• No results found

Migratieknelpunten voor paling in stroomafwaartse richting in Vlaanderen: overzicht van de

In document Eel Management Plan for Belgium (pagina 41-44)

1.5 M IGRATIEKNELPUNTEN VOOR PALING

1.5.1 Geïnventariseerde migratieknelpunten voor paling in Vlaanderen

1.5.1.2 Migratieknelpunten voor paling in stroomafwaartse richting in Vlaanderen: overzicht van de

Het territorium van de polders zijn de ingedijkte gronden die op de zee en de aan het getij onderhevige waterlopen zijn veroverd. Polders zijn laaggelegen gebieden die slechts kunnen ontwateren door actief het water weg te pompen. Hiervoor zijn de meeste polderlopen uitgerust met pompgemalen die het water naar hoger gelegen waterlopen pompen, die op hun beurt gravitair afwateren. In Vlaanderen zijn specifieke polders afgebakend en zijn er 53 polderbesturen.

Dit zijn openbare besturen, met als taak, binnen de grenzen van hun territoriaal gebied, het verwezenlijken van de doelstellingen en het rekening houden met de beginselen van het integraal waterbeleid. De hydrografische zones van de polders worden weergegeven in Figuur 24.

Germonpré et al. (1994 - Bijlage 2) inventariseerde 130 pompgemalen op Vlaamse waterlopen.

22,3% is uitgerust met een vijzelsysteem, 9,2% met centrifugaalpompen, 49,2% met schroefpompen, 9,2% met dompelpompen en 0,8% met hevelpompen.

De meeste pompgemalen in Vlaanderen bevinden zich binnen de specifiek afgebakende polders, maar ook buiten de polders bevinden zich een aantal pompgemalen.

Tabel 5. Overzicht van de pompgemalen in Vlaanderen per provincie (Germonpré et al., 1994).

In Figuur 24 en Tabel 6 worden 25 pompgemalen in Vlaanderen weergegeven met vermelding van hun capaciteit (in m3/s) en het achterliggende waterlopennetwerk dat ze bemalen. Van de overige 115 geïnventariseerde pompgemalen in Vlaanderen zijn het debiet en hydrografische

42

De 25 pompgemalen en hun afwateringsgebied zijn weergegeven in Figuur 24. Via deze 25 gemalen watert ongeveer 930 ha af of 5,3% van de oppervlakte van de waterlopen opgenomen in het beheerplan.

Figuur 24. Afbakening van het grondgebied van de polders in Vlaanderen (grijze vlakken). Van de pompgemalen opgesomd in Tabel 6 wordt het hydrografisch bemalingsgebied aangeduid.

Tabel 6. Capaciteiten van 25 pompgemalen in Vlaanderen (op een totaal van 130 pompgemalen) en hun theoretische mortaliteit op zilverpaling. De oppervlakte verwijst naar de oppervlakte van de waterlopen in het beheerplan die zich stroomopwaarts van het pompgemaal bevinden.

Naam pompgemaal Type Capaciteit (m³/min)

Oppervlakte (ha)

Theoretische mortaliteit op zilverpaling (kg)

Rode Weel centrifugaal 1.200 92 9

Ronselaerebeek centrifugaal 324 2 0

Avrijevaart schroef 480 30 303

Bendenvliet schroef 432 10 96

Blankaart schroef 240 52 521

Camerlinckxcomplex schroef 180 50 495

Kalkenvaart schroef 492 22 223

Keetberg schroef 312 4 37

Lieve schroef 180 10 97

Schijnpoort schroef 600 18 175

Schulensbroek schroef 240 ? ?

Steenbeek en Vondelbeek schroef 528 10 102

Stekene schroef 120 11 109

Stenegoot schroef 552 58 585

Veurne-ambacht schroef 1.650 172 1.715

Vinderhoute schroef 300 7 70

Vliet schroef 990 39 388

Vrouwvliet schroef 1.320 20 203

Watermolen (Verrrebroek) schroef ? 89 892

Zielbeek schroef 990 15 150

Isabella vijzel 792 185 428

Ledebeek vijzel 540 16 37

Paddegat vijzel 234 8 20

De Steger vijzel 202 7 16

De Katte vijzel 120 3 6

Voor elk pompgemaal werd de oppervlakte (ha) bepaald van de waterlopen die afwateren via het gemaal (zie Figuur 24 en kolom oppervlakte in Tabel 5).

