• No results found

Afbakening van het onderzoek

In document Van veen naar veenkoloniën (pagina 29-34)

1.4 Afbakening van het onderzoek

Geografische afbakening

Deze scriptie is gericht op de Bargervenen. Hiermee wordt het veengebied bedoeld dat binnen de grenzen van de voormalige marke van Noord- en Zuidbarge lag (afb. 1.16 op de volgende pagina). Voor de leesbaarheid wordt in deze studie niet gesproken over ‘de venen van de marke van Noord- en Zuidbarge’ maar over de Bargervenen. De Bargervenen maakten zoals gezegd deel uit van het voormalige uitgestrekte Bourtangerveen. In het Bourtangerveen waren de territoriale grenzen oorspronkelijk niet vastgelegd en sommige gebieden waren dan ook in gemeenschappelijk gebruik van verschillende marken. Met de grenzen van de marke van Noord- en Zuidbarge worden dan ook de grenzen bedoeld zoals die officieel zijn vastgesteld vlak voordat het gebied in vervening kwam.

Gekozen is voor de Bargervenen omdat het Pleistoceen reliëf en veenreliëf daar sterk varieerde. In de omgeving van de Hondsrug waren de Pleistocene reliëfverschillen groot, terwijl verder oostwaarts het reliëf relatief vlak was en nog is. Op deze manier was het mogelijk om veenkoloniën te vergelijken op basis van verschillen in reliëf. Daarnaast is om praktische redenen gekozen voor de Bargervenen. De meeste topografische kaarten en veel gedenkboeken waren namelijk al in het bezit van de auteur.

Thematische afbakening

In lijn met het conceptueel model is de thematische afbakening tweeledig. Aan de ene kant staat het fysieke landschap centraal. Dit betekent dat eerst de karakteristieken van dit natuurlijke veenlandschap en dan in het bijzonder het ontstaan van het Pleistocene reliëf en de stratigrafie van het veen thema zijn van het onderzoek. Kennis van deze karakteristieken is immers een voorwaarde om hun invloed op de ruimtelijke hoofdstructuur te kunnen bepalen. Vervolgens wordt door middel van een GIS-georiënteerde benadering de invloed van het Pleistoceen reliëf en de morfologie van het veen op de ruimtelijke hoofdstructuur vóór de verveningen, de inhoud van de plannen van aanleg én de ruimtelijke uitleg tijdens de verveningen geanalyseerd.

30 Klazienaveen Zwartemeer Barger-Compas-cuum Den Oever Zuid Barge Noord Barge Angelslo Erica Nieuw-Amsterdam Barger-Oos-terveen Weiteveen Amsterdam-scheveld Klaziena-veen-Noord Nieuw-Dordrecht Oranjedorp

Afb. 1.16 Het onderzoeksgebied: de voormalige marke van Noord- en Zuidbarge geprojecteerd op de topografische kaart van 2013.

Rode stippellijn = de grens van de voormalige marke van Noord- en Zuidbarge. De westgrens is de Sleenerstroom, waarvan de loop is rechtgetrokken en verlegd. De oostgrens is de grens met Duitsland.

Zwarte stippellijn = de gereconstrueerde grens van het veen op basis van de Hottingeratlas 1773 - 1794. Schuin geschreven namen = dorpen en gehuchten die deel uitmaakten van de marke van Noord- en Zuidbarge.

Overige namen = dorpen en gehuchten die zijn ontstaan vlak vóór of tijdens de vervening van de Bargervenen.

31 Aan de andere kant zijn de sociaal-maatschappelijke karakteristieken en

krachtenverhoudingen vóór en tijdens de verveningen thema van het onderzoek. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de bezits- en gebruiksrechten van verschillende partijen en de wijze waarop zij (bestuurlijk) zijn georganiseerd. De reden voor deze thematische keuze is dat het veen vóór de verveningen in gemeenschappelijk bezit van de marke was, maar tijdens de vervening particulier bezit was. Specifieke onderzoeksthema’s zijn dan ook de organisatie van en bezitsverhoudingen binnen de marke in de periode vóór de verveningen en de overdracht, inclusief bijbehorende organisatie, van het veenbezit vóór en tijdens de verveningen. Speciale aandacht wordt hierbij gegeven aan de invloed van (wijzigingen in) het veenbezit op de inhoud van de plannen van aanleg en de ruimtelijke uitleg tijdens de vervening.

