• No results found

Met een aanhanger achter het leven 6. 46/48

In document Vooys. Jaargang 26 · dbnl (pagina 177-181)

In de rubriek Uit de Kast! krijgen gerenommeerde personen uit de wereld der letteren de gelegenheid om hun passie voor een werk uit hun eigen boekenkast over te brengen. In deze aflevering weigert Vincent Crone, docent-onderzoeker Televisiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht, zijn favoriete boek prijs te geven, om uiteindelijk toch een verrassende titel op de proppen te komen.

Het gaat niemand wat aan wat mijn lievelingsboek is. Sterker nog, ik vind het een nogal impertinente vraag. Zoals ik het ook gênant vind om bij iemand thuis te komen en zomaar in de boekenkast te kunnen kijken. Potentiële vriendschappen kunnen stuklopen op een boekenplank met Conny Palmen of een exemplaar van het spirituele zelfhulpboek De Celestijnse belofte, met werkschrift! Op Koninginnedag of op een rommelmarkt is het nog erger. Het kan zomaar voorkomen dat je een moeder met kind achter een kraam ziet staan met titels als Praten met je partner: Voor liefde kun

je kiezen en daarnaast ligt dan Als de zin in seks niet gelijk is. Je wilt dan wel vragen

of het geholpen heeft, maar je weet het antwoord al als je in dezelfde stapel Weg bij

hem, terug bij jezelf en Het gelukkige eenoudergezin tegenkomt.

Mijn boekenkast is om deze reden uiterst zorgvuldig gesorteerd. Er staan alleen boeken in waarvoor ik mij niet schaam dat ik ze heb gelezen of waarop ik heel trots zou zijn als ik ze daadwerkelijk gelezen zou hebben. Prachtige uitgaven uit de Russische bibliotheek van Van Oorschot van onder meer Oorlog en vrede van Tolstoj en Misdaad en straf van Dostojevski staan daar dag in, dag uit ongelezen te zijn. Dat ik deze boeken niet gelezen heb weerhoudt mij er echter niet van om ze met veel vuur aan te raden bij mijn gasten. Ik hoor mij dan zeggen: ‘Heb je dat niet gelezen? Nou...’ (uitgesproken met een mengeling van verbazing en verontwaardiging) ‘dat meen je niet. Je moet dit echt gelezen hebben.’ Bij deze woorden druk ik ze de boeken in de hand als verheffer van de onbelezene. Als ik mijn boeken na enkele weken weer terugkrijg en ze zijn nog steeds ongelezen, schud ik meewarig mijn hoofd: ‘Echt heel jammer dat je er niet doorheen komt. Het is natuurlijk niet een boek dat je zomaar voor het slapen gaan kan gaan lezen. Je moet er echt voor gaan zitten. Zonde. Snap je het niet of ben je gewoon te lui om er wat energie in te steken?’ Ik weet het. Het is niet heel aardig, maar soms moet je hard zijn voor je vrienden en het doet mij nog veel meer verdriet om het te moeten zeggen.

Met de jaren word je bedreven in het volhouden dat je zeer belezen bent. Zo is het raadzaam om een paar losse opmerkingen paraat te hebben waarmee je de suggestie kan wekken dat je weet waar je het over hebt, bijvoorbeeld over de Nederlandse literatuur. Het doet het altijd goed te zeggen dat de Nederlandse literatuur internationaal eigenlijk niet

zoveel voorstelt. Daarbij kan je je dan hardop afvragen of de Nederlandse letteren niet steviger verankerd zouden moeten zijn in de eigen tijd. Hier kan niemand het echt mee oneens zijn, maar het klinkt goed. Als je in je rol bent gegroeid als literatuurkenner kan je nog zeggen: ‘Waarom is er geen aansprekende roman verschenen over de moord op Van Gogh of Fortuyn?’ Een antwoord is overbodig. Mismoedig kan je dan nog wel opmerken dat de hoofdpersoon in Nederlandse boeken wel heel erg vaak een sukkel is. Een mislukkeling die door toeval, onzekerheid en miscommunicatie het maar zwaar heeft. Tegenwerpingen kan je op twee manieren pareren: ‘Ach, dat is toch ook een sukkel.’ Het is namelijk heel moeilijk om aan te tonen dat iemand geen sukkel is. Helden zijn immers ook sukkels, omdat ze een held willen zijn. Of je zegt: ‘Nou, dat is er één. De uitzondering die de regel bevestigt.’

