• No results found

Methoden, bronnen en opzet van het onderzoek

In document Van veen naar veenkoloniën (pagina 37-41)

Thema 2. De transformatie naar het veenkoloniale landschap (1847 – 1950)

1.6 Methoden, bronnen en opzet van het onderzoek

Tijdens het onderzoek is gebruik gemaakt van de interdisciplinaire landschapsgenetische methode zoals beschreven door met name Spek.68 Bij deze methodiek wordt landschap in de meest brede zin opgevat. Deze brede benadering van het begrip landschap bouwt voort op het onderzoek van Olwig, waarin deze laat zien dat tijdens de Middeleeuwen in het Germaanse taalgebied de Duitse term Landschaft, het Nederlandse landschap en het Deense landskap een veel ruimere betekenis had.69

Landschap betekende in die tijd niet alleen het gebied zelf, het fysieke territorium, maar ook de bevolking die in het gebied woonde, inclusief het politieke en juridische bestuur en het stelsel van wetten en gewoonten. Deze betekenis die zowel het fysieke landschap als de daarbij behorende samenleving omvat, is volgens Spek uitgangspunt van de interdisciplinaire landschapsgenetische benadering.70 Deze benadering sluit nauw aan bij de hiervoor beschreven centrale vraag en thema’s. Deze interdisciplinaire benadering houdt tevens in dat bronnen en methoden van verschillende disciplines zijn gebruikt. De bronnen en methoden die in het onderhavige onderzoek zijn gecombineerd zijn vooral afkomstig uit de fysische en historische geografie, de waterstaatkundige en sociaal-economische geschiedenis en de toponymie.

Voor de reconstructie van het natuurlijke veenlandschap zijn twee soorten fysische geografische bronnen gebruikt. In de eerste plaats betreft het publicaties van onderzoeken naar het ontstaan en stratigrafie zowel de Pleistocene ondergrond als het veen van de Bargervenen. Voor deze secundaire bronnen is gekozen omdat het merendeel van het veen van de voormalige Bargervenen geheel of gedeeltelijk is afgegraven. Het verkrijgen van inzicht in de stratigrafie van het hele onderzoeksgebied was door middel van eigen booronderzoek dan ook niet meer mogelijk.

Ten tweede is gebruik gemaakt van aanwezige waterpassings- en veenboringenkaarten die zijn gemaakt ten behoeve van de verveningen (afb. 1.18). Deze kaarten zijn gemaakt in de periode rond 1860 en de periode rond 1885 – 1892 en overlappen elkaar deels

68 Zie voor een uitgebreide theoretische toelichting op het interdisciplinair landschapsonderzoek: Spek, 2004, pag. 41 – 45 en Hidding, Kolen en Spek, 2001.

69 Olwig, 1996. 70 Spek, 2004, pag. 42.

Afb. 1.18 Details uit waterpassings- en veenbo-ringenkaarten.

Links: detail Barger-Oos-terveen.

Rechts: detail Barger-Compascuum

38

Afb. 1.19 Grenzen in het onderzoeksgebied geprojecteerd op de topografische kaart van 2005

Zwarte lijn = grens waterpassings- en veenboringenkaarten uit ca. 1886 Bruine lijn = grens waterpassings- en veenboringenkaarten uit ca. 1860.

Zwarte stippellijn = grens waterpassings- en veenboringenkaart Amsterdamsche Veld uit 1860 en die van Barger-Westerveen en oostelijk gebied uit 1860. Deze grens staat op alle kaarten vermeld.

Rode stippellijn = grens van de voormalige marke van Noord- en Zuidbarge Wit: grens huidige gemeente Emmen

39 (afb. 1.19). In deze twee periodes zijn er in totaal van vijf verschillende deelgebieden

van de Bargervenen waterpassings- en veenboringenkaarten gemaakt. Op de kaarten worden de in het veld gemeten hoogtes in meters of ellen boven Amsterdams Peil van het Pleistoceen reliëf én de hoogtes van het veenoppervlak weergegeven. Door middel van het Geografisch Informatie Systeem (GIS) zijn op basis van deze meetpunten drie verschillende reconstructiekaarten gemaakt, namelijk een kaart van het Pleistoceen reliëf, het veenreliëf (morfologie van het veen) en de veendikte. Omdat de tijdsperioden te sterk verschilden én de kaarten van de deelgebieden niet op elkaar aansloten zijn er in totaal negen reconstructiekaarten gemaakt. Al met al is dus van drie deelgebieden het Pleistoceen reliëf, het veenreliëf en de veendikte gevisualiseerd. Voor een uitgebreide inhoudelijke en statistische verantwoording van de gehanteerde GIS-methoden verwijzen wij naar Bijlage 1 van deze scriptie.

De belangrijkste gehanteerde historisch-geografische methoden zijn de analyse van eigendomsrechten en -verhoudingen, ontginnings- en inrichtingsstructuren vóór en tijdens de verveningen en het topografisch archief. Deze analyses hebben plaatsgevonden door de combinatie van literatuurstudie, het gebruik van primaire bronnen en het gebruik van zowel de voornoemde reconstructiekaarten als historische topografische kaarten. In de literatuurstudie zijn zowel wetenschappelijke publicaties gebruikt als lokale gedenkboeken en gepubliceerde geschriften van direct betrokkenen vóór en tijdens de verveningen. De primaire bronnen bestonden voornamelijk uit de plannen van aanleg, akten van markescheidingen, overeenkomsten tussen partijen en directieverslagen en -brieven etc. zoals aanwezig in het Drents Archief en het archief van het waterschap Hunze en Aa’s. . De waterstaatkundige en sociaal-economische geschiedenis is een vruchtbare bron gebleken voor de reconstructie van de gang van zaken bij de kanaalaanleg en vroegere Drentse verveningen, de reglementering en besluitvorming bij waterschappen tijdens de vervening en inzicht in de technische kant van het water(peil)beheer. Ook hier vond de analyse plaats door middel van een combinatie van literatuurstudie, het gebruik van primaire bronnen uit zowel het Drents Archief als het Archief van het Waterschap Hunze en Aa’s en het gebruik van waterschapskaarten, al dan niet in combinatie met de gemaakte reconstructiekaarten.

De bronnen en methoden uit de toponymie zijn vooral gebruikt ter ondersteuning van de andere methoden. Vooral bij de bepaling van het belang van bepaalde watergangen en de afbakening van eigendommen (veenkoloniën) is gebruik gemaakt van de naamkunde.

Onderzoeksopzet

De opzet van deze scriptie sluit aan op de hiervoor geformuleerde twee thema’s. Deze scriptie omvat vier hoofdstukken waarvan het eerste deze inleiding is. Het tweede hoofdstuk richt zich op de prelude, het landschap in de periode vóór de verveningen. Vervolgens staat in het derde hoofdstuk de transformatieperiode naar het veenkoloniale

41

Hoofdstuk 2

In document Van veen naar veenkoloniën (pagina 37-41)