• No results found

IN de naam van de goedertiere en barmhartige God. Ik ben de wijste God. God! Daar

is niet meer dan een enig levendig en eeuwig God. Hy heeft het Boek, 't welk de waarheit begrijpt, en dat de schriften bevestigt, die voor hem gezonden waren, aan u gezonden. Hy heeft het oude Testament, en 't Euangelium, die te voren tot een geleide aan 't volk dienden, gezonden. Hy heeft d'Alkoran gezonden, die 't goet van 't quaat onderscheid. De genen, die niet in Gods Wet geloven, zullen zwarelijk gestraft worden. Hy is almachtig, en wreekzuchtig. Niets is voor hem verborgen, noch in de hemel, noch op aarde. Hy is 't, die u in de buik uwer moeders vormt, gelijk hem goetdunkt. Daar is geen God, dan d'almachtige en alwijze God. Hy zend aan u het Boek, welks geboden zeer nootzakelijk zijn: zy zijn d'oorsprong en grontvest van de Wet,

met malkander in zuiverheit gelijk, en zonder tegenspreking. De genen, die in hun hart neigen om van de waarheit af te wijken, volgen dikwijls hun neiging, die begerig naar oproer is, en om de verklaring van d'Alkoran te weten. Maar niemant, dan God, en de genen, die diep in geleertheit zijn, weten des zelfs verklaring. Zy zeggen: Wy geloven in God, alles koomt voort uit zijn goddelijke Wijsheit; niemant gedenkt 'er echter aan, dan de wijzen. Heer, doe onze harten niet afdwalen, na dat gy ons op de rechte weg gebracht hebt. Geef uw barmhartigheit aan ons; gy zijt zeer milt tegen uw schepselen. Heer, gy zult de werrelt in de dag des Oordeels vergaderen; in die dag zal 'er niets twijffelachtig wezen, in de welk gy niets tegen uw beloften zult doen, en daar in de rijkdommen en kinderen niet aan d'ongelovigen dienstig zullen wezen, dan om 't helsche vuur t'ontsteeken. 't Ongelovig geslacht van Farao, en de genen, die voor hem geweest zijn, hebben Gods Wet gelastert en verworpen, maar hy heeft hen in hun zonde verrascht; hy is streng in zijn straffingen. Zeg tot d'ongelovigen dat zy verwonnen zullen zijn, en in 't helsche vuur, dat voor hen bereid is, vergadert worden. Gy hebt een voorbeelt in de twee benden, die voor Gods eer gestreden hebben; zy zagen met hun

ogen d'ongelovigen ware gelovigen, en hen gelijk geworden. God versterkt met zijn hulp de geen, die hem goetdunkt; dit zal aan de genen, die een klaar gezicht hebben, tot een voorbeelt dienen. De liefde en begeerte tot vrouwen, kinderen, rijkdommen, overvloet van gout en zilver, van paerden, vee, en lantbouwerijen zijn den mannen aangenaam, zodanig zijn de rijkdommen van 't leven dezer werrelt; maar de zekerste toevlucht is in God. Zeg tot hen, ik zal u dingen boodschappen, die veel beter voor de genen zijn, de welken Gods vrees voor d'ogen hebben; zy zullen eeuwiglijk in 't Paradys blijven, daar veel vloeden stromen, met schone en zuivere vrouwen, en alderhande vermakelijkheden. God ziet de genen, die hem aanbidden, en zeggen, Heer! wy geloven in uw Wet; vergeef ons onze schulden; behoed ons van de pijnen des vuurs. De geduldigen, de volhardigen, de ware gelovigen, de gehoorzamen, de vromen, de genen, die aan God des uchtens vergiffenis verzoeken, d'Engelen, en de geleerden, die de gerechtigheit beminnen, getuigen dat 'er niet meer, dan een enig God is. De Wet der zaligheit is de Wet, die aan zijn goddelijke Majesteit aangenaam

+

Dit zijn de Christenen en de Joden. Bezie Gelaldyn.

is. Niemant onder de genen, die de geschreven Wet weten,+

spreekt deze waarheit tegen, dan uit nijt. De geen, die Gods

geboden niet gehoorzaamt, zal zijn goddelijke Majesteit zeer naau gezet vinden, om hem rekening te laten doen. Indien de bozen tegen u twistreedenen, zo zeg tot hen: Ik heb my geheel aan Gods wil overgegeven, met alle de genen, die my gevolgt zijn.

