• No results found

Algemene theorieën over internationale arbeidsmigratie

internationale kenniswerkers

2.2.1 Algemene theorieën over internationale arbeidsmigratie

kennislacune, zoals we in het eerste hoofdstuk ook constateerden voor de empirie van buitenlandse kenniswerkers. Daarom kijken we in dit hoofdstuk in hoeverre de algemene migratietheorieën van toepassing zijn op kennismigranten (paragraaf 2.2).1 Deze algemene

migratietheorieën verklaren de internationale

migratiepatronen tussen landen, maar besteden slechts summier aandacht aan de ruimtelijke diversiteit binnen bestemmingslanden (een andere kennislacune). Zo bieden de theorieën weinig houvast om de regionale verschillen in migratiepatronen te verklaren. Ook is onduidelijk welke aspecten van steden precies een rol spelen bij het aantrekken van internationale arbeids- migranten in het algemeen en kennismigranten in het bijzonder. Om beter te kunnen begrijpen in welke regio’s, steden en wijken deze bevolkingsgroep zich zou willen vestigen en waarom, gaan we te rade bij de literatuur over de woonvoorkeuren van huishoudens en specifiek

die van (buitenlandse) kenniswerkers (paragraaf 2.3). Deze literatuur biedt verklaringen voor de woonlocatie- keuzes op verschillende geografische schaalniveaus, inclusief het laagste niveau van wijken en buurten. Tot slot (paragraaf 2.4) verkennen we de literatuur over de migratiemotieven van internationale studenten. Omdat veel internationale kenniswerkers al tijdens hun studie naar Nederland komen en na hun afstuderen in Nederland ook een baan vinden, zijn de motieven voor deze groep kenniswerkers om in Nederland te komen studeren van groot belang voor hun uiteindelijke keuze om in Nederland te blijven werken.

2.2 Migratiemotieven van

internationale kenniswerkers

2.2.1 Algemene theorieën over internationale

arbeidsmigratie

Om beter te begrijpen vanuit welke motieven

buitenlandse kenniswerkers een baan in het buitenland zoeken, zijn de algemene migratietheorieën van grote waarde. Omdat geen enkele theorie de lading dekt, gaan we hierna kort in op de meest gangbare theorieën die van toepassing zijn op deze specifieke groep. Algemene migratietheorieën maken een onderscheid tussen push- en pull-factoren die de internationale arbeidsmigratie verklaren. De pushfactoren zijn factoren in het herkomstland die een aanleiding zijn voor mensen om hun land te verlaten, zoals lage lonen, hoge werkloosheid

29

Buitenlandse kenniswerkers in de literatuur |

TWEE TWEE

|

of politieke onrust. De pullfactoren zijn factoren in het bestemmingsland die mensen bewegen om zich daar te vestigen, zoals hoge lonen en attractieve banen, of een attractieve leefomgeving. In deze literatuurverkenning ligt de nadruk vooral op de pullfactoren in het bestemmingsland, omdat we willen weten welke kenmerken van landen en regio’s van belang zijn voor het aantrekken en behouden van buitenlandse kennis- werkers. Dit betekent echter niet dat de pushfactoren van minder belang zijn om de internationale arbeidsmigratie- stromen te begrijpen.

Binnen de algemene migratietheorieën zijn grofweg twee stromingen te onderscheiden: de economische en de niet-economische migratietheorieën. De economisch georiënteerde theorieën hebben de internationale migratieliteratuur traditioneel gedomineerd. Een ander gebruikelijk onderscheid wordt gemaakt tussen theorieën op macro- en microniveau. Theorieën op het macro- niveau trachten het migratiefenomeen te verklaren aan de hand van vooral (structurele) economische factoren op het landelijk niveau. Theorieën op het microniveau besteden aandacht aan het gedrag van individuele migranten en hun families die migratiebeslissingen nemen, en richten zich meer op sociale aspecten. Uiteraard spelen ook economische afwegingen een belangrijke rol in dit beslissingsproces (Clark 1982; Massey et al. 1993).