Chronologische afbakening

De consequentie van de gemaakte thematische afbakening is dat de scriptie chronologisch uit twee delen bestaat, namelijk de periode vóór de verveningen en de periode waarin de transformatie naar het veenkoloniale landschap plaatsvond.

Bij de analyse van de periode vóór de verveningen wordt chronologisch een onderscheid gemaakt tussen het natuurlijke landschap en het sociaal-maatschappelijk landschap. Omdat het Hunzedal en de Hondsrug zijn ontstaan in het Pleistoceen en het veen is gevormd in het Holoceen zijn deze periodes onderwerp van het onderzoek naar het natuurlijk veenlandschap.

De analyse van de bezits- en gebruiksrechten en organisatie van de marke vindt plaats vanaf de Middeleeuwen om de eenvoudige reden dat de meeste marken en zo ook de marke van Noord- en Zuidbarge in die periode zijn ontstaan.

Het einde van de periode vóór de verveningen is gesteld op circa 1850. Rond dat jaar zagen namelijk de eerste concrete plannen het licht om de Bargervenen ten behoeve van de turfwinning te ontsluiten.

Het tweede deel betreft de transformatieperiode naar het veenkoloniale landschap vanaf 1847 tot circa 1950. Zoals gezegd werden rond 1850, meer specifiek in 1847, de eerste concrete plannen voor de ontsluiting van de Bargervenen bekend. Als eindjaar is gekozen voor circa 1950 omdat de ruimtelijke uitleg van de plannen van aanleg, dus hoofdstructuur van het veenkoloniale landschap grotendeels herkenbaar was.64 Daarnaast vonden er vanaf 1950 aanzienlijke landschappelijke veranderingen plaats in het gebied. Zo ging de oorspronkelijke afwateringsstructuur sinds die tijd op de schop, breidden de dorpen sterk uit en kwamen de glastuinbouw en grootschalige industrie op. Ondanks deze keuze voor het jaar 1950 zal in enkele situaties ook de periode erna in de analyse worden betrokken. Dit betreft vooral het Amsterdamsche Veld, dat in de jaren vijftig nog volop in vervening was en waarvan de ruimtelijke uitleg van het plan van aanleg pas later is gerealiseerd.

Begripsafbakening

In deze scriptie passeren de begrippen plan van aanleg en veenkolonie regelmatig de revue. Een plan van aanleg is een vóór de vervening gemaakt ontwerp van de ruimtelijke opbouw van een veenkolonie. Het plan van aanleg bestond uit zowel een kaart als een beschrijving van het ontwerp van de ruimtelijke hoofdstructuur van een bepaald begrensd gebied (afb. 1.17). In de primaire bronnen wordt het plan van aanleg op verschillende manieren aangeduid. Zo wordt naast de term plan van aanleg ook gesproken over het plan

van veenaanleg, verveningsplan of plan van veenaanleg en indeeling. In deze scriptie zijn

al deze verschillende termen samengevat in de term ‘plan van aanleg’.

64 De Bargervenen waren rond 1950 nog gedeeltelijk in vervening. Echter, de voorbereidingen zoals het graven van greppels e.d. waren al zo ver gevorderd dat de landschappelijke structuur zowel op topografische kaarten als waarschijnlijk in het veld zichtbaar was.

32

Afb. 1.17 Voorplaat van de publicatie met het plan van aanleg van het Barger-Oosterveen uit 1867.

Zie ook kaart op de volgen-de pagina. In sommige situaties zijn er meerdere plannen van aanleg en meerdere kaarten van een bepaald gebied gemaakt. Indien hier van plan van aanleg wordt gesproken dan wordt dat plan bedoeld dat uiteindelijk is gerealiseerd.

Van het Amsterdamsche Veld is in de geraadpleegde archieven alleen de kaart van het plan van aanleg gevonden. Dit betekent dat zaken die alleen in de bijbehorende beschrijving werden verwoord, zoals de algemene bepalingen waarin de breedte van de (hoofd)wijken werd omschreven, onbekend zijn gebleven.

Over de definitie van het begrip veenkolonie zijn volgens Stol de Nederlandse geografen het nooit eens geworden.65 Dit in tegenstelling tot andere belangrijke begrippen uit de Nederlandse ontginningsgeschiedenis zoals diverse soorten polders. Volgens Stol geeft Heslinga de meest uitgewerkte omschrijving: Veenkolonie noemt men een nederzetting

ontstaan bij de stelselmatige commerciële vervening van onbewoonde veenstreken door daarvoor in het leven geroepen vennootschappen e.a. sinds het midden van de 16e eeuw. De term wordt in bijzonder gebruikt voor dorpen die zijn ontstaan na de afgraving van hoogveencomplexen.66 Volgens Stol is deze definitie nog te beperkt omdat er in bepaalde gebieden al voor het midden van de 16e eeuw commerciële vervening plaatsvond.

