• No results found

3. De tweede fase van de spuitomruil, 1985-

3.1. Medisch-wetenschappelijke literatuur

In een van deze publicaties, daterend van 21 juni 1986, wordt door de auteurs Ernst Buning, Roel Coutinho en verschillende anderen uiteen gezet hoe de HIV/AIDS-‐ epidemie in Amsterdam werd aangepakt. In het blad The Lancet aan het begin van de uitbraak94 stellen zij in een ingezonden brief: ‘Amsterdam has taken three measures to

prevent the spread of human immunodeficiency virus (HIV) among drug addicts – a publicity campaign; an exchange system for syringes and needles; and the distribution of condoms among addicted prostitutes.’95

In het artikel vertellen de auteurs over het idee achter het beleid dat op dat moment de boventoon voerde in de Amsterdamse hulpverlening. Het voorkomen van infectie door HIV/AIDS stond daarin voorop.

Hier kan gesproken worden van een directe inmenging van de hulpverlening in het dagelijks leven van de verslaafde: ‘Once in contact, we persuade the drug addict to stabilise his addiction and life- style‐ by regular methadone use and less involvement in illegal drugs by regular medical check- ups‐ (…)’. Bovendien diende de hulpverlening zich bezig te houden met de beschikbaarheid van woonruimte, financiële middelen en sociale contacten; activiteiten waarmee het HUK zich al eerder bezighield.96

De effectiviteit van deze aanpak is een terugkerend thema in de literatuur die van de hand van onder andere Coutinho, Buning en consorten in de loop der jaren is verschenen. In het artikel ‘The impact of the needle and syringe- exchange‐ programme in Amsterdam on injecting risk behaviour’ (1989) wordt door de auteurs (waaronder Roel Coutinho, Gerrit van Santen en Ernst Buning) gekeken naar de consequenties van participatie in de spuitomruilprogramma’s onder intraveneuze drugsgebruikers. Dat deden zij op basis van onderzoek onder 145 gebruikers.

94 Mooij, 220: In 1986 waren er onder de 136 AIDS-‐diagnoses ‘slechts’ 7 geïnfecteerd door intraveneus drugsgebruik. In de jaren daarna nam dat aantal gestaag toe tot, op het hoogtepunt, 74 van de 533.

95 E.C. Buning, R.A. Coutinho, G.H.A. van Brussel, G.W. van Santen, A.W. van Zadelhoff, ‘Preventing AIDS In Drug

Addicts in Amsterdam’ The Lancet (1986) 1435. 96 Ibidem.

Een van de conclusies was dat een intensievere aanpak, in navolging van Buning en Coutinho, een positieve uitkomst zou kunnen hebben: ‘(…) to optimize risk reduction, the exchange programme should be one part of a set of varied preventive measures aimed at a heterogenous IDU [intraveneuze drugsgebruikers] population.’97

In een ander artikel van de hand van Roel Coutinho, ‘Needle Exchange, Pragmatism, and Moralism’ (2000), is eenzelfde idee in een van de conclusies te zien. Coutinho beroept zich hier op de beschikbare data die door onderzoek is vergaard. Deze toonde dat de opzet van opzichzelfstaande spuitomruilprogramma’s inadequaat was in de aanpak van ‘injecting risk behavior’ oftewel risicovol intraveneus gebruik van drugs: ‘Drug users can change their risk behavior, but they do so only on an individual basis, if they are ready for it.’ In het artikel toont Coutinho zich vervolgens een voorstander van de implementatie van uitgebreide programma’s die op het gebied van medische zorg, sociale steun en methadonverstrekking, een waardevolle aanvulling op de spuitomruilprogramma’s waren. Hij pleitte daarmee in principe voor een ingrijpende en uitvoerige vorm van verslavingzorg meer dan vijftien jaar na de initiële uitbraak.98

Dat de gemeentelijke gezondheidsdienst in Amsterdam de effectiviteit van de ‘harm reduction’- aanpak‐ wilde meten en onderzoeken is al eerder aangegeven. In een artikel van de hand van onder andere Roel Coutinho, Hartgers en Erik van Ameijden (‘Needle Sharing and Participation in the Amsterdam Syringe Exchange Program Among HIV- Seronegative‐ Injecting Drug Users’) wordt dit anno 1992 eens te meer duidelijk. In de synopsis leggen de auteurs uit: ‘To enhance the prevention of human immunodeficiency virus infection, factors related to regular participation in the Amsterdam Syringe Exchange and the borrowing of syringes were studied in 131 HIV-‐ seronegative injecting drug users in a 1989-‐1990 survey.’99

