• No results found

1867 bij acte scheiding Barger Oosterveen

In document Van veen naar veenkoloniën (pagina 118-126)

Naam eerste persoon op de lijst Woonplaats Aantal personen Gerechtigheid

1. Klaas Ensink Noordbarge 4 97 19/28

2. Van Holthe tot Echten groep Echten 18 64

3. Anne Willem Van Holthe tot Echten Assen 1 64

4. Jan Zegers Hadders Westenesch 2 42

5. Lucas Oldenhuis Gratema Assen 3 32

6. Jantien Haasken wed. Hendrik Hadders Zuidbarge 5 32

7. Jan Sikken Weerdinge 4 26

8. Harm Rabbers (erven Lucas) Zuidbarge 7 24

9. Jan Albert Willinge Gratema Assen 1 23 18/100

10. Jacob Knegtering Zuidbarge 3 22

woonplaats = woonplaats eerste persoon van de groep

aantal personen = aantal mensen dat tot de groep behoort die gerechtigd is in het genoemde aantal koeweiden.

119 Omdat in de eerste instantie slechts duidelijkheid was over de kanaalontsluiting van

het westelijke venen van de marke werd ook eerst alleen dit gedeelte, voortaan Barger-Westerveen genoemd, gescheiden en verdeeld.86

Ter voorbereiding van deze scheiding en plan van aanleg werd een ‘commissie van

verdeeling’ samengesteld. Commissieleden voor het Barger-Westerveen waren de

burgemeester van Emmen mr. Lucas Oldenhuis Tonckens en verder Hendrikus Haasken, Klaas Ensink en Harmannus Folkerus Gosselaar.87 Zowel Ensink als Gosselaar waren door hun huwelijk in Noordbarge terecht gekomen. De commissie werd bijgestaan door de landmeter Jan Rigterink uit Oosterhesselen.88

De scheiding en verdeling van het Barger-Westerveen vond plaats op 26 mei 1861 en bestond uit een aantal stappen.89 De eerste stap was de vaststelling van de personen en de omvang van hun eigendomsrechten uitgedrukt in koeweiden. Vervolgens werden de gerechtigden samengevoegd tot 32 koeweiden ofwel één waardeel. Zo werden alle gerechtigden van de 800 koeweides samengevoegd tot 25 groepen. Iedere groep vertegenwoordigde dus één waardeel (afb. 3.25).

86 Stichting 400 jaar veenkoloniën, 2011, pag. 62. Al eerder, in 1856, was het gebied rond Nieuw-Dordrecht gescheiden en verdeeld. De pleistocene ondergrond was hier te hoog en het veen te dun om systematisch te vervenen door middel van wijken. Dit gebied is kleinschalig ontgonnen door voornamelijk knechten van de Barger boeren. Zie hiervoor ook Brands, 1994, pag. 26.

87 www.noordbarge.info/historische commissie_nieuwsbrief_2009-4.htm. Gosselaar trouwde op 3 april 1861 met Margien Haasken, enig erfgenaam van Willem Haasken en Aaltien Sikken. 88 https://www.dorpshistorie.nl/inleiding.pdf. Volgens deze site was Rigterink ook de tekenaar van het plan van veenaanleg.

89 DA: tg 0574, Marke van Noord- en Zuidbarge, inv. nr. 10, Akte van scheiding van het westelijke gedeelte der veenmarkte van Noord- en Zuidbarge en een gedeelte van het Oosterveen dier markte.

Afb. 3.25 Eerste pagina uit de acte van scheiding met zes (groepen van) gerechtigden samengevoegd tot 32 koeweiden of één waardeel. Eén waardeel is een vol lot.

120

Blauwe lijn = kanaal-lijn

Stippellijn = grens Barger-Westerveen Wit = buiten verde-ling gebleven of afgestaan aan DKM

Afb. 3.28 Spreiding van de veenplaat-sen over alle 25 (groepen) gerechtigden. Iedere (groep) gerechtigden heeft een andere kleur. Indien een gerechtigde meerdere hele waardelen had, heeft deze dezelfde kleur gekregen.

Afb. 3.27 Spreiding van de veenplaat-sen van gerechtigde nummer drie, Jan Zegers Hadders (zie afb. 3.25) die lotnummer vier had getrokken (zie afb. 3.26).