65 Stol, 1992, pag. 17.

33 Afb. 1.17 Kaart bij het plan van aanleg van het Barger-Oosterveen uit 1867. Zie ook de voorplaat

van de publicatie van het plan van aanleg op de vorige pagina.

Daarnaast vonden niet alle commerciële verveningen plaats door middel van de organisatie in de vorm van vennootschappen. Vooral bij dit laatste sluiten wij ons aan omdat ook in de Bargervenen meerdere organisatievormen naast elkaar bestonden.

Stol geeft de voorkeur aan de volgende omschrijving: Een veenkolonie is een nederzetting

waarvan de ruimtelijke hoofdstructuur ten behoeve van de commerciële turfwinning is aangelegd. Naar onze mening is ook deze omschrijving nog te beperkt. De ruimtelijke

hoofdstructuur zoals vastgelegd in de plannen van aanleg betreft immers niet alleen een nederzetting maar een heel gebied. In deze scriptie wordt met de term veenkolonie de ruimtelijke eenheid bedoeld waarvan de grenzen en de ruimtelijke hoofdstructuur zijn vastgelegd in het plan van aanleg. De ruimtelijke eenheid is dus niet alleen de nederzetting maar een gebied. De grenzen van een veenkolonie waren tegelijkertijd ook eigendomsgrenzen. Dit kon een gezamenlijk eigendom zijn. In dat geval verenigden

34

de verschillende eigenaren zich tijdens de vervening organisatorisch in een veen- of waterschap. Een veenkolonie kon ook in eigendom zijn van één partij, bijvoorbeeld een firma of BV. Die (groep) eigenaren die de veenkolonie bij aanvang van de vervening in bezit hadden, maakten ook het plan van aanleg.

Al met al heeft de term veenkolonie zowel een natuurlijke component, namelijk veen dat aanwezig was vóór de turfwinning, als een sociaal-maatschappelijke component, namelijk kolonie: een door de mens ten behoeve van de vervening ontworpen en tijdens de vervening gerealiseerde ruimtelijke hoofdstructuur van een begrensd gebied. In die zin sluit de term goed aan bij ons conceptueel model.

In de Bargervenen zijn zes veenkoloniën ontstaan te weten het Westerveen, Barger-Oosterveen, Barger-Compascuum, Barger-Oosterveen, Smeulveen en Amsterdamsche Veld.67 1.5 Probleemstelling, onderzoeksthema’s en -vragen.

Op basis van het voorgaande kan de volgende probleemstelling worden geformuleerd: Het onderzoek naar het veenkoloniale landschap van de Bargervenen heeft tot nu toe te weinig oog gehad voor de invloed van de fysisch-geografische en historische bezits- en gebruiksrechtelijke factoren op de ruimtelijke hoofdstructuur vóór de verveningen, de inhoud van de plannen van aanleg én de ruimtelijke uitleg tijdens de verveningen. Het conceptueel model, de afbakening en de bovenstaande probleemstelling hebben tot de volgende centrale vraagstelling geleid:

Welke landschappelijke ontwikkeling maakten de Bargervenen in Zuidoost-Drenthe in de eeuwen vóór de aanvang van en tijdens de periode van vervening (1847 – 1950) precies door? En welke sturende invloed hebben fysisch-geografische en bezits- en gebruiksrechtelijke factoren daarbij gehad?

Het onderzoek in deze scriptie heeft zowel een historisch als geografisch karakter. Zoals eerder gezegd betekent dit dat niet alleen de vervening en het veenkoloniale landschap zelf aan bod komen maar ook het natuurlijke landschap én cultuurlandschap in de periode vóór de verveningen. Dit heeft ertoe geleid dat deze scriptie twee thema’s heeft.

1. Het landschap vóór de verveningen;

2. De transformatie naar het veenkoloniale landschap.

De twee thema’s zijn onderverdeeld in deelthema’s met bijbehorende onderzoeksvragen. Deze zijn als volgt:

In document Van veen naar veenkoloniën (pagina 29-34)