+

Dit zijn de Joden en Christenen.

Vraagt de genen, die de geschreve Wet weten,+

en niet weten, of zy aan God overgegeven zijn: indien zy zich aan hem overgeven, zo zullen zy de rechte weg volgen: maar indien zy afdwalen, zo zijt gy niet verplicht, dan hen te preken. God

+

Dit zijn d'Arabiers. Bezie Kitabel tenoir.

ziet alle de genen, die hem aanbidden. Boodschap droeve pijnen aan de genen,+

die zijn geboden verbergen, die de Profeten doden, en de genen, die gerechtigheit aan 't volk leren, mishandelen: de goede werken, die zy doen, zullen op aarde onnut zijn; en zy zullen in d'andere werrelt van bescherming berooft wezen. Ziet gy niet een deel der gener, die de geschreve Wet weten? hoe zy tot het lezen van Gods boek geroepen zijn, om met billijkheit de verschillen, die onder hen zijn, t'oordelen? Maar veel zijn tot hun zonde weêrgekeert: zy hebben de Schrift veracht, om dat zy zeiden: 't Vuur zal ons niet treffen, dan zeker getal van dagen. Zy hebben zich in hun lasteringen bedrogen; wat zullen zy worden, als wy hen in de dag des Oordeels zullen vergaderen, daar niets twijffelachtig zal

zen, en daar yder naar 't geen, dat hy verdient heeft, betaalt zal worden? Hen zal geen onrecht aangedaan worden. Zeg; Heer, gy bezit alle de Koninkrijken des werrelts; gy geeft de koninklijke staat aan de geen, die u goet dunkt. Van uw hant, ô Heer, koomt alles goets voort; gy zijt almachtig. Gy doet de nacht in de dag, en de dag in de nacht komen. Gy doet het leven uit de doot, en de doot uit het leven verschijnen. Gy verrijkt de geen, die u goetdunkt, zonder rekening daar af te houden. De gelovigen zullen d'ongelovigen niet gehoorzamen, tot d'uitsluiting der ware gelovigen. De geen, die zulks doet, onderhoud Gods Wet niet. Indien gy voor uw vyanden bevreest zijt, God wil dat gy noch meer vrees voor hem zult hebben; hy is een zekere toevlucht der vromen. Zeg tot hen: 't Zy gy 't geen, 't welk in uw harten is, verbergt, of openbaart, God weet alles; hy weet al 't geen, dat in de hemel, en op d'aarde is; hy is almachtig. Denkt op de dag, in de welk yder het goet en quaat, dat hy gedaan zal hebben, vinden zal. Gy zult dan wenschen van uw zonden gewasschen te zijn, en dat het getal van uw goede werken dat der quade werken overtreft. God wil dat gy hem

+

Bezie Gelaldyn.

vreest;+

hy is goedertieren tegen de genen, die hem aanbidden. Zeg tot hen: Indien gy God

bemint, zo volg my; God zal aan u 't leven geven, en uw zonden vergeven; hy is goedertieren en barmhartig. Zeg tot hen, gehoorzaamt God, en de Profeet. Indien zy tot hun zonde weêrkeeren, zo zal hy hen zeer strengelijk straffen; hy bemint

d'ongelovigen niet. God heeft Adam en Noah, Abrahams en Joachims geslacht verkozen; 't een koomt van 't ander voort. God verstaat en weet alles. Gedenk hoe

+

Bezie Kitabel tenoir.