Blauwe lijn = kanaal-lijn

Stippellijn = grens Barger-Westerveen

121 Wanneer de lijst met gerechtigden voor de scheiding en verdeling van het

Barger-Westerveen in 1861 wordt vergeleken met die van de officiële lijst uit 1857 dan blijkt dat ‘externen’ een belangrijke positie als gerechtigden in de marke hadden verworven (tabel 3.5). Hiertoe behoorden onder andere de DVMKM, bestuursleden van de DKM en enkele Drentse bestuurders.

Opmerkelijk is dat Klaas Ensink wel in de voorbereidingscommissie zat, op de lijst uit 1857 een grote gerechtigde was maar niet als gerechtigde in de acte van scheiding werd genoemd.90

In de volgende stap werd het hele veengebied opgesplitst in 25 groepen veenpercelen, ‘loten’ genoemd (afb. 3.26).91 Ze werden namelijk verloot onder de 25 groepen

gerechtigden. Uitgangspunt hierbij was dat ieder lot een gelijke economische waarde had. Bij het Barger-Westerveen was de omvang van de veenplaats en de verspreiding over het gebied bepalend (afb. 3.27). Het resultaat van deze wijze van scheiding en verdeling was dat iedereen wel veen kreeg van gelijke waarde maar dat tegelijkertijd het eigendom van iemand ook enorm verspreid lag (afb. 3.28). Na de verdeling van het Barger-Westerveen kon het gebied worden verveend.

90 Zie ook intermezzo op pag. 69 van hoofdstuk 2. Mogelijk heeft Hiddingh als vertegenwoordiger opgetreden. Hiddingh was ook één van de vier kopers van het Barger Compascuum. Ten tijde van deze aankoop in 1860 was hij voor slechts twee koeweiden gerechtigd in de marke, aanzienlijk minder dan tijdens de scheiding een jaar later. Hiddingh was geboren in Zuid-Afrika en was als advocaat afgestudeerd aan de RUG. De familie Hiddingh was oorspronkelijk een oud en voornaam eigenerfd geslacht uit Rolde. Zie ook Spek, 2004, pag. 317.

91 De verdeling bestond dus uit een verdeling van veenplaatsen. Reden waarom de verdeling ook gepaard ging met een plan van aanleg.

Afb. 3.26 Perceels-verdeling d.m.v. loting. Achter het lot-nummer staat tussen haakjes het nummer uit de lijst der gerech-tigden.

122

Afb. 3.29 Buiten de verdeling van het Barger-Oosterveen gebleven in verband met het conflict over de kanaalrichtingen.

Zwarte stippellijn = grens Barger-Oosterveen

Afb. 3.30 Spreiding veenplaatsen van lot-nummer één volgens de acte van scheiding van het Barger-Oosterveen uit 1867.

Bij de verdeling werd rekening gehouden met het boekweitgebruik.

123 De scheiding en verdeling van het Barger-Oosterveen werd onderdeel van het conflict

over de kanaalrichtingen. Deze scheiding en verdeling vond al in 1867 plaats.92 Door het conflict tussen de DKM en DVMKM stond op dat moment het tijdstip van de ontsluiting en dus vervening van het Barger-Oosterveen nog lang niet vast. Eén van de redenen om toch over te gaan tot verdeling was dat hiermee ook het plan van aanleg werd vastgesteld. En het plan van aanleg had weer een kanaalrichting als uitgangspunt. Door over te gaan tot scheiding probeerden de groep rondom Van Holthe tot Echten zo de kanaalrichting te beïnvloeden.

Tijdens de markevergadering van 19 juni 1866 was bij meerderheid besloten om over te gaan tot deze scheiding. Er werd een voorbereidingscommissie samengesteld. Deze bestond uit Anne Willem Van Holthe tot Echten, Lucas Oldenhuis Tonckens, Klaas Ensink, Hendrik Sirpius Gratema en de landmeter Jan Rigterink.93 Dit leidde tot een heftig protest van de zijde van DVMKM. Volgens DVMKM was er door de benoeming van Van Holthe tot Echten, Gratema en Tonckens geen sprake van een onpartijdig standpunt over de kanaalrichting.94 De DVMKM had echter met 7 ½ koeweide een zeer beperkt stemrecht. Bovendien hadden medestanders van Van Holthe tot Echten en ook Anne Willem zelf wederom een groter aandeel in de marke verworven (zie tabel 3.5). Zij hadden ruim een kwart van de koeweides in handen en waren daarmee in een paar jaar tijd een machtige groep binnen de marke geworden.95

Ondanks de protesten van DVMKM werd het Barger-Oosterveen op vijf november 1867 gescheiden en verdeeld.96 Buiten de scheiding en verdeling bleven twee kanaalrichtingen “Om de noodige ruimte te hebben voor kanalisatie der onderwerpelijke veenen en

de verbinding tusschen kanalen”.97 Dit betekent dat theoretisch de keuze tussen de kanaalrichtingen nog open bleef, maar dat Van Holthe tot Echten c.s. zich hadden verzekerd van een noordoostelijke lijn voor een watergang (afb. 3.29).

