijgen wie de buitenlandse kenniswerker eigenlijk is. Wat zijn de kenmerken en migratiemotieven van deze groep? Wat opvalt in de literatuur, is dat een systematisch overzicht van profielen, gekoppeld aan motieven, over buitenlandse kennismigranten nagenoeg ontbreekt. Geconcludeerd kan worden dat ‘dé

internationale kenniswerker’ niet bestaat. Ten eerste is er een gebrek aan betrouwbare en internationaal

vergelijkbare data over de internationale mobiliteit van werknemers met specialistische kennis of vaardigheden. Ten tweede is er geen algemeen erkende of uniform afgesproken definitie van buitenlandse kenniswerkers (zie ook onze definitie in hoofdstuk 1 ). Ook bestaan er verschillende soorten internationale mobiliteit, zoals kortetermijnbezoeken of een langdurig en permanent verblijf. Verschillende auteurs geven daarbij aan te verwachten dat de internationale mobiliteit van hoogopgeleiden de komende jaren sterk zal toenemen (Appleyard 1991; Salt 1997). Juist hierdoor is migratie een belangrijke drijver van de internationale verspreiding van kennis, ook wel ‘brain circulation’ genoemd (Gaillard & Gaillard 1998; Mahroum 2000). Daarmee wordt de literatuur die kennismigratie vooral in een negatief perspectief van ‘brain drain’ plaatst, aangevuld met de positieve aspecten (‘brain gain’) voor bestemmings- landen (Boeri et al. 2012). Er is bovendien een groeiende stroom literatuur over de positieve effecten voor de herkomstlanden als gevolg van de (tijdelijke) migratie van hoogopgeleiden (Boeri et al. 2012).

Een relevante en recentelijk sterk groeiende

literatuurstroming bestudeert de internationale migratie van hoogopgeleiden. In deze literatuur kunnen minstens twee substromingen worden onderscheiden. De eerste bestudeert de internationale mobiliteit in het algemeen van hoogopgeleid personeel dat naar landen immigreert en uit landen emigreert (Salt 1997; Carrington & Detragiache 1998). De tweede stroming richt zich op hoogopgeleiden in specifieke beroepen, zoals bankiers (Beaverstock 1994), wetenschappers en academici (North 1995; Gaillard & Gaillard 1998) of artsen (Miller et al. 1998), of onderzoekt specifieke nationaliteiten (Findlay & Garrick 1989; Song 1997).

Mahroum (2000) heeft deze stromen geanalyseerd. Hij identificeert vijf belangrijke groepen van hoogopgeleide internationale migranten en beschrijft deze naar

verschillende push- en pullfactoren die het volume, de frequentie, de duur en de richting van de mobiliteits- stromen voor deze groepen bepalen. Een belangrijk besef in dit verband is dat de push- en pullfactoren tussen deze groepen verschillen. Dit suggereert dat een universele beleidsaanpak voor het aantrekken en binden van internationale kenniswerkers naar verwachting niet leidt tot het realiseren van de beoogde beleidsdoelen. Voor de discussie over internationale kenniswerkers in de Nederlandse context zijn de vijf migratieprofielen van Mahroum zeker ook relevant.

De eerste groep die Mahroum (2000) onderscheidt, zijn de

accidental tourists: een groep managers en leidinggevenden

die min of meer toevallig migreren, omdat hun werkgever besluit om economische activiteiten in het buitenland te gaan ontplooien. Een voorbeeld van deze groep kenniswerkers is de grote groep Japanse managers in de regio Amsterdam, die tijdelijk in bedrijfsvestigingen van grote multinationals in de regio werken. Momenteel hebben 350 Japanse bedrijven hier een vestiging, waaronder Yakult, Nikon, Canon en Asics: bedrijven die gezamenlijk meer dan 10.000 arbeidsplaatsen hebben gecreëerd (Gemeente Amstelveen 2014). De migratie- beslissingen van deze groep worden vooral bepaald door de internationaliseringstrategieën van hun werkgevers, maar hangen ook af van de monetaire en niet-monetaire voordelen die de migratie voor deze doelgroep met zich meebrengt.3 Afhankelijk van de internationaliserings-

strategieën van internationale organisaties en bedrijven verblijft deze groep kennismigranten soms voor een korte periode van een project (enkele weken tot maanden) in Nederland, soms ook wordt het verblijf ook middellang of zelfs permanent wanneer de werkgever ervoor kiest zich langer of permanent in Nederland te vestigen. Beleid gericht op het aantrekken van deze groep moet vooral een gunstig vestigingsklimaat creëren voor internationale organisaties en bedrijven.

De tweede groep zijn de economy-class passengers: een groep die bestaat uit ingenieurs en technici met kennis en vaardigheden die wereldwijd inzetbaar zijn, en die naar landen trekken waar hun kwaliteiten het meest worden gevraagd en het best worden beloond. De internationale locatiekeuze van deze groep wordt vooral beïnvloed door het immigratiebeleid, en het industrie- en arbeidsmarkt- beleid van landen. Zo kunnen overheden door hun immigratiebeleid gunstige voorwaarden scheppen voor ingenieurs en technici in specifieke beroepen om bepaalde arbeidsmarkttekorten op te vangen. Ook kan het industrie- of arbeidsmarktbeleid door gerichte investeringen in specifieke sectoren de vraag creëren naar internationale experts. Evenals bij de groep managers en leidinggevenden zijn economische en carrière-