Op basis van de resultaten van een beperkt onderzoek in Vlaanderen naar de mortaliteit van verschillende types pompgemalen (Denayer & Belpaire, 1992; Germonpré et al., 1994) werden de volgende mortaliteiten geschat voor paling: 100% bij schroefpompen (Denayer & Belpaire, 1992;

Germonpré et al., 1994; Buysse et al., in prep.), 23% bij vijzels (Denayer & Belpaire, 1992) en 1%

bij centrifugaalpompen (Denayer & Belpaire, 1992). Bij deze schattingen worden ook de beschadigde palingen gerekend die nog niet dood waren toen ze gevangen werden, maar die wel beschadigingen opliepen die op termijn hun reproductiepotentieel hypothekeren. Vervolgens werd uitgegaan van een bezetting van 10 kg zilverpaling per hectare (zie ook 2.4). Op die manier kan de theoretische mortaliteit van zilverpaling door de 25 pompgemalen opgesomd in bovenstaande tabel geschat worden op 6,7 ton per jaar.

Het betreft echter een theoretisch cijfer waarbij diverse argumenten zijn dat het een onderschatting, dan wel een overschatting betreft:

 Sommige van deze 25 pompgemalen wateren in normale omstandigheden gravitair af (waarbij dus geen mortaliteit van vis optreedt) en treden enkel in werking bij zeer hoge debieten.

Anderzijds vindt de trek van zilverpaling naar zee in het najaar juist plaats bij hoge waterstanden en een verhoogde afvoer.

 Er wordt uitgegaan van de gemiddelde productie van zilverpaling van 10 kg per hectare (zie ook deel 2.4). Het betreft een gemiddelde voor België. In de praktijk zijn er wateren met een lagere productiviteit (bijvoorbeeld bovenstroomse voedselarme waterlopen) en hoogproductieve wateren (zoals de polders die een belangrijk opgroeihabitat voor paling vormen. Voor polderwaterlopen is de productieschatting van 10 kg zilverpaling/ha voor de referentiesituatie dus waarschijnlijk een onderschatting. Anderzijds worden zijn de randvoorwaarden inzake waterkwaliteit en structuurkwaliteit in de polders momenteel niet vervuld, zodat eveneens kan aangehaald worden dat het een overschatting betreft.

Een vollediger en accurater beeld van de situatie zal vanaf 2009 worden verkregen wanneer een inschatting zal gemaakt worden van de mortaliteit op paling van alle (130) pompgemalen in Vlaanderen.

In het onderstaande voorbeeld worden de voorlopige resultaten weergegeven van een recent onderzoek naar de mortaliteit van paling in een schroefpompgemaal.

Intermezzo: Onderzoek naar schade bij palingen tijdens hun stroomafwaartse migratie doorheen een gemaal met schroefpompen (Buysse et al., in prep.).

In opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij werd in juli 2008 een onderzoek opgestart om inzicht te krijgen in de schade die het pompgemaal op de Avrijevaart (zie Figuur 24) veroorzaakt aan stroomafwaarts migrerende vissen (pompgemaal met 7 schroefpompen met een totale capaciteit van 8 m3s-1) in het bekken van de Gentse Kanalen in de provincie Oost-Vlaanderen.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan de impact op migrerende palingen. n juli 2008 werd er stroomafwaarts van het gemaal een lange fuik geplaatst die perfect aansluit op de uitstroom van één van de drie grotere schroefpompen (1,6 m3s-1). Van 25 juli tot en met oktober 2008 werden in totaal 39 adulte palingen aangetroffen in de fuik die opgesteld was stroomafwaarts van het pompgemaal. De onderzoeksresultaten tonen aan dat de schroefpomp bijzonder schadelijk is voor

44

dood of stervend 97%

levend zonder uitwendig zichtbare

schade 3%

Figuur 25. Vastgestelde mortaliteit (= dood of stervend) bij palingen veroorzaakt door één schroefpomp.

Figuur 26. Palingen onthoofd en doormidden met sporen van zware kneuzingen.

Het ontsnappingspercentage voor stroomafwaarts migrerende palingen langsheen de bestudeerde schroefpomp is bijzonder laag (<3%). We kunnen bijgevolg stellen dat de totale (directe en uitgestelde) mortaliteit van paling na passage door het schroefpompgemaal nagenoeg 100% is, hetgeen een bevestiging is van het onderzoek uitgevoerd in 1994 door Germonpré et al.

1.5.1.3 Migratieknelpunten voor paling in Vlaanderen: geïnventariseerde

In document Eel Management Plan for Belgium (pagina 41-44)