3 Onderzoeksmethodologie 3.1 Inleiding 3.1 Inleiding
3.4 Methodologische verantwoording
Het onderzoek is uitgevoerd op locatie door middel van semigestructureerde persoonlijke interviews, zodat ‘face to face’‐contact met respondenten mogelijk was. Dit bood de gelegenheid een verdieping te maken op bepaalde onderzoeksvragen als bijvoorbeeld toelichting gewenst was op antwoorden van de respondent. Het interview volgde de structuur van de antecedenten, mechanismen en resultaten, maar is zo open mogelijk uitgevoerd. De basis van het interview vormt een serie open vragen, die is opgenomen in bijlage 2. Deze vragenlijst is getest, zodat deze in een tijdsbestek van één uur kon worden uitgevoerd, wat de kans op deelname heeft vergroot (Blumberg et al., 2008).
Er is een duidelijk interviewschema opgesteld waarbij rekening is gehouden met een goede introductie aan de respondent. In de introductie is het doel duidelijk gemaakt en het interview‐ en vastlegproces toegelicht. Dit gaf de interviewer tevens de gelegenheid de respondent op zijn/haar gemak te stellen. De interviewer was de onderzoeker zelf, zodat interpretatieverschillen bij het uitwerken van de rapportage worden voorkomen.
De respondenten kwamen maximaal aan het woord, zodat de interviewstructuur zo nodig kon worden losgelaten. De interviewer waakte er wel voor dat de respons binnen het kader van het onderzoeksonderwerp bleef. Waar nodig of gewenst werden directeuren na een eerste open beantwoording, geholpen met definities voor een tweede verfijnde beantwoording.
Waar mogelijk binnen de grenzen van de onderzoekstijd en de vertrouwelijkheid van informatie, zijn tijdens het interview relevante beleidsdocumenten opgevraagd ter ondersteuning van de analyse en ten behoeve van triangulatie. Dit leidde tot jaarverslagen, statuten, beleidsdocumenten en resultaten van de coöperatieve waarden.
3.4 Methodologische verantwoording
Blumberg et al. (2008) beschrijft vier typen onderzoek op basis van te beantwoorden onderzoeksvragen, te weten 1) rapporterend, 2) beschrijvend, 3) verklarend en 4) voorspellend. Bij de laatste twee gaat het vooral om de vragen ‘waarom’ en ‘hoe’. In deze studie worden uiteenlopende vragen gesteld over ‘het coöperatieve businessmodel’ en de factoren daarbinnen die
bijdragen aan succes. Een aantal observaties, aangevuld met initieel literatuuronderzoek, wijst uit dat hierover nog weinig bekend is. Om die reden ligt een beschrijvende studie voor de hand. Bij een dergelijke studie is een kwalitatief onderzoek gebruikelijk (Blumberg, 2008). Van de diverse beschikbare technieken past de casestudy goed bij een diepgaande contextuele analyse.
Daarom is gestart met het vormen van een beeld van de te onderzoeken werkelijkheid op basis van de theorie. Dit beeld wordt concreet gemaakt aan de hand van een conceptueel model dat de onderzoekshandelingen structureert. Vervolgens wordt in de praktijk onderzocht hoe directieleden denken over ‘het coöperatieve businessmodel’. Voor dit onderzoek is de techniek van semigestructureerde interviews gebruikt als houvast voor de onderzoeker van de onderwerpen die aan bod moesten komen, terwijl respondenten tegelijkertijd de ruimte (moesten) krijgen eigen accenten te leggen waar zij dit nodig vonden. Deze data is aangevuld met data uit documentenanalyse. Door middel van een empirische cyclus, die interpretatief en inductief van aard is, wordt een beeld van de werkelijkheid gevormd.
Het onderzoek is bij Rabobank uitgevoerd, omdat deze coöperatieve bank aantoonbaar succesvol is. Dit kan worden opgemaakt uit de langdurige hoge ratings, het feit dat de kredietcrisis tot dusver wordt doorstaan zonder overheidssteun en de nummer één‐notering in het meest recente MT 500‐ onderzoek. Door de succesvolle resultaten is de verwachting dat directieleden inzicht kunnen geven in de antecedenten en mechanismen van ‘het coöperatieve businessmodel’, die bijdragen aan het succes.
De sociale, demografische en economische omstandigheden, zoals beschreven in de studie ‘Demografische Krimp’ (Oevering, 2010), vormen het uitgangspunt voor de selectie van de Nederlandse coöperatieve banken. Dit wordt aangevuld met inzicht uit een recent onderzoek door Elsevier (2012)23 onder Nederlandse gemeenten waar de omgevingsfactor ‘sociaal klimaat’ wordt gedefinieerd. Dit zorgt voor aansluiting met de factor ‘solidariteit’ in het theoretische kader. Het doel van de selectie is te toetsen of de verschillen, zoals beschreven in de literatuur, zich ook in de praktijk manifesteren om meer houvast te krijgen voor de definitie en de werking van het coöperatieve businessmodel. Vanwege het kwalitatieve inductieve karakter van het onderzoek is niet gestreefd naar een empirische vergelijking van de interactie met leden en de businessstrategie tussen coöperatieve banken in vergelijkbare of juist geheel verschillende regio’s. 23 Onderzoek De beste gemeenten, Elsevier, 30 juni 2012
Voor de semigestructureerde interviews zijn directieleden benaderd, omdat mag worden verondersteld dat zij bij uitstek zicht hebben op de besturing van het proces inzake businessmodellen (i.e. definitie, testen, implementatie, innovatie), op de businessstrategie van de coöperatieve bank in relatie tot de regionale omstandigheden, en eindverantwoordelijk zijn voor het succes van de coöperatieve bank en de wijze waarop dit wordt gemeten en verantwoord. Waar mogelijk is bij de directieleden gestreefd naar diversiteit op basis van functie en geslacht.
