• No results found

Methodologische verantwoording

In document Het coöperatieve businessmodel (pagina 38-42)

3  Onderzoeksmethodologie  3.1  Inleiding 3.1  Inleiding

3.4  Methodologische verantwoording

Het  onderzoek  is  uitgevoerd  op  locatie  door  middel  van  semigestructureerde  persoonlijke  interviews,  zodat  ‘face  to  face’‐contact  met  respondenten  mogelijk  was.  Dit  bood  de  gelegenheid  een verdieping te maken op bepaalde onderzoeksvragen als bijvoorbeeld toelichting gewenst was op  antwoorden  van  de  respondent.  Het  interview  volgde  de  structuur  van  de  antecedenten,  mechanismen en resultaten, maar is zo open mogelijk uitgevoerd. De basis van het interview vormt  een serie open vragen, die is opgenomen in bijlage 2. Deze vragenlijst is getest, zodat deze in een  tijdsbestek van één uur kon worden uitgevoerd, wat de kans op deelname heeft vergroot (Blumberg  et al., 2008).  

 

Er  is  een  duidelijk  interviewschema  opgesteld  waarbij  rekening  is  gehouden  met  een  goede  introductie aan de respondent. In de introductie is het doel duidelijk gemaakt en het interview‐ en  vastlegproces toegelicht. Dit gaf  de  interviewer tevens de  gelegenheid de  respondent op zijn/haar  gemak  te  stellen.  De  interviewer  was  de  onderzoeker  zelf,  zodat  interpretatieverschillen  bij  het  uitwerken van de rapportage worden voorkomen. 

 

De  respondenten  kwamen  maximaal  aan  het  woord,  zodat  de  interviewstructuur  zo  nodig  kon  worden  losgelaten.  De  interviewer  waakte  er  wel  voor  dat  de  respons  binnen  het  kader  van  het  onderzoeksonderwerp  bleef.  Waar  nodig  of  gewenst  werden  directeuren  na  een  eerste  open  beantwoording, geholpen met definities voor een tweede verfijnde beantwoording.  

 

Waar mogelijk binnen de grenzen van de onderzoekstijd en de vertrouwelijkheid van informatie, zijn  tijdens het interview relevante beleidsdocumenten opgevraagd ter ondersteuning van de analyse en  ten  behoeve  van  triangulatie.  Dit  leidde  tot  jaarverslagen,  statuten,  beleidsdocumenten  en  resultaten van de coöperatieve waarden.  

3.4  Methodologische verantwoording 

Blumberg  et  al.  (2008)  beschrijft  vier  typen  onderzoek  op  basis  van  te  beantwoorden  onderzoeksvragen, te weten 1) rapporterend, 2) beschrijvend, 3) verklarend en 4) voorspellend. Bij  de  laatste  twee  gaat  het  vooral  om  de  vragen  ‘waarom’  en  ‘hoe’.  In  deze  studie  worden  uiteenlopende vragen gesteld over ‘het coöperatieve businessmodel’ en de factoren daarbinnen die 

bijdragen  aan  succes.  Een  aantal  observaties,  aangevuld  met  initieel  literatuuronderzoek,  wijst  uit  dat hierover nog weinig bekend is. Om die reden ligt een beschrijvende studie voor de hand. Bij een  dergelijke  studie  is  een  kwalitatief  onderzoek  gebruikelijk  (Blumberg,  2008).  Van  de  diverse  beschikbare technieken past de casestudy goed bij een diepgaande contextuele analyse.  

 

Daarom is gestart met het vormen van een beeld van de te onderzoeken werkelijkheid op basis van  de  theorie.  Dit  beeld  wordt  concreet  gemaakt  aan  de  hand  van  een  conceptueel  model  dat  de  onderzoekshandelingen structureert. Vervolgens wordt in de praktijk onderzocht hoe directieleden  denken  over  ‘het  coöperatieve  businessmodel’.  Voor  dit  onderzoek  is  de  techniek  van  semigestructureerde interviews gebruikt als houvast voor de onderzoeker van de onderwerpen die  aan  bod  moesten  komen,  terwijl  respondenten  tegelijkertijd  de  ruimte  (moesten)  krijgen  eigen  accenten  te  leggen  waar  zij  dit  nodig  vonden.  Deze  data  is  aangevuld  met  data  uit  documentenanalyse. Door middel van een empirische cyclus, die interpretatief en inductief van aard  is, wordt een beeld van de werkelijkheid gevormd.  

