• No results found

2 De nieuwe digitale golf

2.2 Middelen om te digitaliseren 5

In deze paragraaf beschrijven we hoe digitalisering de afgelopen halve eeuw heeft vorm gekregen.

We besteden daarbij aandacht aan de achterliggende techniek die digitalisering mogelijk maakt.

Dat zijn bijvoorbeeld apparatuur (hardware), software , en telecommunicatie en infrastructuur;

kortom informatie- en communicatietechnologie (ICT). Dit doen we door middel van een beknopt historisch overzicht van ontwikkelingen in de micro-elektronica en telecommunicatie (zie figuur 2.1).

In kader 2.1 geven we kort verschillende positioneringen en conceptualiseringen van het begrip digitalisering weer, om aan te geven dat digitalisering niet slechts een instrumentele verandering behelst, maar er met digitalisering fundamentele veranderingen in economie en maatschappij plaatsvinden.

5 Deze paragraaf biedt een beknopt historisch overzicht van ontwikkelingen in de micro-elektronica en telecommunicatie. Voor uitgebreide

overzichtswerken zie bijvoorbeeld Van den Bogaard et al. (2008): De eeuw van de computer: de geschiedenis van de informatietechnologie in Nederland.

Figuur 2.1 Overzicht middelen voor digitalisering

Rathenau Instituut

In de jaren veertig en vijftig legden doorbraken in de micro-elektronica en de telecommunicatie een belangrijke technologische basis voor digitalisering. Die doorbraken waren onder meer de eerste programmeerbare computer (1941) en de eerste op silicium gebaseerde transistor (1954). Een transistor dient om elektronische signalen mee te versterken of te schakelen. De transistor is de fundamentele bouwsteen van iedere chip, en staat daarmee aan de basis van iedere

ICT-toepassing. De afgelopen vijftig jaar verdubbelde het aantal transistors op een chip ongeveer iedere anderhalf tot twee jaar. Deze trend van miniaturisering en het tempo waarin de innovatie

plaatsvindt, wordt de Wet van Moore genoemd, en heeft de afgelopen zes decennia geleid tot steeds kleinere, krachtigere en betaalbaardere computers.6

De eerste computers in de jaren vijftig waren enorme kolossen en werden vooral gebruikt door defensie en in de wetenschap voor ingewikkelde rekentaken. Ook banken begonnen deze

‘mainframe computers’ te gebruiken. In de jaren zestig werden de computers stapsgewijs kleiner en deed de ‘minicomputer’ – zo groot als een koelkast – zijn intrede. Een doorbraak kwam in 1971 met de microprocessor van Intel. Deze was slechts enkele millimeters groot, maar even krachtig als hun reusachtige neven uit de jaren vijftig. Zo konden de toen nog kleine bedrijfjes Apple en Microsoft nog kleinere computers ontwerpen die los van een mainframe op een bureau konden staan. Maar pas in de jaren tachtig deed informatietechnologie op brede schaal zijn intrede in de maatschappij, met de komst van de Personal Computer (PC) van IBM. Al snel deed de PC op vele werkvloeren zijn intrede, met tekstverwerking en spreadsheet als de belangrijkste toepassingen, en in de jaren daarna ook bij gezinnen thuis.

In de jaren negentig volgde de opkomst van mobiele telefonie en het internet. Ook begint in deze periode de digitalisering en convergentie van bestaande infrastructuren, zoals de kabel en de ether voor diensten als telefonie, radio en tv. De gevolgen van dit digitaliseringsproces zijn al snel overal merkbaar: in de zakelijke dienstverlening – de muziekhandel, de reisbranche, de logistiek, de detailhandel – en in semipublieke sectoren als het onderwijs, mobiliteit en de zorg. De groeiende beschikbaarheid van internet wereldwijd versterkt globalisering. Dat maakt het outsourcen,

offshoren en automatiseren mogelijk van aanvankelijk productiewerk en later ook kenniswerk (Van Est & Kool 2015).

Na de eeuwwisseling ontwikkelde het internet zich van een passief, informatie gevend medium (web 1.0) naar een interactief medium waaraan gebruikers op allerlei manieren kunnen bijdragen (web 2.0): via het geven van reacties, eigen content plaatsen en het taggen en beoordelen van content van anderen. Het web wordt een ‘platform voor datamanagement’, vooral door de inzet van de verbondenheid en collectieve intelligentie van gebruikers (O’Reilly 2005). Sociale netwerksites als MySpace, Hyves en Facebook komen op, en andere sociale media zoals YouTube en Twitter.

Met de opkomst van smartphones en andere mobiele apparaten als tablets, samen met de verdere ontwikkeling van snelle, draadloze internetverbindingen en cloudtoepassingen, zijn het internet en de bijbehorende online diensten inmiddels niet meer weg te denken uit de economie en

maatschappij.

6 De Wet van Moore is gebaseerd op een voorspelling uit 1965 van Gordon Moore. Hij voorspelde dat het aantal transistors op een microchip, en

daarmee de rekenkracht van computers, elke twee jaar zou verdubbelen, terwijl de kosten gelijk zouden blijven. Vijftig jaar later blijkt deze voorspelling nog steeds op te gaan. Er bestaat discussie hoe lang de Wet van Moore nog stand houdt. De verwachting is dat chips als ze circa vijf nanometer groot zijn hun fysieke grens hebben bereikt. Daarna stappen fabrikanten wellicht over naar 3D-chips (gestapelde chips). Een volgende stap zijn chips die niet meer gebaseerd zijn op siliconen, maar op optische, nano of biologische principes. IBM presenteerde bijvoorbeeld in 2015 een neurosynaptische chip, TrueNorth.

In de jaren na 2010 zien we de uitrol van 4G-netwerken, de opkomst van het Internet of Things (zie paragraaf 2.3) en steeds meer online toepassingen die gebruikmaken van een vorm van

kunstmatige intelligentie, zoals spraakherkenning of betere zoekfunctionaliteit. In 2011 wint de supercomputer van IBM voor het eerst het tv-spelletje Jeopardy! en in 2016 wint Google’s AlphaGo het zeer complexe spel Go van een menselijke expert. 7 Voor 2020 en de jaren daarna is de verwachting dat het 5G-netwerk wordt uitgerold, er nieuwe soorten snellere chips komen en er doorbraken ontstaan op het gebied van quantum computing.8 In figuur 2.1 hebben we deze verwachtingen als onzekere toekomstige mijlpalen opgenomen.