• No results found

Mediatieanalyses: Is ouderlijke contingente zelfwaarde een mediator in de relatie tussen de verschillende soorten omgevingsdruk en psychologische controle?

HOOFDSTUK 4: EIGEN ONDERZOEK RESULTATEN

4.6. Mediatieanalyses: Is ouderlijke contingente zelfwaarde een mediator in de relatie tussen de verschillende soorten omgevingsdruk en psychologische controle?

In sectie 4.5 zagen we reeds dat OCZW fungeerde als een partiële mediator in de relatie tussen globale omgevingsdruk en een psychologisch controlerende opvoedingsstijl. Uit de Factoranalyse konden we één globale omgevingsdruk-factor halen (waarmee we in punt 4.5 werkten), maar we konden echter ook mooi de zes verschillende bronnen van omgevingsdruk terugvinden. Ging het gevonden mediatiemodel evenzeer op voor elk van deze? Stapsgewijze regressieanalyses werden uitgevoerd volgens de methode van Baron en Kenny (1986), voor elk soort omgevingsdruk afzonderlijk.

De werkwijze was volledig analoog aan de bovenstaande mediatieanalyse voor globale omgevingsdruk. In een eerste stap gingen we na of er een direct verband bestond tussen elke soort bron voor omgevingsdruk (onafhankelijke variabelen) en de ouderlijke opvoedingsstijl psychologische controle (afhankelijke variabele) (= Stap 1).

Ten tweede onderzochten we de samenhang tussen elke soort omgevingsdruk (als onafhankelijke variabelen) met OCZW (mediator) (= Stap 2). In een derde stap wouden

Predictoren (OV)

51

we het verband tussen OCZW (mediator) en psychologische controle (onafhankelijke variabele) aantonen, daarbij controlerend voor het effect van elke soort omgevingsdruk (als onafhankelijke variabele). (= Stap 3). Ten slotte dienden we in de laatste stap aan te tonen dat het oorspronkelijke directe verband tussen elk soort omgevingsdruk en psychologische controle uit Stap 1 verkleinde of verdween nadat OCZW als mediator werd toegevoegd aan de regressieanalyse (= Stap 4). De resultaten van telkens afzonderlijke stapsgewijze regressieanalyses per soort omgevingsdruk zijn te vinden in Tabel 9.

Tabel 9.

Bètacoëfficiënten voor de telkens afzonderlijke Regressieanalyses met OCZW als Mogelijke Mediator in de Relatie tussen de Verscheidene Soorten Omgevingsdruk Afzonderlijk en Psychologische Controle (AV) – data moeder en vader

* p < .05. ** p < .01. *** p < .001.

Resultaten

52

Noot. Stap 1 = regressiecoëfficiënten van de voorspelling van AV op basis van OV; Stap 2 = regressiecoëfficiënten van de voorspelling van OCZW (mediator) op basis van OV; Stap 3 = regressiecoëfficiënten van de voorspelling van de mediator op basis van de AV, controlerend voor het effect van OV; Stap 4 = regressiecoëfficiënten van de voorspelling van AV op basis van OV na invoeging van de mediator OCZW. Voor elk soort omgevingsdruk werd deze regressieanalyse apart uitgevoerd.

Om het directe verband tussen de verscheidene vormen van omgevingsdruk met een psychologisch controlerende opvoedingsstijl aan te tonen, voerden we een regressieanalyse uit volgens Stap 1. Net zoals we bij globale omgevingsdruk konden zien, voorspellen ook hier alle zes de soorten omgevingsdruk afzonderlijk een psychologisch controlerende opvoedingsstijl op een significant positieve manier. Wat opviel, was dat druk afkomstig vanuit de media slechts significant was op niveau p <

.05. Deze bron leek met andere woorden wat uit de boot te vallen in het voorspellen van psychologische controle. Media vertoont minder samenhang dan de andere bronnen van omgevingsdruk. Dit patroon vonden we zowel terug voor moeders als vaders. Voor vaders was ook de druk afkomstig van de school minder sterk significant in vergelijking met druk van de partner, eigen ouders, competitieve maatschappij en andere ouders. Dit laatste vonden we niet terug bij de moederdata.

In een volgende stap (= Stap 2) voerden we een regressieanalyse uit om te onderbouwen dat de verscheidene soorten omgevingsdruk tevens elk op zich een voorspeller konden zijn van OCZW. De resultaten waren allen significant en schoven zoals vooropgesteld een positief verband naar voren. Vooral druk afkomstig van de partner en van de eigen ouders leken een grote invloed te hebben in de voorspelling van OCZW. Ouders die veel druk vanuit de omgeving ervoeren, in het bijzonder vanwege partner en eigen ouders, lieten in hogere mate hun zelfwaarde afhangen van de prestaties van hun kind.