Joachims gemalin zeide:+

Heer, ik heb de vrucht, die in mijn buik is, vry, en van alle zaken ontslagen, aan u gewijd, om u in de Tempel te dienen: ontfang hem van my, die hem aan u met genegentheit opöffer; gy verstaat en weet alles. Toen zy in 't kraambedde lag, zeide zy: Heer, ik ben van een dochter verlost; gy weet wat gy aan my gegeven hebt; ik heb haar Maria genoemt: ik zal, door uw hulp, haar, en haar nakomelingen van des duivels boosheit bewaren: ontfang haar Heer met een aangename ontfanging, en doe haar goede vruchten voortbrengen. Zacharias droeg zorg voor d'opvoeding van deze dochter; zo dikwijls als hy in zijn bedeplaats quam, vond hy daar duizentderhande vruchten van verscheide tijden. Hy zeide eens: O Maria, van waar komen deze vruchten voort? Zy antwoordde: Zy komen van God, die de geen, die hem goetdunkt, zonder

kening verrijkt. Zacharias bad toen de Heer, en zeide: Heer, geef aan my een geslacht, dat aangenaam aan u is, en uw geboden onderhoud. Heer, verhoor mijn gebeden.

+

Bezie Gelaldyn.

D'Engelen riepen hem, en zeiden tot hem:+

Ik boodschap u van Gods wegen, dat gy een zoon zult hebben , Joannes genoemt; hy zal verzekeren dat de Messias Gods Woort is, dat hy een groot man, kuisch, een Profeet, en een der rechtvaerdigen zal zijn. Heer, antwoordde Zacharias, hoe zou ik een zoon hebben? ik ben out, en mijn vrou is onvruchtbaar. D'Engel zeide tot hem: Dus doet God het geen, dat hem goetdunkt. Heer, zeide Zacharias, toon aan my enig teken van mijns gemalins zwangerheit. Het teken, dat ik aan u geven zal, antwoordde d'Engel, zal wezen dat gy in drie dagen niet, dan door tekenen, zult spreken; gedenk dikwijls aan uw Heer, loof hem des avonts en uchtens. Gedenk dat d'Engelen gezegt hebben: O Maria, God heeft u boven alle de vrouwen des werrelts verkozen en gereinigt; ô Maria,

gehoorzaam uw Heer, prijs hem, en aanbid hem met de genen, die hem aanbidden.

+

O Mahomet.

+

Ik vertel aan u hoe de zaak gebeurt is; gy waart niet by de Bedienaars des Tempels, toen zy hun pluimen geworpen hebben, om te loten, en om te zien wie onder hen voor Marias opvoeding bezorgt zou zijn: noch ook

niet, toen zy in deze zwarigheit gevallen zijn. Gedenkt hoe d'Engelen gezegt hebben: O Maria, God verkondigt aan u een Woort, van 't welk de Messias voortkomen zal, Jesus, Marias zoon, vol van eer in deze werrelt, en die in d'andere in 't getal der tusschensprekers by zijn goddelijke Majesteit zal wezen. Hy zal in de wieg spreken, gelijk een man van dartig tot vijftig jaren, en in 't getal der rechtvaerdigen wezen. Zy zeide: Heer, hoe zal ik een kint hebben, zonder een man aan te roeren? Hy antwoordde: Dus doet God het geen, dat hem goetdunkt; als hy iets schept, zegt hy: Zy, en 't is. Ik zal aan hem de Schriften, de geheimenissen van 't geloof, 't oude Testament, en 't Euangelium leren. Hy zal een Profeet zijn, aan de kinderen van Israël gezonden. Jesus zegt tot de kinderen van Israël: Ik ben tot u gekomen, met klare tekenen van mijn zending van uws Heers wegen. Ik zal u van 't slijk der aarde de gestalte van een vogel maken, en haar aanblazen, en zy zal terstont een vogel zijn, en door Gods toelating vliegen. Ik zal de blintgeborenen en melaatschen genezen, de doden opwekken, en aan u leren wat gy eten en niet eten moet. Dit zal aan u tot onderwijs dienen, zo gy in God gelooft. Ik ben gekomen om 't oude Testament, en 't geen, dat voor dezen aan u

geleert is, te bevestigen. Zeker, 't is aan u geoorloft van 't geen te eten, dat te voren aan u verboden was. Ik ben tot u gekomen, met de tekenen van mijn zending, de welken getuigen dat ik warelijk van uws Heers wegen gezonden ben, vreest God, en gehoorzaamt my. God is mijn en uw Heer; aanbid hem, dat is de rechte weg. Toen Jesus hun boosheit kende, zeide hy: Wie zal in mijn afweezen Gods Wet

