• No results found

Veenselectie

De bedoeling van hoofdstuk 3 en 4 was om de geschiktheid voor de faunasoorten van zoveel mogelijk veentjes te toetsen en daarnaast om een grof overzicht te krijgen tussen de effecten van (verschillende type) boszones op de hierboven behandelde parameters. Hiervoor werd een zo groot mogelijke steekproef genomen (42 venen, zie bijlage 1) verspreid over Noord- en Zuid-Nederland en de Ardennen in België. De randvoorwaarden waaraan de venen moesten voldoen waren voor deze analyse dat het preferentieel Heideveentjes (H7110B) of eventueel Zure vennen (H3160) betrof. De venen zijn geselecteerd volgens de volgende criteria, met een voorkeur voor venen waar 1 of meer van de betreffende faunasoorten voorkomt of ooit voorkwam:

1. Veen (H7110B) omgeven door loofbos (ca 75% bomen in een straal van 200m waarvan ruwweg minstens 2/3e loofbomen zijn), zonder verstoring (akkers, graslanden in

landbouwgebruik, wegen of sloten in een straal van 200m).

2. Veen (H7110B) omgeven door loofbos (ca 75% bomen in een straal van 200m waarvan ruwweg minstens 2/3e loofbomen zijn), met verstoring (akkers, graslanden in

landbouwgebruik, wegen of sloten in een straal van 200m).

3. Veen (H7110B) omgeven door naaldbos (ca 75% bomen in een straal van 200m waarvan ruwweg minstens 2/3e naaldbomen zijn), zonder verstoring (akkers, graslanden in

landbouwgebruik, wegen of sloten in een straal van 200m).

4. Veen (H7110B) omgeven door naaldbos (ca 75% bomen in een straal van 200m waarvan ruwweg minstens 2/3e naaldbomen zijn), met verstoring (akkers, graslanden in

landbouwgebruik, wegen of sloten in een straal van 200m).

5. Veen (H7110B) omgeven door open korte vegetatie (heide) (ca 75% korte vegetatie in een straal van 200m), zonder verstoring (akkers, graslanden in landbouwgebruik, wegen of sloten in een straal van 200m).

6. Veen (H7110B) omgeven door open korte vegetatie (heide) (ca 75% korte vegetatie in een straal van 200m), met verstoring (akkers, graslanden in landbouwgebruik, wegen of sloten in een straal van 200m).

In Noord en Zuid-Nederland zijn er 3 replica’s van elke categorie genomen en in de Ardennen betreft dit 1. Voor een overzicht van de locaties zie Afbeelding 3-1.

Afbeelding 3-1: Verspreiding van de geselecteerde plots in Nederland.

53

Analyse GIS studie

Om te bepalen of het habitat in de 40 locaties geschikt is voor het voorkomen van de soorten, is er allereerst gekeken naar een aantal voorwaarden waar het habitat aan moet voldoen (Tabel 3-11). Daarna zijn de uitkomsten gecorrigeerd voor de data die in het veld gemeten/bepaald werd in de regionale veldstudie (zie hoofdstuk 4.2. voor de gebruikte methoden). Hiermee werden de resterende venen getoetst aan de hand van parameters die van belang zijn voor de soort. Denk hierbij aan de ontwikkeling van het habitat, bedekking van waard- en voedselplanten, en het oppervlakte geschikt habitat. Van A. nemorivagus is simpelweg te weinig bekend om

randvoorwaarden op te stellen. Daarnaast is er ook geen verspreidingsdata aanwezig van deze soort in de NDFF-dataset, daarom is ervoor gekozen om de analyse voor deze soort niet uit te voeren. Hieronder wordt per parameter besproken hoe deze bepaald werd en welke data/kaarten hiervoor gebruikt zijn.