Een volgende regressieanalyse werd uitgevoerd om aan te tonen dat OCZW een voorspeller was van een psychologisch controlerende opvoedingsstijl (= stap 3), en dit één voor één afzonderlijk controlerend voor het effect voor elke soort omgevingsdruk.

53

Identiek aan het resultaat van Stap 3 bij de analyses bij globale omgevingsdruk, konden we ook hier afleiden dat OCZW weldegelijk een positieve predictor was voor psychologische controle. Ouders die een hoge mate van OCZW ervoeren, die met andere woorden hun zelfwaarde sterk lieten afhangen van de prestaties die hun kind neerzette, voelden zich meer geneigd om psychologisch controlerend op te treden. De resultaten verkregen door de moeder lagen hier hoger dan die van de vader. Voor moeders leek deze relatie met andere woorden nog meer of sterker op te gaan.

In de laatste en vierde Stap onderzochten we via een regressieanalyse of OCZW evenzeer een (partiële) mediator zou vormen in de relatie tussen elk van de verschillende soorten omgevingsdruk en ouderlijke psychologische controle. Gezien de resultaten voor moeder en vader in deze stap afweken van elkaar, zullen we ze apart en achtereenvolgens bespreken.

Uit de analyses van de moederdata bleek dat de relatie tussen de soorten omgevingsdruk en psychologische controle uit Stap 1 slechts gedeeltelijk verdween na het invoegen van OCZW als mediator. Het partiële mediatiemodel dat we reeds gevonden hadden bij globale omgevingsdruk, ging aldus ook op voor de specifieke soorten omgevingsdruk afzonderlijk. Dit gold voor alle soorten omgevingsdruk, op één uitzondering na: media. Voor druk vanwege de media viel het verband uit Stap 1 - dat toen al niet zo groot was – geheel weg en konden we spreken van een volledige mediatie. De andere soorten omgevingsdruk voorspelden deze opvoedingsstijl deels op een rechtstreekse wijze, en deels via de mediatie van OCZW.

Wanneer we de resultaten op basis van de vaderdata bekeken, merkten we dat het partieel mediatiemodel enkel voor druk afkomstig van andere ouders en van de competitiegerichte maatschappij opging. Druk vanwege andere ouders en vanuit de competitiegerichte maatschappij voorspelden dus deels direct ouderlijke psychologische controle, en deels werd deze bepaald door de mediator OCZW. Voor de andere bronnen van omgevingsdruk (media, school, partner, eigen ouders) viel het verband uit Stap 1 volledig weg. Bij deze konden we opnieuw spreken van een volledige mediatie door OCZW. Deze hadden met andere woorden geen rechtstreekse invloed op de opvoedingsstijl van de vader.

Resultaten

54

De wijze waarop OCZW een rol speelde in de relatie tussen omgevingsdruk en ouderlijke psychologische controle leek dus niet volledig gelijk bij moeders dan bij vaders. Of er sprake was van partiële dan wel volledige mediatie varieert bovendien naargelang de specifieke soort omgevingsbron.

We voerden finaal de Sobeltest (Sobel, 1982) nog uit om na te gaan of ook het indirect effect van elke specifieke vorm van omgevingsdruk (Onafhankelijke variabele) op psychologische controle (Afhankelijke variabele) via OCZW (Mediator variabele) via deze analyse significant was. Alle resultaten waren significant te noemen – ook volledig in lijn met de resultaten bij globale omgevingsdruk - en golden als bevestiging voor de hierboven vermelde bevindingen. Concreet kregen we voor de moederdata;

druk vanwege andere ouders S = 4.41 (p < .001), druk vanuit de competitiegerichte maatschappij S = 3.63 (p < .001), druk van de partner S = 4.57 (p < .001), druk van de eigen ouders S = 4.47 (p < .001), druk van school S = 4.61 (p < .001) en druk van de media S = 3.66 (p < .001); en voor de vaderdata respectievelijk S = 3.55 (p < .001), S = 3.33 (p < .001), S = 3.74 (p < .001), S = 3.73 (p < .001), S = 3.79 (p < .001) en S = 2.95 (p <

.001).

55

HOOFDSTUK 5: EIGEN ONDERZOEK