 

Het onderzoek is bij Rabobank uitgevoerd, omdat deze coöperatieve bank aantoonbaar succesvol is.  Dit  kan  worden  opgemaakt  uit  de  langdurige  hoge  ratings,  het  feit  dat  de  kredietcrisis  tot  dusver  wordt doorstaan zonder overheidssteun en de nummer één‐notering in het meest recente MT 500‐ onderzoek. Door de succesvolle resultaten is de verwachting dat directieleden inzicht kunnen geven  in de  antecedenten en mechanismen van ‘het coöperatieve  businessmodel’, die  bijdragen aan het  succes.  

 

De  sociale,  demografische  en  economische  omstandigheden,  zoals  beschreven  in  de  studie  ‘Demografische  Krimp’  (Oevering,  2010),  vormen  het  uitgangspunt  voor  de  selectie  van  de  Nederlandse coöperatieve banken. Dit wordt aangevuld met inzicht uit een recent onderzoek door  Elsevier  (2012)23  onder  Nederlandse  gemeenten  waar  de  omgevingsfactor  ‘sociaal  klimaat’  wordt  gedefinieerd.  Dit  zorgt  voor  aansluiting  met  de  factor  ‘solidariteit’  in  het  theoretische  kader.  Het  doel van de selectie is te toetsen of de verschillen, zoals beschreven in de literatuur, zich ook in de  praktijk  manifesteren  om  meer  houvast  te  krijgen  voor  de  definitie  en  de  werking  van  het  coöperatieve  businessmodel.  Vanwege  het  kwalitatieve  inductieve  karakter  van  het  onderzoek  is  niet gestreefd naar een empirische vergelijking van de interactie met leden en de businessstrategie  tussen coöperatieve banken in vergelijkbare of juist geheel verschillende regio’s.             23  Onderzoek De beste gemeenten, Elsevier, 30 juni 2012 

Voor  de  semigestructureerde  interviews  zijn  directieleden  benaderd,  omdat  mag  worden  verondersteld  dat  zij  bij  uitstek  zicht  hebben  op  de  besturing  van  het  proces  inzake  businessmodellen  (i.e.  definitie,  testen,  implementatie,  innovatie),  op  de  businessstrategie  van  de  coöperatieve bank in relatie tot de regionale omstandigheden, en eindverantwoordelijk zijn voor het  succes  van  de  coöperatieve  bank  en  de  wijze  waarop  dit  wordt  gemeten  en  verantwoord.  Waar  mogelijk is bij de directieleden gestreefd naar diversiteit op basis van functie en geslacht.  

De  gesprekken  zijn  opgenomen  met een  geluidsrecorder  en  na  afloop  uitgewerkt. Deze werkwijze  bevordert  de  volledigheid.  Daarnaast  wordt  maximaal  voorkomen  dat  de  onderzoeker  een  eigen  subjectieve  interpretatie  tijdens  het  gesprek  geeft  en  daarmee  verder  gaat.  Aangezien  is  gewerkt  met  talige  data,  is  een  systematische  analyse  door  middel  van  transcriptie,  ordening,  codering  en  interpretatie uitgevoerd. De interviews zijn geordend naar onderwerpen in het conceptuele model.  Conform  het  principe  van  methodische  triangulatie  is  continu  gestreefd  naar  het  vinden  van  uiteenlopende databronnen, zoals ondersteunende beleidsdocumenten. De analyse van de data die  hieruit is verkregen, is op een zelfde wijze gestructureerd als de talige data.  