De gesprekken zijn opgenomen met een geluidsrecorder en na afloop uitgewerkt. Deze werkwijze bevordert de volledigheid. Daarnaast wordt maximaal voorkomen dat de onderzoeker een eigen subjectieve interpretatie tijdens het gesprek geeft en daarmee verder gaat. Aangezien is gewerkt met talige data, is een systematische analyse door middel van transcriptie, ordening, codering en interpretatie uitgevoerd. De interviews zijn geordend naar onderwerpen in het conceptuele model. Conform het principe van methodische triangulatie is continu gestreefd naar het vinden van uiteenlopende databronnen, zoals ondersteunende beleidsdocumenten. De analyse van de data die hieruit is verkregen, is op een zelfde wijze gestructureerd als de talige data.
De resultaten zijn per onderwerp in tabellen opgenomen in willekeurige volgorde, om de anonimiteit te verhogen. De cijfers 1 tot en met 11 in de tabellen met resultaten dienen voor het aantonen van de volledigheid van het aantal resultaten, maar hebben geen enkele relatie met de geselecteerde banken. De tabellen bevatten over het algemeen een opsomming van resultaten. Waar mogelijk en relevant zijn deze resultaten met elkaar vergeleken. Dit betreft bijvoorbeeld de visie van respondenten op het zwaartepunt bij sectorspecifieke waarden of coöperatieve waarden in het coöperatieve businessmodel, of op de noodzaak van een coöperatieve rechtsvorm voor een coöperatief businessmodel. Gelet op het kwalitatieve karakter van het onderzoek worden aan deze vergelijkingen geen empirische conclusies verbonden; het is dus niet zo dat als meer respondenten een bepaald resultaat benoemen dat het dan meer “waar” is. Het is echter wel zo dat, als op basis van de literatuur een bepaald resultaat zou kunnen worden verwacht en het blijkt dat meer respondenten daar anders over denken, dit relevant inzicht geeft. Het doel van dergelijke vergelijkingen is dan inzicht verkrijgen in de diversiteit van de inhoudelijke reacties. Tot slot is een aantal opvallende reacties uit de interviews in gekleurde blokken als quotes in de resultaten verweven. Het doel is de analyse te verlevendigen; aan de unieke reacties zijn geen conclusies verbonden. Vanwege het streven naar anonimiteit zijn de naam, het tijdstip en de locaties bij de quotes achterwege gelaten.
Het onderzoek is relatief kleinschalig en is uitgevoerd met beperkte middelen en binnen een relatief beperkte tijd. Dit kan van invloed zijn op de betrouwbaarheid en de validiteit van het onderzoek24. De semigestructureerde interviews hebben ten doel een zo groot mogelijke validiteit te bereiken.
De onderzoeker is zelf werkzaam bij de organisatie waar de casestudy wordt verricht. Dit leidt er toe dat respondenten van de geselecteerde banken eenvoudig bereid worden gevonden hun bijdrage aan het onderzoek te leveren. Door de open benadering en de wijze van formulering van vragen is er voldoende mate van afstand en objectiviteit gewaarborgd bij het onderzoek, zodat zo min mogelijk bias optreedt.
3.5 Afbakening
Na de eerste fase van het onderzoek is het theoretisch kader afgebakend conform de weergave in het conceptuele model. De gekozen inhoudelijke afbakening is, waar relevant, in de paragrafen in het theoretische kader opgenomen. Met de afbakening wordt voorkomen dat het model, de vragenlijst en de resultaten te complex worden voor analyse.
Daarnaast is het onderzoek afgebakend in zijn schaal, middelen en tijd. Eén onderzoeker in één bedrijf met beperkte middelen in beperkte tijd (zes maanden) kan slechts beperkt inzicht bereiken.
3.6 Kennisproducten
Het resultaat van deze paper is inzicht in een mogelijke definitie van ‘het coöperatieve businessmodel’ en een indicatie van factoren in het coöperatieve businessmodel die bijdragen aan het succes van een coöperatie. Het resultaat van dit onderzoek kan, door zijn exploratieve, beschrijvende karakter, bijdragen aan het formuleren van hypothesen voor vervolgonderzoek. De verkregen inzichten daaruit zouden kunnen leiden tot een aanscherping van de definitie van ‘het coöperatieve businessmodel’ en de causale relaties waarmee factoren in het businessmodel leiden tot succes, om uiteindelijk het toekomstige succes van de coöperaties te vergroten. 24 Betrouwbaarheid zegt iets over de stabiliteit van het onderzoeksresultaat, dus in hoeverre bij herhaling dezelfde resultaten naar voren komen. Validiteit betreft de vraag of er wordt gemeten wat de bedoeling is.