31

Buitenlandse kenniswerkers in de literatuur |

TWEE TWEE

pullfactoren voor deze groep. Een belangrijk verschil ten opzichte van de eerdere groep is echter dat de

locatiekeuzes van ingenieurs en technici minder afhankelijk zijn van de internationaliseringsstrategieën van werkgevers en meer resulteren uit persoonlijke overwegingen. Een interessant voorbeeld in dit verband is het aanzienlijke aanbod van hooggeschoolde Oost- Europese werknemers in de technische sectoren. Door de hoge werkloosheid in Oost-Europa zijn deze mensen bereid om naar West-Europa (bijvoorbeeld Duitsland) te trekken en daar aan het werk te gaan (Hiteq 2008). De derde groep, de explorers, bestaat uit ondernemers die ideeën en nieuwe bedrijven naar locaties brengen waar deze het best kunnen gedijen. Belangrijke factoren die deze migranten aantrekken, zijn bestaande marktkansen, maar ook de mate waarmee de overheid met haar beleid deze ontwikkelingen bevordert (denk aan vergunningen, belastingen, bescherming) en de aanwezigheid van financiering, bijvoorbeeld de aanwezigheid van venture

capitalists. Zo proberen overheden, waaronder de

Nederlandse, deze groep kennismigranten aan te trekken om investeringen en ontwikkelingen in belangrijke economische sectoren te bevorderen. In 2013 heeft de Nederlandse overheid in dit kader nieuwe wetgeving geïnitieerd, waardoor buitenlanders die minimaal 1,25 miljoen euro investeren onder bepaalde voorwaarden een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen. Dan moeten de bedrijven waarin zij investeren, wel een toegevoegde waarde hebben voor de Nederlandse economie doordat deze werkgelegenheid of innovatie genereren.

De vierde groep die Mahroum noemt, zijn de pelgrims: een groep academici en wetenschappers die internationaal zeer mobiel is en vooral aangetrokken wordt door de aanwezigheid van prestigieuze wetenschappelijke instellingen en de vrijheid om te publiceren, en minder door de kenmerken van een land of een hoog salaris. Zo trekt de aanwezigheid van internationaal

gerenommeerde publieke of private kennisinstellingen internationale kenniswerkers aan. Twee voorbeelden zijn de University of Stanford in Californië en het MIT in Massachusetts, waar meer dan de helft van alle in wetenschap en techniek gepromoveerde medewerkers uit het buitenland komt (Mahroum 2000). Voor academici en wetenschappers is de internationale mobiliteit een vast onderdeel van de dagelijkse beroepspraktijk. Zo bezoeken onderzoekers regelmatig congressen in het buitenland en onderhouden ze wereldwijde relaties met andere deskundigen in hun vakgebied. De tijdsduur van het verblijf in het buitenland kan dus sterk variëren, van korte bezoeken van slechts enkele dagen tot permanent verblijf in het buitenland (bijvoorbeeld als resultaat van buitenlandse rekrutering van wetenschappelijke instellingen voor tenure track-posities). De verblijfsduur in

het buitenland wordt zeker ook in belangrijke mate beïnvloed door de aard van de arbeidscontracten die in de wetenschappelijke wereld gebruikelijk zijn. Zo is het aannemelijk dat de praktijk van contracten voor enkele jaren, gekoppeld aan de looptijd van een specifiek project, ertoe leidt dat kenniswerkers uit deze groep slechts tijdelijk in het buitenland verblijven. De

internationale mobiliteitsbewegingen van deze groep zijn vooral gedreven door de ontwikkelingen in de

academische en wetenschappelijke wereld. Voor een deelgroep van deze wetenschappers, namelijk de wetenschappers die in de private sector werken, kunnen ook de internationaliseringsstrategieën van werkgevers een rol spelen bij hun locatiekeuze, zoals eveneens het geval was bij de managers en leidinggevenden.

Overheidsbeleid kan een rol spelen bij het aantrekken en behouden van deze groep. De overheid is immers een belangrijke geldschieter van wetenschappelijke instellingen en kan door gerichte investeringen in onderzoeksprogramma’s attractieve carrière- mogelijkheden voor buitenlandse wetenschappers creëren. Ook kunnen lokale, regionale en nationale overheden een belangrijke rol spelen bij het creëren van gunstige voorwaarden voor internationale

wetenschappers, bijvoorbeeld door beurzen voor buitenlands talent of door belastingvoordelen (denk aan de 30 procent-regeling voor buitenlandse

wetenschappers in Nederland).

De vijfde groep zijn de passengers. Dit zijn studenten die meeliften op de mogelijkheden voor internationale uitwisselingsprogramma’s die universiteiten en overheden aanbieden en financieel ondersteunen. Voor deze groep spelen vooral de institutionele en financiële mogelijkheden een belangrijke rol in hun

migratiebeslissingen, maar ook de reputatie van onderwijsinstellingen en opleidingen. De migratie- motieven voor deze groep worden verder belicht in paragraaf 2.4.

Aan de hand van de vijf migratieprofielen die Mahroum schetst van hoogopgeleide internationale migranten wordt duidelijker hoe divers de groep van internationale kenniswerkers is. Er zijn veel verschillende typen professionals binnen de categorie van hoogopgeleide internationale migranten, die in hun migratiebeslissing worden beïnvloed door soms sterk uiteenlopende push- en pullfactoren. Ook kunnen de migratiemotieven binnen hetzelfde migratieprofiel verschillen. Zo heeft de ene wetenschapper meer aspiraties voor een internationale carrière dan de andere. Toch bieden de migratieprofielen van Mahroum een nuttig houvast om de bevindingen in onze studie beter te kunnen begrijpen. In tabel 2.1 staan de vijf migratieprofielen daarom samengevat, met daarbij de specifieke push- en pullfactoren uit de eerder

TWEE

besproken algemene migratietheorieën. Ook schetsen we in de tabel het meest relevante beleid gericht op het aantrekken en behouden van de vijf groepen internationale kennismigranten.