Soort Criteria Randvoorwaarde

B. aquilonaris Oppervlakte habitat Oppervlakte nat natuurlijk terrein minimaal 0,8 ha

Aanwezige flora Voorkomen V.oxycoccus en E.tetralix

Aanwezige veenmos Voorkomen bultvormend veenmos

Dispersie Voorkomen populatie binnen 1km

P. optilete Oppervlakte habitat Oppervlakte nat natuurlijk terrein minimaal 0,8 ha

Aanwezige flora Voorkomen V.oxycoccus en E.tetralix

Dispersie Voorkomen populatie binnen 1km

C. tullia Oppervlakte habitat Oppervlakte nat natuurlijk terrein minimaal 0,3 ha

Aanwezige flora Voorkomen E. vaginatum en E.tetralix

Dispersie Voorkomen populatie binnen 1km

A. subarctica Oppervlakte habitat Oppervlakte nat natuurlijk terrein minimaal 10m2

Landgebruik Voorkomen 50% bos in 200m en 70% bos in 500m

Aanwezige veenmos Voorkomen Sphagnum sp.

S. arctica Oppervlakte habitat Oppervlakte nat natuurlijk terrein minimaal 10m2

Landgebruik Voorkomen 50% bos in 200m en 70% bos in 500m

Aanwezige veenmos Voorkomen Sphagnum sp.

L. dubia Oppervlakte habitat Voorkomen minimaal 10m2 open water binnen veen

Landgebruik Voorkomen 40% bos in 200m

Aanwezige veenmos Voorkomen niet bultvormende veenmossen

F. picea Oppervlakte habitat Oppervlakte nat natuurlijk terrein in veen >0,5 ha OF >10 ha in veen en 500m

Aanwezige flora Voorkomen minstens 1 van de volgende soorten: E. tetralix, T. cespitosum

Aanwezige veenmos Voorkomen bultvormend veenmos

Dispersie Voorkomen populatie binnen 1km

A. ericeti Oppervlakte habitat Oppervlakte nat natuurlijk terrein minimaal 5 ha

Aanwezige veenmos Voorkomen bultvormend veenmos

Dispersie Voorkomen populatie binnen 1km

P. aterrimus Landgebruik Voorkomen open water binnen veen

Aanwezige flora Voorkomen E. vaginatum

Tabel 3-11: De randvoorwaarden per soort samengevat op basis van de ecologische profielen uit hoofdstuk 3.2. A. nemorivagus ontbreekt aangezien hier te weinig informatie van bekend is.

Table 3-11: Prerequistites summarized per species derived from the ecological profiles from chapter 3.2. Data for A. nemorivagus is missing due to insufficient data.

De venen zijn geselecteerd vanaf een luchtfoto van 2016 die op het zicht voldeden aan

bovenstaande criteria. Vervolgens zijn de geselecteerde venen ingetekend als polygonen aan de hand van dezelfde luchtfoto. Hierbij werden ook bestaande landgebruikskaarten (Grondgebruik, Natura 2000, Corine) gebruikt ter controle. Daarnaast is het omringend landgebruik in een straal van 500 meter rond de venen ingedeeld in 8 categorieën, waarna deze handmatig als polygonen ingetekend zijn. Dit is gedaan op basis van dezelfde luchtfoto met behulp van de bovenstaande landgebruikskaarten. Het betreft de volgende categorieën: loofbos, naaldbos, droog natuurlijk terrein, nat natuurlijk terrein, open water, agrarisch, wegen, en bebouwing.

54

De kaart is wederom gecontroleerd met dezelfde landgebruikskaarten. Overlappende polygonen zijn geïdentificeerd met de functie Intersect, waarna met de functie Clip de overlap weggewerkt is. Met behulp van de functie Calculate geometry werden de oppervlaktes van voortplantings- en foerageerhabitat uitgerekend aan de hand van deze shapefiles. Nat natuurlijk terrein werd gebruikt voor het voorkomen van habitattype H7110B en voor verstoring werd de som van agrarisch, wegen en bebouwing gebruikt.

Afbeelding 3-2: Voorbeelden van de aanpak in GIS aan de hand van een voorbeeldveen LB+1. Linksboven staan de landgebruikstypen, met in het midden het veentje (roodomrand). Het landgebruik is ingetekend in een buffer van 500m rond de buitenkant van het veen. De open stukken betreffen “Droog natuurlijk terrein”. Rechtsboven staan de buffers rond het meetpunt (50m en 200m) en het intrekgebied zoals gebruikt in hoofdstuk 4. Linksonder staat de

verspreidingsdata van plantensoorten aangeleverd door de NDFF en rechtsonder staat de verspreidingsdata van de doelsoorten.