De scheiding en verdeling vond op dezelfde wijze plaats als van het Barger-Westerveen met één verschil. Bij het maken van de 25 loten werd ook rekening gehouden met het gebruik van het veen voor de boekweitteelt (afb. 3.30). Het resultaat was een vergelijkbaar versnipperd eigendom van het veen (afb. 3.31). In tegenstelling tot het Barger-Westerveen zou het hier nog decennia duren voordat de vervening en de uitvoering van het plan van aanleg van start kon gaan.

92 DA: tg 0794, Maatschappij Klazienaveen, inv. nr. 10264, Veenaanleg en indeeling van het oostelijke gedeelte der markte van Noord- en Zuidbarge.

93 DA: tg 0208, Archief DVMKM, inv. nr. 405, Memorie van het bestuur van het Oranjekanaal aan de markgenoten van Noord- en Zuidbarge, ter zake van het plan van veenaanleg en verdeeling der marke.

94 DA: tg 0794, inv. nr. 405. In deze memorie beklaagde de directie zich over het feit dat de

voorstanders van de belangen van de DKM óf niet op de markevergadering waren verschenen óf de vergadering werd verdaagd op het moment dat de directie van DVMKM aanwezig was.

95 DA: tg0208, inv. nr. 10264. Hierbij zijn alleen ‘externen’ meegenomen en geen eventuele medestanders binnen de marke die in de dorpen zelf woonden. Zo was commissielid Klaas Ensink al voor ruim 12%-punt gerechtigd in de marke.

96 DA: tg 0208, inv. nr. 10264. Op die dag werd ook het nog resterende ongescheiden zandgedeelte verdeeld.

124

Afb. 3.31 Spreiding van de veenplaatsen over alle 25 (groepen) gerechtigden. Iedere (groep) gerechtigden heeft een andere kleur. In-dien een gerechtigde meer-dere hele waardelen had, heeft deze dezelfde kleur gekregen.

Stippellijn = grens Barger-Oosterveen. Het noordelijk ge-legen deel is i.v.m. de ruimte er los naast geplaatst. Zie voor exacte ligging afb. 3.19. Wit = buiten verdeling geble-ven.

Afb. 3.32 Veenplaatsen in het Barger-Oosterveen die rond 1890 in bezit waren van de Firma W.A. Scholten.

125 Het aantal eigendomsoverdrachten was na de scheiding en tijdens de vervening groot.98 Zo

werden in het Barger-Oosterveen al veel veenplaatsen verkocht voordat de vervening op gang kwam. Eén van de redenen was het grote tijdsverschil tussen scheiding en vervening. Daarnaast wilden veel families wellicht gewoon af van hun (versnipperd) veenbezit. Het gevolg was dat de firma W.A. Scholten rond 1890, het jaar waarin de concessie voor vervening werd verleend, al grootgrondbezitter in het Barger-Oosterveen was geworden (afb. 3.32).99 Dit betekent dat in het Barger-Oosterveen vóór de vervening al sprake was van een sterke concentratie van het veenbezit. In andere veengebieden, zoals het Barger-Compascuum, vond juist weer een versnippering van het aantal eigenaren plaats

(afb. 3.33). 100

98 Een inventarisatie van al deze overdrachten valt buiten de scope van deze scriptie. In paragraaf 3.4 zal blijken dat al deze eigendomsoverdrachten weinig van invloed zijn geweest op de uiteindelijke inrichtingsstructuur. Daarom wordt hier volstaan met enkele indicaties.

99 Dit was dezelfde firma W.A. Scholten die in 1874 al het Smeulveen had gekocht.

100 Visscher, 1997, geeft in zijn boek een genealogisch en biografisch overzicht van Overijsselse, Groningse, Friese en Drentse families die actief waren in de vervening in Zuidoost-Drenthe.

126

Tabel 3.6 Overzicht tijdspad belangrijkste vergunningen en overeenkomsten

In document Van veen naar veenkoloniën (pagina 118-126)