De informatie die de auteurs hiertoe verzamelden stond in het teken van het onderzoek naar de beïnvloeding van gedrag. Vanaf 1986 namelijk bespeurden auteurs Van Ameijden en Coutinho in het artikel ‘Maximum impact of HIV prevention measures targeted at injecting drug users’ (1998) een verandering in drugsgebruik. Terugkijkend op het risicovolle intraveneuze gebruik werden zij geconfronteerd met een

97 Hartgers, Buning, Van Santen, Verster, Coutinho, ‘The impact of the needle and syringe-‐ exchange programme in Amsterdam on injecting risk behaviour’ (1989) 575- 576.‐

98 R. Coutinho, ‘Needle Exchange, Pragmatism, and Moralism’ American Journal of Public Health 9 (2000) 1387-‐

1388.

99 C. Hartgers, E.J.C. van Ameijden, J.A.R. van den Hoek, R.A. Coutinho, ‘The impact of harm reduction based treatment on HIV infection and mortality’ Public Health Reports 6 (1992) 675.

vermindering van ‘injecting risk behaviours’ (risicovol lenen en recyclen van spuiten) en afname van het aantal HIV- gevallen‐ onder gebruikers. De vraag was of dit het gevolg was van de ‘harm reduction’- maatregelen‐ die gericht waren op preventie.

Als vervolg op een ‘open cohort study’, een onderzoek dat door de GG&GD van 1985 tot 1992 de effectiviteit van het beleid onder participanten diende te onderzoeken, was bovendien het doel van het nieuwe onderzoek duidelijk. Coutinho en Van Ameijden stelden hierover: ‘For planning and evaluation of interventions it is important to gain insight into the time it can take before programmes have their maximum effect.’100

Kortom, om het beleid van preventie, voorlichting en beperking van risicovol gedrag te optimaliseren was uitgebreid onderzoek naar de effecten van ‘harm reduction’ een absolute vereiste.

In dat kader publiceerde Coutinho, drie jaar voor het onderzoek van 1998 al, een artikel in het tijdschrift American Journal of Public Health. In de tekst getiteld ‘Annotation: Needle Exchange Programs – Do They Work?’ biedt de toenmalige werknemer van de GG&GD Amsterdam een uiteenzetting van risico’s en voordelen van de opzet van spuitomruilsystemen. Coutinho: ‘The size of the risk ratios (…) in preventing viral hepatitis clearly strenghtens the case for syringe exchange programs.’101

Dat baseerde hij onder andere op basis van een soortgelijk onderzoek dat hij in 1998 gebruikte voor het artikel ‘Maximum impact of HIV prevention measures targeted at injecting drug users’. In deze ‘open cohort study’ werd een continue stroom van nieuwe participanten van 1986 tot 1997 onderzocht op gedrag en bloedwaarden.

Het is eenzelfde soort onderzoek waar het artikel ‘Injecting Risk Behavior among Drug Users in Amsterdam, 1986 to 1992, and its Relationship to AIDS Prevention Programs’ zich op baseert. Hierin wordt aangegeven dat de implementatie van onder andere een spuitomruilsysteem waarschijnlijk tot de eerder genoemde afname van het ‘injecting risk behavior’ vanaf 1986 leidde.102 Binnen deze tijdspanne nam een groep van

100 E.J.C. van Ameijden, R. Coutinho, ‘Maximum impact of HIV prevention measures targeted at injecting drug users’ AIDS 12 (1998) 626.

101 R. Coutinho, ‘Annotation: Needle Exchange Programs – Do They Work?’ American Journal of Public

Health

11 (1995) 1490-‐1491.

102 E.J.C. van Ameijden, A.R. van den Hoek, R. Coutinho, ‘Injecting Risk Behavior among Drug Users in Amsterdam, 1986 to 1992, and Its Relationship to AIDS Prevention Programs’ American Journal of Public

Health

1234 gebruikers deel waarvan gezien het volgende citaat een belangrijk deel van de persoonlijke gegevens werd bijgehouden:

‘Of the 879 IDU [intraveneuze drugsgebruikers], 42% were women, 65% were Dutch, 19% were German, and 91% were Caucasian. At the first selected visit, 88% were currently attending a methadon programme, 30% were HIV- po‐ sitive, mean age was 30.5 years (…) and mean time since first injection was 9.1 years (…). The main type of drug injected was heroin in 24%, cocaine in 12%, speedball in 56%, and other drugs in 7% (mainly amphetamines and methadone).’103