 

De resultaten zijn per onderwerp in tabellen opgenomen in willekeurige volgorde, om de anonimiteit  te verhogen. De cijfers 1 tot en met 11 in de tabellen met resultaten dienen voor het aantonen van  de  volledigheid  van  het  aantal  resultaten, maar  hebben  geen  enkele  relatie  met  de  geselecteerde  banken. De tabellen bevatten over het algemeen een opsomming van resultaten. Waar mogelijk en  relevant  zijn  deze  resultaten  met  elkaar  vergeleken.  Dit  betreft  bijvoorbeeld  de  visie  van  respondenten  op  het  zwaartepunt  bij  sectorspecifieke  waarden  of  coöperatieve  waarden  in  het  coöperatieve  businessmodel,  of  op  de  noodzaak  van  een  coöperatieve  rechtsvorm  voor  een  coöperatief businessmodel. Gelet op het kwalitatieve karakter van het onderzoek worden aan deze  vergelijkingen geen empirische conclusies verbonden; het is dus niet zo dat als meer respondenten  een bepaald resultaat benoemen dat het dan meer “waar” is. Het is echter wel zo dat, als op basis  van  de  literatuur  een  bepaald  resultaat  zou  kunnen  worden  verwacht  en  het  blijkt  dat  meer  respondenten  daar  anders  over  denken,  dit  relevant  inzicht  geeft.  Het  doel  van  dergelijke  vergelijkingen is dan inzicht verkrijgen in de diversiteit van de inhoudelijke reacties. Tot slot is een  aantal  opvallende  reacties  uit  de  interviews  in  gekleurde  blokken  als  quotes  in  de  resultaten  verweven.  Het  doel  is  de  analyse  te  verlevendigen;  aan  de  unieke  reacties  zijn  geen  conclusies  verbonden.  Vanwege  het  streven  naar  anonimiteit  zijn  de  naam,  het  tijdstip  en  de  locaties  bij  de  quotes achterwege gelaten.  

Het onderzoek is relatief kleinschalig en is uitgevoerd met beperkte middelen en binnen een relatief  beperkte tijd. Dit kan van invloed zijn op de betrouwbaarheid en de validiteit van het onderzoek24.  De semigestructureerde interviews hebben ten doel een zo groot mogelijke validiteit te bereiken.    

De onderzoeker is zelf werkzaam bij de organisatie waar de casestudy wordt verricht. Dit leidt er toe  dat  respondenten  van  de  geselecteerde  banken  eenvoudig  bereid  worden  gevonden  hun  bijdrage  aan het onderzoek te leveren. Door de open benadering en de wijze van formulering van vragen is er  voldoende mate van afstand en objectiviteit gewaarborgd bij het onderzoek, zodat zo min mogelijk  bias optreedt. 

3.5  Afbakening 

Na de eerste fase van het onderzoek is het theoretisch kader afgebakend conform de weergave in  het  conceptuele  model.  De  gekozen  inhoudelijke  afbakening  is,  waar  relevant,  in  de  paragrafen  in  het  theoretische  kader  opgenomen.  Met  de  afbakening  wordt  voorkomen  dat  het  model,  de  vragenlijst en de resultaten te complex worden voor analyse.  

 

Daarnaast  is  het  onderzoek  afgebakend  in  zijn  schaal,  middelen  en  tijd.  Eén  onderzoeker  in  één  bedrijf met beperkte middelen in beperkte tijd (zes maanden) kan slechts beperkt inzicht bereiken. 

3.6  Kennisproducten 

Het  resultaat  van  deze  paper  is  inzicht  in  een  mogelijke  definitie  van  ‘het  coöperatieve  businessmodel’ en een indicatie van factoren in het coöperatieve businessmodel die bijdragen aan  het  succes  van  een  coöperatie.  Het  resultaat  van  dit  onderzoek  kan,  door  zijn  exploratieve,  beschrijvende  karakter,  bijdragen  aan  het  formuleren  van  hypothesen  voor  vervolgonderzoek.  De  verkregen  inzichten  daaruit  zouden  kunnen  leiden  tot  een  aanscherping  van  de  definitie  van  ‘het  coöperatieve businessmodel’ en de causale relaties waarmee factoren in het businessmodel leiden  tot succes, om uiteindelijk het toekomstige succes van de coöperaties te vergroten.           24  Betrouwbaarheid zegt iets over de stabiliteit van het onderzoeksresultaat, dus in hoeverre bij herhaling  dezelfde resultaten naar voren komen. Validiteit betreft de vraag of er wordt gemeten wat de bedoeling is.  

4  Casestudy Rabobank 

In document Het coöperatieve businessmodel (pagina 38-42)