Een van de meest dominante theoriestromingen is de

neoklassieke migratietheorie (Hicks 1932). Volgens deze

theorie zijn migranten rationele actoren die migreren van landen met lage lonen naar landen met hoge lonen om het rendement op hun menselijk kapitaal te maximeren. Studies op het macroniveau verklaren de internationale migratiestromen tussen landen aan de hand van

loonverschillen tussen herkomst- en bestemmingslanden (Massey et al. 1993). Studies op het microniveau zien migratiebeslissingen van individuele migranten als uitkomst van hun kosten- en batenafwegingen (Sjaarstad 1962). De neoklassieke migratietheorie biedt een houvast om de internationale mobiliteitspatronen van

kenniswerkers beter te begrijpen. De migratie-

beslissingen van deze groep worden in belangrijke mate beïnvloed door carrière- en inkomengerelateerde motieven, zoals blijkt uit recente onderzoeken van de OECD (2010) en Lowell (2009).

De new economics of labour migration theorie (Stark & Bloom 1985) is een reactie op de neoklassieke migratietheorie. Deze theorie benadrukt dat individuele migranten hun migratiebeslissing in de meeste gevallen niet zelfstandig nemen. Ook hun familieleden of andere leden van hun huishouden beïnvloeden deze beslissing. Volgens deze theorie is internationale migratie een strategie van

families of huishoudens om het risico op armoede te beperken en hun sociaaleconomische positie in het thuisland te verbeteren. Vaak migreren een of meerdere leden van de familie of huishouden en sturen deze vervolgens geld naar de thuisblijvers. Deze theorie kan helpen om de vaak complexe omstandigheden te begrijpen waaronder internationale kennismigranten besluiten te migreren om hun familie te kunnen ondersteunen.

Socialenetwerktheorieën geven aan dat internationale

migratieprocessen gepaard gaan met de totstandkoming van internationale sociale netwerken tussen mensen in bestemmingslanden, herkomstlanden en landen op de migratieroute. Migranten en hun gezinnen maken een integraal deel uit van deze netwerken en kunnen ervan profiteren, doordat deze netwerken risico’s en kosten van het migratieproces kunnen verlagen. Op hun beurt kunnen deze sociale netwerken de verdere toename van de internationale migratiestromen tussen deze landen stimuleren. Dit verklaart waarom de migratiestromen van bepaalde etnische groepen een sterke mate van

padafhankelijkheid vertonen (Massey & Zenteno 1999): nieuwe migranten kiezen die landen die veel migranten al eerder als locatie kozen. Ook voor de groep van

internationale kenniswerkers zijn sociale netwerken relevant voor hun migratiekeuzes. Kenniswerkers nemen in het algemeen goed geïnformeerde migratie-

beslissingen en maken hierbij actief gebruik van informatie van eerdere migranten of professionele contacten in het bestemmingsland. Bovendien gaan kenniswerkers vaak naar het buitenland om samenwerking te zoeken met leden van hun

professionele netwerk of als expats van multinationale organisaties (Mahroum 2000; Berkhout et al. 2010). De wereld-systeemtheorie (Wallerstein 1983) stelt dat internationale migratie het natuurlijke gevolg is van de kapitalistische wereld, waarin sommige regio’s de internationale stroom van goederen en diensten domineren en een aantrekkende werking hebben op internationaal mobiele werknemers. Voorbeelden hiervan zijn de grootstedelijke gebieden van London, Parijs en New York, die grote aantallen internationale kenniswerkers aantrekken die werk vinden in de groeiende kenniseconomieën aldaar.

Ten slotte is er de institutionele theorie, die internationale migratiestromen verklaart door verschillen in de institutionele omstandigheden tussen regio’s en landen. Volgens deze theorie verklaren verschillen in de wet- en regelgeving tussen landen, bijvoorbeeld gerelateerd aan werkvergunningen of voorschriften voor het overbrengen van familieleden, waarom sommige landen voor

TWEE

(Klugman & Pereira 2009; Hailbronner & Koslowski 2008; Berkhout et al. 2010).2

2.2.2 Migratieprofielen van buitenlandse