ondersteunen? D'Apostelen antwoordden hem, wy zullen Gods Wet ondersteunen; wy geloven in zijn Eenheit; zy een getuig voor God dat wy ons geheel aan de wil van zijn goddelijke Majesteit overgegeven hebben: Heer, wy geloven in 't geen, dat gy geboden hebt, en hebben de Profeet, uw Apostel, gevolgt; schrijf ons in 't getal der gener, die uw Wet belijden. De Joden hebben tegen Jesus te zamen gespannen, en God heeft hun samenzwering tegen hen gekeert; hy weet de voorneemens der samenzweerders. Gedenk hoe de Heer gezegt heeft: O Jesus, ik zal u doen sterven, ik zal u tot my opheffen, van d'ongelovigen verwijderen, en de genen, die u

gehoorzaamt hebben, in de dag des Oordeels voor d'ongelovigen stellen. Gy zult in deze dag alle voor my vergadert zijn; ik zal de verschillen, die tusschen u zijn, oordelen, en de bozen in deze en in d'andere

werrelt straffen. Niemant van hen zal hen konnen beschermen. Ik zal de genen, die in my gelooft, en die goede werken gedaan hebben, vergelden. God bemint niet d'onrechtvaerdigen. Ik verhaal deze geheimenissen aan u, en leer u d'Alkoran. Jesus is by God gelijk Adam; God heeft hem van aarde geschapen, en gezegt: Zy,en hy was. Deze waarheit koomt van uw Heer voort; weest niet in 't getal der gener, die 'er aan twijffelen. Indien iemant tegen u van uw lering twist, zeg tot hen: Koomt, vergadert uwe en onze kinderen, uwe en onze wijven. Laat ons vergaderen, en onze gebeden tot God stieren: ik zal de vloek van zijn goddelijke Majesteit op de leugenaars leggen. Deze reden is geheel waarachtig, daar is geen God, dan d'enige almachtige en alwijze God: indien zy van zijn geboden afwijken, hy zal d'ongelovigen wel

+

Dit zijn de Joden, en de Christenen.

kennen. Zeg tot hen; O gy, die de Schrift weet,+

koomt met waarschijnelijke woorden tusschen u en ons. Aanbid ik een ander, dan u? Ik vergezelschap hem met niemant, en kan geen ander, als hem, voor Heer. Indien zy van de weg des geloofs afwijken, God zal de genen wel kennen, die d'aarde besmetten. Zeg tot hen; Zijt getuigen dat wy in God geloven. O gy, die de Schrift weet, twistreedent niet van Abrahams wet, te weten of hy 't oude

Testament, of 't Euangelium onderhield; zy wierden na hem onderwezen; misschien zult gy uw doling bekennen. O gy, die van 't geen, 't welk gy niet wist, getwistreedent hebt, Abraham was noch Jode, noch Christen; hy beleed Gods eenheit, hy was een ware gelovige, en niet in 't getal der ongelovigen. 't Volk, en bezonderlijk de genen, die in zijn tijt hem volgden, gelijk ook de Profeet Mahomet, en alle de ware gelovigen hebben de waarheit van zijn Wet gekent. Een deel der gener, aan de welken voor dezen de wetenschap van de Schrift gegeven was, willen u van de rechte weg afleiden, maar zy dwalen zelven daar af, en kennen hem niet. O gy, die de Schrift weet, verzwijgt niet boosaardiglijk Gods bevelen, bekleed de waarheit niet met de leugen, en verbergt haar niet met voordacht. Veel der gener, die de geschreve Wet weten, hebben van de dageraat af gezegt; Gelooft in 't geen, dat den genen geleert is, die in Gods Wet geloven, en hebben zelven des avonts in 't getal der ongelovigen geweest; zy zullen zich misschien bekeren. Gelooft alleenlijk den genen, die uw Wet volgen; zeg tot hen, Gods geleide is de ware geleide. Men heeft aan geen ander, dan aan u, de wetenschap, die aan u gegeven is, verleent. Indien d'ongelovigen in de dag des Oordeels tegen u voor uw