Image 3-2: Examples of the GIS approach for an examplary bog LB+1. Figure on the top left shows the different landuse types within 500m around the bog. Open patches are “Dry natural terrain”. Image on the top right show the different buffers around the measurement point (50m en 200m) and the catchment area as used in chapter 4. Image on the bottom left shows the

distribution data of the plant species derived from the NDFF-database. Image on the bottom right shows the distribution data of the target species.

Voor de aanwezigheid van planten- en veenmossoorten is gebruik gemaakt van data verkregen van het NDFF. Deze data is eerst schoongemaakt door enkel data op een schaal van 1:10.000 te gebruiken en enkel data van de afgelopen 10 jaar te gebruiken. Voor aanwezigheid van veenmossen werden alle veenmossoorten gebruikt, voor de aanwezigheid van bultvormend veenmos enkel de aanwezigheid van S. rubellum, S. magellanicum, en S. papillosum. Om het voorkomen van deze soorten binnen het veen te bepalen werd de NDFF data gekoppeld aan de polygonfile van de venen middels de functie Intersect. Uiteindelijk werden de vegetatieopnames uit hoofdstuk 4 gebruikt om resultaten te verklaren en/of aan te vullen. Voor de ordinaties is naast

55

enkel het voorkomen van soorten ook de gemiddelde bedekking en/of aantallen per soort bepaald. Voor de aanwezigheid van andere populaties binnen 1 km is een buffer met een straal van 1 km rond de venen getrokken en hierin het voorkomen van de soorten bepaald met de functie

Intersect. Ook deze data zijn eerst schoongemaakt op dezelfde wijze als de vegetatiedata. Om te

testen welke variabelen significant bijdragen aan het voorkomen van de soorten is gebruik gemaakt van een logistische regressie in R.

Analyse regionale studie

Om de resultaten van de veldstudie te koppelen aan het type omringend landgebruik van de venen zijn er buffers rond de meetpunten getrokken met verschillende afstanden middels Buffer

(analysis) -> input: vennenpoly24-07-2017, Side type: outside only, Method: Planar, Dissolve type: None. Output:

- 50 m voor het effect van landgebruik op bladval en microklimaat, - Intrekgebied voor het effect van landgebruik op grondwaterstromen.

Daarna is het oppervlakte van de buffers zelf bepaald middels Calculate geometry en daarna ook het oppervlak van elk van de landgebruikscategorieën binnen de verschillende buffers middels

Intersect en vervolgens Calculate geometry. Omdat ook het oppervlakte van het intrekgebied en

het landgebruik hierin van belang is zijn ook de intrekgebieden voor de venen bepaald. De oppervlaktes van de intrekgebieden en de landgebruikscategorieën hierbinnen zijn op dezelfde wijze berekend als voor de buffers hierboven. Met uitzondering dat hiervoor het intrekgebied voor het hele veen bepaald werd en niet enkel voor het meetpunt.

De intrekgebieden zijn berekend aan de hand van hoogte data van het Actueel hoogte bestand, resolutie 5x5 meter maaiveld. Deze werden geselecteerd aan de hand van de rastervakken van het AHN-units, waarin de vennen lagen. Dit leverde 27 rasters op die gekoppeld werden middels

mosaic to new raster, met number of bands = 1 en pixel type = 32 bit FLOAT die decimalen

ondersteund. Output: Samen2 2017-12-12. Van dit raster werd een flow direction kaart gemaakt met Flow Direction, waarna deze gecontroleerd werd op het voorkomen van sinks met de functie

Sink. De sinks zijn vervolgens automatisch opgevuld met behulp van de functie Fill.

Aangezien er gaten in het hoogtemodel zitten (met name bij open water) werd een buffer rond de vennen getrokken van 5 meter, waarbij het binnenste bewaard bleef. Zo werd ervoor gezorgd dat alle randen overlapten met het hoogte model. De buffer werd vervolgens omgezet naar een rasterfile met de functie polygon to raster, waarbij als celgrootte 1 meter werd gekozen.

Vervolgens werden de intrekgebieden berekend aan de hand van de opgevulde flow direction kaart en werd de rasterfile van de vennen als pour points gebruikt. De watersheds werden vervolgens terug omgezet naar een shapefile met polygons, met de functie Raster to polygons. Vervolgens is het landgebruik binnen de watersheds berekend met behulp van de functie Spatial join.

56