Nu kan het zijn dat je toch door de mand valt. Bijvoorbeeld omdat je boeken er wel erg ongelezen uitzien. Daarom is het ook aan te bevelen om tweedehands boeken te kopen of paperbacks die je een paar keer flink doorbuigt waardoor er een duidelijke vouw in de rug van het boek te zien is. Laat echter nooit een boekenlegger op pagina 12 van je boek zitten. Mocht dit allemaal niet helpen dan ben je als vrouw verloren, mannen kunnen nog roepen: ‘Fictie is iets voor pubers en vrouwen.’ Want, zo stelde Bril, ‘als je ouder wordt, ga je echte boeken lezen: boeken waar je iets van opsteekt.’ Deze stelling van Bril roept twee vragen op: steek je iets op van fictie? En waarom zouden vrouwen als ze ouder worden niets willen leren? Feit is dat vrouwen meer literaire boeken kopen en lezen dan mannen. De leestijd van vrouwen (1,7 uur per week) ligt zelfs tachtig procent hoger dan die van mannen (0,9 uur). Meer kan ik daar niet over zeggen. Wat ik uit eigen ervaring wel weet, is dat het lezen van literatuur in mijn puberteit ervoor gezorgd heeft dat ik een sterk verhoogde kans heb op een vroegtijdige dood.

Het is misgegaan toen ik als puber dichter wilde worden, of eigenlijk, ik wilde graag dichter zijn. Het leek me wel wat om met zwarte coltrui en een moeilijke bril in een café te zitten en dat iedereen zou denken: ‘Kijk nou, daar zit die dichter.’ Gedichten schrijven deed ik niet, dat was bijzaak. Ik las wel gedichten. En dan vooral gedichten waarvan ik dacht dat ik ze ook zelf geschreven kon hebben; hoefde ik dat niet meer te doen. Mijn eerste dichtbundel waaruit ik veelal ongevraagd citeerde, alsof het mijn eigen gedichten waren, heb ik gestolen uit de bibliotheek van mijn middelbare school. Het was een zwart boekje. Op de omslag stond een wit bord met daarop twee kroketten op een bedje van sla omringd door schijfjes tomaat en ei. Dat ik enkele gedichten uit mijn hoofd kon opzeggen had meer te maken met de lengte van het dichtwerk dan met mijn geheugen. Met een serieus gezicht en een gedragen stem reciteerde ik: Als de Chinezen / niet zo goed konden kezen / dan zouden er niet zoveel Chinezen wezen' en ‘De kroketten in het restaurant / zijn aan de kleine kant.’ Dat was het. Meer niet. Het was vooral belangrijk om ook daarna je gezicht in de plooi te houden en de toehoorders diep in de ogen te kijken, hopende op een

keer aan herinnerd en dat allemaal door één gedicht:

Een paar verschillen en een paar overeenkomsten Donkerblauw:

een Frans pakje Gauloises. Lichtblauw:

een Nederlands pakje Gauloises. De Franse Gauloise is losser gestopt, maar pittiger dan de Nederlandse. Trek een Franse Gauloise uit een pakje en je leest meteen: Gauloise.

Trek een Nederlandse Gauloise uit een pakje.

even wachten tot onderaan. Gauloise staat op iedere sigaret, Gauloises op de beide pakjes.

Na het lezen van dit gedicht restte mij nog maar één keuze en inmiddels rook ik alweer vijftien jaar lang Gauloises. En dan zijn er nog steeds mensen die zeggen dat televisie slecht voor je is. Toch is er een boek dat, om Reve te parafraseren, alle andere boeken overbodig maakt, op de Bijbel en het telefoonboek na, al heeft het een nogal new age-achtige titel: Het beste boek voor de weg. Ik moet het als kind voor het eerst ter hand hebben genomen op één van die lange autoritten naar Zuid-Frankrijk. Zoals alle echt belangrijke boeken staat er geen auteur op de kaft en heeft het een monumentale dikte. De hoofdstuktitels kondigen ware levenslessen aan zoals ‘Herkennen wat u onderweg ontmoet...’ en ‘Hoe u zelf bij pech te helpen’, en als je auto(rijden) vervangt door leven wordt het boek nog mooier: ‘Bewust leven’; ‘Met uw leven naar de bergen’; ‘Met een aanhanger achter het leven’; ‘Met kinderen in uw leven’; ‘Het ABC van uw leven’ en ‘U, uw leven en de wet’. Het is uitgegeven door de ANWB en Reader's Digest en helaas alleen nog antiquarisch te verkrijgen.

7.

In document Vooys. Jaargang 26 · dbnl (pagina 177-181)