Heer twistreedenen, zo zegt tot hen: De genade koomt van Gods hant voort; hy is milt, en weet alles, hy vergeeft de geen, die hem goetdunkt, en is zeer barmhartig. Indien gy uw schat onder de handen van veel der gener vertrout, die de geschreve Wet weten, zo zullen zy hem getrouwelijk aan u weêrleeveren. Daar zijn ook veel lieden onder hen, die hem niet aan u zullen weêrgeeven, indien gy geen zorg daar voor draagt, om dat zy zeiden dat zy d'Arabiers niet geloofden; zy lasteren tegen God, en kennen hun lasteringen. De geen, die 't geen voldoet, dat hy belooft heeft, en die God vreest, zal van God bemint zijn; hy bemint de genen, die zijn vrees voor d'ogen hebben. De genen, die om enige winst zijn geboden veranderen, zullen geen deel in 't Paradijs hebben; hy zal hen niet beschermen, en in de dag des Oordeels niet aanschouwen: hy zal hen niet vergeven; en zy zullen zwarelijk gestraft worden. Onder hen zijn lieden, die in 't lezen de Schrift veranderen, en vroedmaken willen dat het geen, 't welk zy zeggen, in de Schrift staat, schoon 't 'er niet in is. Zy lasteren en konnen hem wel. God had de Schriften, de wetenschap en voorzeggingen niet aan de mensch gegeven, om aan 't volk te zeggen, Aanbid my in plaats van God, maar om te zeggen, Onderhoud

+

Bezie Kitabel tenoir.

lijk het geen dat gy in de Schrift geleert hebt, en dat gy leest.+

God gebied niet aan u d'Engelen, noch de Profeten t'aanbidden; zal hy dan de boosheit aan u gebieden, na dat hy zijn Wet aan u geleert heeft? Gedenkt dat hy de beloften van de Profeten ontfangen heeft, om zonder vrees zijn geboden te verkondigen, en dat hy de Schrift en wetenschap aan u heeft geleert, en dat daar na een Profeet gekomen is, die de lering, de welke aan u geleert was, bevestigt heeft, op dat gy in zijn woorden zoud geloven. Hebt gy zulks niet beproeft? hebt gy niet het geen, 't welk aan u belooft was, ontfangen? Wy hebben 't ontfangen. Weest dan getuigen tegen u zelven, en tegen de genen, die u volgden; en ik zal getuig tegen u en hen zijn. De genen, die van de rechte weg zullen afdwalen, zullen bozen wezen. Begeren sy een andere,dan Gods Wet, t'onderhouden? Al 't geen, dat in de hemel, en op d'aarde is, gehoorzaamt hem gewilliglijk, of door gewelt, en gy zult alle eens voor hem vergaderen, om geoordeelt te worden. Zeg hen: Wy geloven in God, in 't geen, dat hy ons ingeblazen, en in 't geen, dat hy Abraham, Isaak, Jakob, en de Stammen ingegeven heeft, in al 't geen, dat door Moises, Jesus, en in 't algemeen door alle de Profeten van Gods wegen bevolen is; en wy geheellijk aan zijn wil

overgegeven. D'offeringen der gener, die een andere wet, als de Wet der zaligheit, begeren te volgen, zullen niet aangenaam wezen: zy zullen in d'andere werrelt in 't getal der verlorenen gestelt worden. God heeft niet de genen geleid, die de boosheit volgden, na dat zy zijn Wet hadden beleden, en door de klare en blijkelijke tekenen, die aan hen verschenen zijn, gezien en getuigt dat de Profeet waarachtig is. God geleid niet d'onrechtvaerdigen. Zy zullen voor eeuwig van zijn goddelijke Majesteit, van d'Engelen, en van alle de werrelt vervloekt zijn. Zy zullen geen verlichting in hun straffing vinden, en in de dag des Oordeels van bescherming berooft zijn, uitgezondert de genen, die zich zullen bekeren, en goede werken doen, aan de welken